Saturday 26 December 2020

Jezus het Crisiskind

 Heilige Familie 2020

 

Nadat de dagen van hun reiniging vervuld waren
volgens de wet van Mozes,
brachten zijn ouders Jezus naar Jeruzalem
om Hem op te dragen aan de Heer,
volgens het voorschrift van de Wet des Heren:
Elke eerstgeborene van het mannelijk geslacht
moet aan de Heer worden toegeheiligd,
en om volgens de bepaling van de Wet des Heren
een offer te brengen,
namelijk een koppel tortels of twee jonge duiven.
Nu leefde er in Jeruzalem een zekere Simeon,
een wetgetrouw en vroom man,
die Israëls vertroosting verwachtte,
en de Heilige Geest rustte op hem.
Hij had een godsspraak ontvangen van de Heilige Geest
dat de dood hem niet zou treffen,
voordat hij de Gezalfde des Heren
zou hebben aanschouwd.
Door de Geest gedreven
was hij naar de tempel gekomen.
Toen de ouders het kind Jezus daar binnenbrachten,
om aan Hem het voorschrift der Wet te vervullen,
nam ook hij het kind in zijn armen
en verkondigde Gods lof met de woorden:
“Uw dienaar laat gij, Heer,
nu naar uw woord in vrede gaan:
mijn ogen hebben thans uw Heil aanschouwd,
dat Gij voor alle volken hebt bereid;
een licht dat voor de heidenen straalt,
een glorie voor uw volk Israël.”
Zijn vader en moeder stonden verbaasd
over wat van Hem gezegd werd.
Daarop sprak Simeon over hen een zegen uit
en hij zei tot Maria, zijn moeder:
“Zie, dit Kind is bestemd
tot val of opstanding van velen in Israël,
tot een teken dat weersproken wordt,
opdat de gezindheid van vele harten
openbaar moge worden;
en uw eigen ziel
zal door een zwaard worden doorboord.”
Er was ook een profetes, Hanna,
een dochter van Fanuël, uit de stam van Aser.
Zij was hoogbejaard
en na haar jeugd
had zij zeven jaren met haar man geleefd.
Nu was zij een weduwe van vierentachtig jaar.
Ze verbleef voortdurend in de tempel
en diende God dag en nacht door vasten en gebed.
Op dit ogenblik kwam zij naderbij,
dankte God en sprak over het Kind tot allen
die de bevrijding van Jeruzalem verwachtten.
Toen zij alles volbracht hadden
volgens de wet des Heren,
keerden zij terug naar Galilea, naar hun stad Nazaret.
Het Kind groeide op
en werd sterk, vol van wijsheid,
en de genade van God rustte op Hem.
 

 

Broeders en zusters in Christus

 

Als we terugkijken naar dit jaar dat voorbij is, kunnen we misschien denken aan de woorden van de hoofdpersoon uit de roman “de Avonden”, van Gerard Reve: “Het gaat slecht, verder gaat het goed”.

Geen enkele tijd is alleen maar goed of kwaad. Ook nu niet terwijl zo`n grote crisis gaande is.  We kunnen terugkijken en denken: wat gek hoe het allemaal gelopen is, hoe onvoorspelbaar was dit allemaal wel niet, wat werden verrast door dit en door dat… En toch, waren de tekens eigenlijk wel duidelijk. De tijd er rijp voor was dat er zo`n grote omwenteling in onze wereld stond te gebeuren.

Na de vette jaren is er een magere tijd. Dat is de gang van de geschiedenis.

En zoals we nu denken: “wat was dat alles onverwacht” – zo denken we misschien over een paar jaar. “Wat vreemd dat we het al die tijd niet zagen komen!”. De tekens waren toch duidelijk..”

Ik wil vandaag op het feest van de Heilige Familie ingaan op de woorden van Simeon, een oude man die zoveel Geestvervulde levenservaring had dat de toekomst voor hem niet versluierd was. En die van de profetes Hannah die door haar hele leven waarin ze Gods nabijheid had gezocht ook de werken van God leerde herkennen.

Simeon en Hannah herkennen het kind Jezus op hun eigen manier. Wie Hij is en wat Hij gaat betekenen. Het oude loopt op zijn einde, het nieuwe komt er aan. Als dat gebeurt, het oude loopt vast en het nieuwe moet nog komen, gebeuren er moeilijke dingen en zijn er veel conflicten. Niemand weet dan hoe het verder moet. Men moet wachten op wat of wie er komt. Iemand die een brandpunt wordt van alle hoop en verwachting, die de nieuwe tijd inluidt.

