Sunday, 25 February 2018

Het Taborlicht



Tweede Zondag in de Veertigdagentijd jaar B

Heilig Evangelie van Jezus Christus volgens Marcus 9,2-10.
In die tijd nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee en bracht hen boven op een hoge berg, waar zij geheel alleen waren. Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd:
zijn kleed werd glanzend en zo wit als geen volder ter wereld maken kan.
Elia verscheen hun samen met Mozes en zij onderhielden zich met Jezus.
Petrus nam het woord en zei tot Jezus: 'Rabbi, het is goed dat wij hier zijn. Laten we drie tenten bouwen, een voor U, een voor Mozes en een voor Elia.'
Hij wist niet goed wat hij zei, want ze waren geheel verbluft.
Een wolk kwam hen overschaduwen en uit die wolk klonk een stem: 'Dit is mijn Zoon, de Welbeminde, luistert naar Hem.'
Toen ze rondkeken, zagen ze plotseling niemand anders bij hen alleen dan Jezus.
Onder het afdalen van de berg verbood Jezus hun aan iemand te vertellen wat ze gezien hadden, voordat de Mensenzoon uit de doden zou zijn opgestaan.
Zij hielden het inderdaad voor zich, al vroegen zij zich onder elkaar af, wat dat opstaan uit de doden mocht betekenen.

Broeders en zusters in Christus

We lezen deze zondag een paar lastige passages uit de Bijbel. We lezen uit het Oude Testament over Abraham die net op het nippertje zijn zoon Isaäk niet offert op de berg Moria, en uit het Evangelie over de Gedaanteverandering van Jezus Christus op de berg Tabor.

Het is bijzonder om in de Lijdenstijd over de Gedaanteverandering te lezen. Het verhaal gaat hier immers over Jezus die zich in zijn Glorie laat zien, hij laat zien wie hij werkelijk is: de Messias, de Zoon van God. Alsof dat niet genoeg is horen we ook Gods eigen stem die zegt: Dit is mijn Zoon. Luistert naar Hem. En als het klaar is vertelt Hij dan wat datgene is waar we volgens God de Vader naar moeten luisteren: dat Hij moet lijden, en dat hij uit de dood op moet staan.

Het is dan niet zo vreemd dat Petrus en de leerlingen er niets meer van begrijpen.

Petrus wilde juist dat moment van Godsopenbaring vasthouden, een hutje 
bouwen in de hoop dat de Glorie daar dan blijft, maar het láát zich niet vasthouden.

Hij moet leren loslaten. We zullen later in het Evangelie, als we het Passieverhaal lezen, hoe moeilijk, hoe hard die les voor Petrus zal zijn. En ook voor ons is daar een les te vinden. Het is niet moeilijk om een voorbeeld te vinden:

Er zijn van die plaatsen waar je meer van God vermoed dan elders. In een kerk of als je in een klooster komt. Of op een bedevaartplaats, in Lourdes misschien. Dat je gaat zitten en denkt: hier gebeurt iets. Hier hangt iets van de adem van God. Op sommige plekken kom je zelfs en denk je: ik ga hier nooit meer weg.

Ik had dat een paar jaar geleden op retraite in Zuid-Frankrijk, in een abdij in de Vaucluse. En na een dag ben je al plannen aan het maken om als het ware een hutje te bouwen en dat je denkt: ik zou hier wel willen blijven. Zouden ze nog een leerling-monnik kunnen gebruiken? Zelfs het nachtgebed om half vier is dan opeens niet meer te veel moeite.

Maar na een paar dagen breek je toch maar op, het is immers niet mijn roeping om monnik te zijn. Wij leven in de wereld en zullen de adem van God toch echt elders moeten zoeken. Maar iets van die heimwee blijft toch wel.

Wat je daar voelde kom je nergens anders meer tegen. Zo hebben we allemaal wel een Tabortje in ons leven, een plek of een moment dat we iets voelden van die diepste grond van ons leven. Een plek die alles in ons leven een plaats geeft.

Het omgekeerde kan natuurlijk ook dat je geconfronteerd wordt met pijn en narigheid, dat God heel ver weg lijkt en dat je precies het omgekeerde denkt: ik wil hier weg.

Een soort Antitabor, dus.

Daar zal Petrus later in het verhaal, als alles mis gaat, ook blijk van geven. Als alles spaak loopt wil hij zelfs niet meer toegeven dat hij bij Jezus hoort!
Ik had zo’n “ik wil weg”-gevoel afgelopen week. Ik was op retraite in een klooster in het zuiden van het land – iets minder ver weg – en dat was op zich heel fijn maar er was één ding waar ik mij aan stoorde. 