En als hij komt dan moet men een standpunt innemen. Voor of tegen. Met hem of tegen hem. Het nieuwe avontuur aangaan of tegen de klippen op verdedigen wat al voorbij is.

Jezus is niet alleen het Christuskind, hij is ook crisiskind. Hij wordt geboren op hett moment dat het oude óp is. De tempeldienst, de politieke onafhankelijkheid van het Joodse volk, alles wat men belangrijk vond was aan zijn einde. De macht was gecorrumpeerd en de wrede Romeinen konden doen en laten wat ze wilden.

Elke crisis heeft zijn eigen tijd en duur. Zoals alles heeft een crisis een begin, een middenstuk en ook een einde. Een crisis kan niet voortijds worden opgelost of afgesloten, het heeft alle tijd nodig die er voor staat. Er komt een moment waar álles op scherp wordt gezet. Voor Simeon is het duidelijk. Jezus zal met dát moment te maken hebben.

Een crisis maakt alles zichtbaar, om te beginnen wat er in het harten van de mens leeft. Je kan geen  masker meer op houden. Wat in het hart leeft wordt openbaar.  Dat is voor sommige mensen een grote ramp, maar voor ons is het een bevrijding om niet meer gegijzeld te worden door de buitenkant.

We zien het om ons heen. Sommigen, zelfs hooggeplaatste mensen blijken helemaal niet te zijn wie ze waren, en het is opeens pijnlijk zichtbaar. Sommigen die altijd sterk leken blijken opeens zwak en behoeftig. Ze zijn de hele dag kwaad op wat niet kan. Vorig jaar hielden ze nog verhalen over dat je altijd maar zelfredzaam moest zijn (net zoals zij!) maar nu is er van die zelfverzekerdheid niets meer over en gaat het met hen net zo slecht, of slechter, dan met al die gewone mensen waar ze zo op neerkeken.

We zien ook het tegenovergestelde. Sommige mensen zijn tegen alle verwachtingen in helemaal opgeveerd. Het was misschien moeilijk in het begin, als je alles in duigen ziet vallen, maar nu worden er opeens grote bronnen van kracht en inspiratie aangeboord. Die mensen weten er ook bij anderen de moed in houden en kunnen anderen helpen. Ze kunnen natuurlijk niet alles doen maar ze doen toch heel wat. En ook als ze het zelf wel eens moeilijk hebben weten ze toch de lichtpuntjes te vinden en helpen ze zichzelf en anderen vooruit. Daar wordt iedereen beter van!

En een jaar geleden misschien nog van die mensen dacht dat ze maar heel gewoontjes waren, of misschien zelfs een beetje achteraan liepen qua begaafdheid of innerlijke kracht. De eersten blijken zo de laatsten, en de laatsten de eersten. De eersten vallen, de laatsten staan op.

En in de eerste jaren van onze jaarstelling, in het land van Israël, gebeurt dat alles omdat er iemand komt die zichtbaar maakt hoe de harten er werkelijk voorstaan. Maskers vallen af, en spiegels worden voorgehouden. Jezus maakt alles anders. Hij bevraagt de mensen wat ze doen, en waarom. Hij laat door zijn voorbeeld zien dat mooie alleen geen weg naar de toekomst banen. Hij pakt de verwachtingen van zijn tijd bij de lurven en keert ze ondersteboven.

Mensen die dat doen maken veel los, en nog veel meer als ze de Zoon van God zijn, en spreken met gezag. Hij komt onverwachts. Hij is iemand die er gewoontjes uitzag, niks bijzonder. “Is dat niet de zoon van de timmerman?” Zullen de mensen in Nazareth zeggen. “Wie denkt hij wel niet dat hij is?”. “Iemand die zo eenvoudig  is”, zegt iemand anders, ”moet maar niet zoveel praatjes hebben.” En een derde wil de landvoogd al bellen, zo`n onruststoker kunnen ze hier niet gebruiken!

Christus’ woorden brengen twee dingen. Ze brengen vijandschap, want de eersten vinden het niet leuk om opeens de rode lantaarn in de handen gedrukt te krijgen en ze brengen ook bevrijding – bevrijding voor iedereen die altijd laatste kwam maar nu in de eindsprint opeens iedereen inhaalt.

Laten we deze zondag dus in onszelf keren. Wat voelen wij? Voelen wij ons bedrukt? Tekort gedaan? Zijn we boos? En op wie dan? Of voelen we toch blijdschap, om de lichtpunten van het leven? Blijdschap omdat we weten dat ook grote rampen weer voorbij gaan. Blijdschap omdat we kleine wonderen zien die de Heer in ons midden doet. Blijdschap misschien ook omdat we die spiegel voorgehouden kregen en er uit hebben mogen leren. Vallen is spijtig, maar niemand dwingt je te blijven liggen.

Broeders en zusters, ik kan u geen gouden bergen beloven voor volgend jaar. Er zijn hoopvolle tekens, maar de moeilijkheden kunnen nog lang aanhouden. Ik hoop wel dat de ontmoeting met God in deze moeilijke tijd vruchtbaar kan zijn, dat we door zijn ontmoeting kunnen opstaan en niet krachteloos zullen neervallen wanneer Hij voorbijkomt. Christus de Heer.

Amen.

 

 

 

Thursday 24 December 2020

Kerstmis 2020: Het Kerstverhaal van oma en opa Anna en Joachim.

 Broeders en zusters,

Elk jaar vieren we samen Kerst, ook dit jaar waarin alles anders is, we luisteren naar het oude verhaal van 2020 jaar geleden. Over een man en een vrouw die weg moeten van huis en haard en op een vreemde plaats, waar geen plek voor hen is moeten verblijven. De vrouw krijgt daar in een stal in Bethlehem een kind, een kind dat alles anders zal maken, een kleine Koning. We lezen dat verhaal elk jaar. En hoe vaak we dat ook doen, het gaat nooit uit de tijd.

Maar er zijn verhalen daar om heen.  Ik wil één zo`n verhaal vertellen. De Traditie van de Kerk spreekt over de moeder van Maria, Anna, en haar vader Joachim. En in deze stille en donkere dagen moest ik veel aan hen denken. Oma en opa Anna en Joachim. Zij horen ook thuis in ons kerstverhaal.

Oma Anna woont met opa Joachim in Jeruzalem. Normaal komt elke kerst Maria op bezoek maar dit jaar is anders. Het is stil in huis. 

Er gelden in het hele land strenge regels over wie waar heen mag!. De ene moet naar die plaats en de ander naar die. En je mag niet zelf uitmaken waar je gaat of staat. Of met hoeveel mensen je samen wil komen. Dit jaar is alles anders dan normaal. Het is het jaar 0, het jaar waarin alles anders is, een jaar waar van iedereen hoopt dat het gauw voorbij zal zijn.

Vooral opa Joachim, ik stel me voor dat hij veel moppert op de regels. Over welke nieuwe regel er nu weer is, op wat niet mag, en wie wel wát mag, en dat het niet eerlijk is. Joachim mag niet meer zo lang op internet van Anna. “Dat is slecht voor je hart”, zegt ze dan.

Oma Anna denkt aan haar jongste dochter Maria, die nu ongeveer uitgerekend zou moeten zijn. En in plaats van dat ze samen met Jozef in hun gezellige huis in Nazareth zijn of fijn op bezoek in Jeruzalem, moeten ze helemaal naar Bethlehem toe. En ze is nu ongeveer uitgerekend. “En je zal zien dat er vast geen plek meer is in de herberg” bromt opa Joachim. Hij had tóch even op internet gekeken en zag natuurlijk dat alles volgeboekt was.

De schrik slaat oma Anna om het hart. Hoe moet dat allemaal goed komen? Bethlehem is niet eens zo ver weg maar dat maakt nu niet uit. Je mag er niet zomaar heen, en mensen uit Bethlehem mogen niet naar Jeruzalem. Zonder een apart pasje mag je niet langs de wegafzetting.

Het is maar een verdrietige kerst dit jaar. Oma Anna moet er diep van zuchten en staart naar buiten. Maar dan ziet ze iets bijzonders, in de hemel, nét boven Bethlehem. Er straalt een heldere ster. Één die zij nog nooit gezien heeft. “Joachim, kom eens gauw!” zegt ze en ze wijst naar die nieuwe heldere plek.  En Joachim is zo onder de indruk dat hij helemaal vergeet te mopperen. Het lijkt wel alsof de ster iets aanwijzen wil: het licht valt op Bethlehem, waar Jozef en Maria zijn. Iets daarbuiten eigenlijk, maar dat maakt vast niet uit. 

Joachim en Anna houden elkaar vast en kijken elkaar aan, en begrijpen dan dat alle duisternis ook weer voorbijgaat en het licht sterker is dan alle duisternis bij elkaar. Er staan grote dingen te gebeuren, er komt een nieuw begin, dat is zeker. En voor het eerst in lange tijd krijgen Joachim en Anna het gevoel dat het tóch goed gaat komen. Hoe vervelend alles nu ook is.

Einde

Broeders en zusters. Ik heb de afgelopen maanden veel verhalen gehoord van mensen die het moeilijk hebben. Die opzagen tegen Kerst of het zelfs helemaal niet wilden vieren. Het is zo`n vervelend jaar geweest. Er zijn naasten ziek geworden, soms zelfs overleden.

Mensen zijn bang voor hun werk, hun gezondheid, of die van mensen om hen heen. Sommigen zien hun levenswerk – hun bedrijf – in rook opgaan, of de verpleegkundige die al maanden non-stop doorwerkt niet weet hoe lang ze het nog vol kan houden. 

Dit is een jaar dat anders is dan andere jaren. Een beetje zoals het jaar nul, het jaar dat er wonderen gebeurden. God houdt niet op met het doen van wonderen. Met het sturen van licht in de wereld. En juist als het donker om ons heen is, zal het Licht sterker schijnen.

Het ware Licht,
dat iedere mens verlicht
komt in de wereld.

Dat is waar wij op hopen, dat is wat wij geloven. Dat is wat wij zien Vannacht. Bij onze Heer, in Bethlehem. Amen.

 

 

 

 

Saturday 19 December 2020

Varen op het licht van een nieuwe Ster

 Toen Elisabeth zes maanden zwanger was,
werd de engel Gabriël van Godswege gezonden
naar een stad in Galilea, Nazaret,
tot een maagd, die verloofd was met een man die Jozef heette,
uit het huis van David;
de naam van de maagd was Maria.
Hij trad bij haar binnen en sprak:
“Verheug u, de Heer is met u.”
Zij schrok van dat woord
en vroeg zich af wat die groet toch wel kon betekenen.
Maar de engel zei tot haar:
“Vrees niet Maria, want gij hebt genade gevonden bij God.
Zie, gij zult zwanger worden en een Zoon ter wereld brengen
en gij moet Hem de naam Jezus geven.
Hij zal groot zijn
en Zoon van de Allerhoogste genoemd worden.
God de Heer zal Hem de troon van zijn vader David schenken
en Hij zal in eeuwigheid koning zijn over het huis van Jakob
en aan zijn koningschap zal nooit een einde komen.”
Maria echter sprak tot de engel:
“Hoe zal dit geschieden daar ik geen man beken?”
Hierop gaf de engel haar ten antwoord:
“De heilige Geest zal over u komen
en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen;
daarom ook zal wat ter wereld wordt gebracht
heilig genoemd worden, Zoon van God.
Weet dat zelfs Elisabeth, uw bloedverwante,
in haar ouderdom een zoon heeft ontvangen
en, ofschoon zij onvruchtbaar heette,
is zij nu in haar zesde maand;
want voor God is niets onmogelijk.”
Nu zei Maria:
“Zie de dienstmaagd des Heren;
mij geschiede naar uw woord.”
En de engel ging van haar heen.

 

Broeders en zusters in Christus

 

Misschien heeft u op uw werk op een training wel eens de vraag gekregen waar je jezelf ziet over vijf jaar. Die vraag is bedoeld om te leren plannen te maken voor het leven, onze ambities onder woorden te brengen en uit te zoeken hoe we deze grote plannen in de praktijk gaan brengen. Dat is op zich een hele verstandige vraag, en een verstandige opdracht.

Men kiest vaak bij zulk soort opdrachten voor een periode van vijf jaar omdat men denkt dat dat nog een periode is waarbij je nog enige zekerheid hebt over de toekomst. Plannen maken voor tien jaar of twintig jaar, dat is wel een beetje riskant, maar plannen van vijf jaar? Dat klonk heel redelijk. Tot dit jaar.

Ik weet zeker broeders en zusters. Iedereen die vijf jaar geleden die vraag heeft geprobeerd te beantwoorden, had het fout. En iedereen die vier jaar geleden zo`n opdracht gemaakt heeft zal het ook fout hebben. Het is niet anders!

Al onze plannen broeders en zusters zijn ondersteboven gekegeld. Er komen misschien weer andere plannen voor terug, en dat is niet verkeerd want plannen is leuk en zinvol, maar we hebben wel geleerd dat onze plannen maar zo ver gaan, en zo kunnen wegwaaien als de wind van de geschiedenis plotseling keert.

Maar wat gebeurt er als we ons leven zo leiden dat we niet vooral bezig zijn met onze eigen plannen maar met het Plan van God dat Hij voor ons leven heeft. God heeft namelijk ook een plan, en dat plan dat komt wél uit.

Het is geen vijfjarenplan, geen tien jaar of twintig, zelfs geen honderd. Het is een eeuwigheidsplan, het komt van eeuwig af, en het gaat naar de eeuwigheid toe. Wij mensen lijken nietig en onbelangrijk te zijn, maar toch wil God ons roepen om een rol te spelen in al die eeuwigheidsplannen die Hij voor ons heeft.

We horen vandaag het bijzondere verhaal van de Aankondiging, van de komst van de engel Gabriël bij Maria, een jonge vrouw – een meisje nog. Misschien had zij ook veel plannen, voor vijf jaar, tien jaar, twintig jaar. Wie weet? De Bijbel zegt het ons niet.

Maar haar verhaal vertelt ons over het grote Plan dat van alle eeuwen is voorbereid. De komst van God onder de mensen. En dat Plan wordt opeens heel concreet. Het onmetelijke Mysterie maakt zichzelf heel concreet, als een klein mensje in Maria. Als we de geboorte van Jezus Christus al een onbegrijpelijk en prachtig wonder vinden, dan mogen we het wonder van de Annuntiatie, de Aankondiging, als een nog groter wonder beschouwen. Het is een gebeurtenis in de heilsgeschiedenis waarmee je een heel geestelijk leven kan vullen, enkel door dat te overwegen.

Maar hoe groot het wonder ook is, alles komt samen bij wat Maria zegt: “Mij geschiede naar uw Woord”. Tot de Aankondiging had ze misschien allerlei plannen, maar die wijken. Niets blijft hetzelfde. Als Gods Plan onze plannen raakt, en doorkruisen, dan kunnen we twee dingen doen: koppig volhouden en proberen tegen de klippen op de dingen te doen die we ons voorgenomen hadden, of zeggen: nee, er waait een nieuwe wind, we varen uit naar een nieuwe zee, om een nieuw land te vinden. We weten niet hoe het er uit ziet, maar God leidt ons er heen en Hij wil al het goede voor ons leven. Hij kent ons beter dan wij onszelf kennen.

Door die woorden uit te spreken aanvaard zij in volledige overtuiging welk plan God voor haar leven heeft. Ze stapt een nieuwe wereld in, ze weet niet hoe het allemaal zal verlopen. Bij haar staan niet de eigen ambities centraal maar de zoektocht naar Gods ambitie, Gods plan, Gods idee voor ons leven. En als ze dat plan hoort, aanvaard ze het direct.

Wij gewone mensen als wij levenskeuzes maken gaat daar een lange tijd aan vooraf, we zoeken en peilen naar tekens en signalen of wat we willen gaan doen de juiste optie is. Dat komt omdat wij als mensen gauw afgeleid zijn en onze goede kanten altijd moeten strijden met onze slechte. Daardoor zien wij de dingen niet helder, niet zoals ze werkelijk zijn

De leer van de Kerk is dat Maria zonder zonde is, van haar geboorte af was haar hart en haar geest volledig zuiver. Vrij van valse hoop of grote angst, vrij van hebzucht, vrij van tomeloze ambitie. Volledig open voor wat God haar aanreikt. En ze herkent de boodschap van de Engel in één keer, en heeft direct de volledige overtuiging van hart en hoofd paraat om die keuze te maken. God te vertrouwen op zijn woord. Hem te volgen. Niet meer varen op ons eigen kompas, maar op het licht van een nieuwe ster die ons de weg wijst naar het beloofde land.

Broeders en zusters we staan voor Kerst, en het is een moeilijke tijd. Wij zijn makkelijk afgeleid, onze aandacht gaat alle kanten op. We voelen ons misschien onrustig. We blijven ons ook in moeilijke tijden te lang vastklampen aan plannen, ambities en ideeën die eerder zinnig leken maar ons nu alleen maar in de weg staan. Maar misschien kunnen we leren dat alles los te laten.

Laten we dan straks voor deze Kerst en in het nieuwe jaar onszelf dat cadeau geven, dat we oplettender worden, scherper leren luisteren. Niet naar het kabaal van onze eigen plannen, maar naar Gods adem, Gods geest, Zijn aanwezigheid in ons leven. Dat wij langzaam maar zeker duidelijk wordt wat wij mogen geloven, mogen hopen, en kunnen doen in liefde.

Met Maria als ons voorbeeld, voorvrouw, de vrouw die zoveel moed heeft om altijd de goede beslissing te nemen op het juiste moment kunnen wij op reis gaan. Met Maria als ster in de nacht waarop wij ons oriënteren.

Maria, Sterre der Zee, bid voor ons.

Amen.  

Saturday 12 December 2020

"Onder u staat Hij, die gij niet kent"

Er trad een mens op, een gezondene van God;
zijn naam was Johannes.
Deze kwam tot getuigenis,
om te getuigen van het Licht,
opdat allen door hem tot geloof zouden komen.
Niet hij was het Licht,
maar hij moest getuigen van het Licht.
Dit dan is het getuigenis van Johannes,
toen de Joden uit Jeruzalem
priesters en levieten naar hem toezonden
om hem te vragen:
“Wie zijt gij?”
Daarop verklaarde hij
zonder enig voorbehoud en met grote stelligheid:
“Ik ben de Messias niet.”
Zij vroegen hem:
“Wat dan?
Zijt gij Elia?”
Hij zei:
“Dat ben ik niet.”
“Zijt gij profeet?”
Hij antwoordde:
“Neen.”
Toen zeiden zij hem:
“Wie zijt gij dan?
Wij moeten toch een antwoord geven
aan degenen, die ons gestuurd hebben.
Wat zegt gij over uzelf?”
Hij sprak:
“Ik ben, zoals de profeet Jesaja het uitdrukt,
de stem van iemand, die roept in de woestijn:
Maak de weg recht voor de Heer!”
De afgezanten waren uit de kring van de Farizeeën.
Zij vroegen hem:
“Wat doopt gij dan
als gij de Messias niet zijt,
noch Elia, noch de profeet?”
Johannes antwoordde hun:
“Ik doop met water,
maar onder u staat Hij, die gij niet kent,
Hij die na mij komt,
ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken.”
Dit gebeurde te Betanië,
aan de overkant van de Jordaan
waar Johannes aan het dopen was.

 

Broeders en zusters in Christus

 

We leven in het seizoen van de Advent, het seizoen van het wachten op het licht, dat met Kerst in de wereld zal komen. Dat maken we zichtbaar in de kerk door steeds meer kaarsjes aan te steken. We beginnen met de enkele kaars van de adventskrans en daar komen er steeds meer bij. Drie zijn het er al weer. Dat schiet op!

Maar als we naar al die kaarsjes kijken denken we misschien dat het licht van Kerst er al is. Dat het al een beetje begint, zo vooraan in het seizoen en Kerst eigenlijk alleen de slotnoot is waarin het Licht dat er eigenlijk altijd al was helemaal zichtbaar wordt.  Maar dat zou niet juist zijn om het zo te zien, en ook een beetje riskant. Dat horen we terug in het Evangelie van vandaag. In deze lezing wordt het duidelijker wat het betekent om in duisternis te zijn, het Licht niet te zien of niet te kennen.

We komen Johannes de Doper weer tegen in onze lezing, Johannes komt om te getuigen van het licht, om de mensen de weg te wijzen. Maar er zijn ook nogal wat mensen die het niet snappen. En dat zijn juist de mensen die het hadden moeten snappen. Priesters, levieten, farizeeën, mensen die de tekenen van de tijd en de wil van God zouden moeten kennen is het volstrekt onduidelijk wat hier gebeurt, en wie Johannes is of niet is.

Ze hebben ergens de klok wel horen luiden, al die religieuze en geleerde mensen, bestuurders en opiniemakers. Maar waar de klepel hangt is onduidelijk. En als al die slimme mensen het niet snappen en in die duisternis zijn, dan vermoed ik, broeders en zusters dat u en ik ook wel eens rondtasten door het leven terwijl ze op zoek zijn naar de lichtknop.  

Wat kunnen wij er van zeggen, broeders en zusters wat het betekent om het Licht niet te zien? In de duisternis te zijn? Daar is heel veel over te zeggen maar we beperken ons tot drie dingen. Duisternis betekent voor ons, vandaag, drie dingen:

 

Dat je niet weet waar je bent

 

Dat je niet weet waar je heengaat

 

Dat je niet weet wat de bestemming is, of wat de toekomst brengt.

 

Allereerst: we weten niet waar we zijn. Natuurlijk we weten waar ons lichaam is, hier in de kerk, da’s mooi, een goed begin. Maar waar is onze ziel. Waar is die kern van ons leven, wat we de ziel noemen, in relatie tot God? In het geloof als God vraagt: waar ben je? Betekent die vraag: waar ben je ten opzichte van mij, waar sta je gezien vanuit de ogen van God? Als je in duisternis bent, weet je dat niet. Is dat niet erg duidelijk. We kachelen door ons leventje heen, gaan misschien met enige regelmaat naar de kerk, maar zo nu en dan komt de vraag: waar ben je? Hoe ís die relatie met God? Waar staan we? Mens, waar ben je?

En we weten het niet, zonder Jezus Christus weten we dat niet. Kunnen we dat niet weten. Zonder dat we Hem ontmoeten vanaf de eerste Kerstnacht kan ons dat niet duidelijk worden.

Ten tweede, als je niet weet waar je bent, kan ook niet duidelijk zijn waar je heen gaat. In de Bijbel is het sterkste beeld van onze relatie met God een reis. De mens is een reiziger of een pelgrim op deze wereld. Maar we kunnen geen reiziger of pelgrim zijn als we geen kaart bij ons hebben en geen kompas, of tegenwoordig een mobiele telefoon met Google Maps erop. Of toch minstens als je wijze uit het Oosten bent, een ster aan de hemel die je de weg wijst.

Maar als je niet weet waar je bent, als alles donker is, en er staat geen ster aan de hemel, dan kun je ook je weg niet vinden. Dan loop je nu eens hier heen en dan weer daar heen. Uit onszelf gaan we daar niet uitkomen. Wij mensen zijn, zoals Johannes zegt, zelf niet het Licht. Als dat Licht niet komt, in de nacht van Kerst, komen we er niet uit.

Ten slotte, kan het altijd nog een maatje lastiger met duisternis. Je weet niet waar je bent, als je pech hebt lijk je op die priesters uit de lezing: die denken nog dat de wereld om hèn draait terwijl hun tijd al voorbij is. Je weet niet waar je heen gaat of wat die wegwijzer die Johannes je voorhoudt betekent, zoals de farizeeërs doen. Maar échte duisternis betekent ook dat je niet eens weet dat er een bestemming ís, dat er een toekomst met God is, en dat die heel anders gaat zijn dan wat er nu is.

Die laatste vorm van duisternis is het ergst, dan zie je niet dat het leven ook anders kan. Dan zie je zelfs niet wat je mist. Het is als het ware niet weten dat je iets niet weet. En dat is de gevaarlijkste vorm van onwetendheid. En gestudeerde mensen hebben daar soms het meeste last van! Daarom zegt Johannes ook: onder u staat Hij die gij niet kent, die bijzondere dingen gaat doen, die alles anders gaat maken, die eindeloos veel groter is dan jij en ik. Je kan nog niet weten wie Hij is, of wat Hij gaat doen. Maar Hij komt. En je zal het zien.

Advent is licht in de duisternis, maar het is nog niet het licht van Kerst. De Advent is het licht dat Johannes laat schijnen. Een licht dat … laat zien wat het is wat er nog ontbreekt in ons leven wat er veranderen moet, hoe ver de tocht is die we moeten gaan.

Maar ook het licht dat ons een weg wijst. Op zijn eigen manier.

Het licht dat duidelijk maakt waar we zijn, dát we ergens zijn. Dat God ons niet loslaat ookal zijn we wat op afstand geraakt. Het licht dat ons doet merken dat we ergens heen moeten. Dat we op tocht moeten gaan om Jezus te ontmoeten. Om te beginnen in Bethlehem. En het licht dat het mogelijk maakt dat we ons openstellen voor het radicale nieuwe wat Jezus ons brengt, wat Hij in ons gaat bewerken. We kennen Hem, maar nooit helemaal. Er is altijd ruimte voor meer.

Laten we dan opgaan met Johannes, naar dat licht. Kijken waar we staan en opzien naar onze bestemming in de wetenschap dat we geroepen zijn een nieuw leven bij God aan te gaan.