Er was een andere gast in het klooster, een man van in de vijftig die van de dokter volledige rust moest houden. Hij had na conflicten op zijn werk een burn-out gekregen. En op elk moment van de dag dat je wat mocht zeggen - en daarbuiten soms ook - vertelde hij daar dan over. Over hoe moeilijk hij het had en wat andere mensen hem hadden aangedaan. 

En na twee dagen was mijn enige gedachte ik wil hier weg.  

Maar ja, hem ontlopen dat ging ook niet zomaar. Je blijft dus maar zitten. Maar tijdens zo`n monoloog moest ik denken aan het Evangelie van deze zondag en bedacht ik me: Petrus wilde ook graag blijven waar het goed ging, maar als het later niet goed gaat weet hij niet hoe gauw hij weg moet wezen. Hij weet zich dan geen houding te geven. Ik ben eigenlijk niet zo veel anders.

Toen schaamde ik me een beetje. We lezen zo vaak over Petrus die met al zijn branie door het ijs zakt en nu doe ik hetzelfde. Ik heb de rest van de retraite maar met alle aandacht naar mijn mede-gast geluisterd. Soms moet je nou eenmaal blijven als je weg wil, en weggaan als je wil blijven. Het is niet anders.

Misschien dat we allemaal wel iets van Petrus met ons meedragen. We willen allemaal die glorie van God, de mooie dingen, in ons hart sluiten. Hutten bouwen op de plekken “waar het goed is om te zijn”: plaatsen waar we alles nieuw zien worden en onze ogen worden bijgelicht door dat schijnsel van het Taborlicht. Maar zo gauw er pijn en lijden is, is het ons al gauw te veel. Dan sluiten we onze ogen en zoeken we discreet de uitgang op, als we dat tenminste kunnen. 

Maar toch horen die twee, glorie en lijden, bij elkaar: dát is wat het Evangelie ons wil zeggen vandaag: als we iets proeven van Gods glorie dan is dat juist om ons te sterken als de dingen tegen zitten. Het plaatst ons lijden in perspectief: wat er ook gebeurt – God is groter dan alle pijn en lijden. Dit kan ons sterken als we pijn voelen, of geconfronteerd worden met pijn van anderen als we nèt denken dat we dat er niet óók nog bij kunnen hebben.

De Heer kan voor ons alleen de weg openen naar God als Hij door lijden, pijn en dood heengaat. De weg naar Pasen loopt altijd over Goede Vrijdag, de weg naar de Glorie loopt altijd via het Kruis, en om dat Kruis ligt geen rondweg.

Als we dan zelf iets van onze eigen Veertigdagentijd voelen, en we  struikelen over problemen en  kruisen dan mogen we terugdenken aan die momenten dat we iets van de adem van God gevoeld hebben, onze blik vooruitwerpen op de Glorie van God die we nu nog níet ontwaren maar die zeker komt. 

Moge dat ons de kracht geven om er ook voor anderen te zijn wanneer ze het nodig hebben, ongeacht onze gevoelens, ongeacht of we ergens willen blijven of weg willen gaan. 

Op onze weg naar Pasen toe mogen we ook leren omgaan met alles wat tegen zit, mogen we sterker worden in omgaan met alles wat ons bedrukt en mogen we hoopvol uitzien naar die toekomst bij God, die Jezus ons heeft laten zien.

Amen.

Sunday, 18 February 2018

Naar de Woestijn



Eerste Zondag van de Vastentijd, Jaar B
17-18 februari ’18

Evangelie: Marcus 1,12-15.

In die tijd dreef de Geest Jezus naar de woestijn.
Veertig dagen bracht Hij in de woestijn door, terwijl Hij door de satan op de proef werd gesteld. Hij verbleef bij de wilde dieren en de engelen bewezen Hem hun diensten.
Nadat Johannes was gevangen genomen, ging Jezus naar Galilea en verkondigde er Gods Blijde Boodschap.
Hij zeide: 'De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap.'


Broeders en zusters in Christus

De lezingen van deze zondag nemen ons mee door een heel groot deel van de Heilsgeschiedenis – de geschiedenis van Gods omgang met de mensen. Het begint vele duizenden jaren geleden met Noach en zijn familie in de Ark, met van alle dieren een paar. Hij gaat een nieuw begin maken. De oude wereld vol zonde en slechtheid is verzwolgen door de golven – en met degenen die een nieuw begin gaan maken sluit God een verbond.  

Wat er ook gebeurt, zegt God, van nu af aan laat ik jullie niet meer los. Er zal altijd ruimte blijven om je te vernieuwen om het slechte af te leggen en tot inkeer te komen.

In de tweede lezing zien hoe de eerste christenen dit beeld, van Noach en zijn familie in de ark lazen en begrepen. In de oude Kerk, de Kerk van de eerste eeuwen las men de verhalen uit het Oude Testament op een – als het ware – symbolische manier. Personen en gebeurtenissen uit het Oude Testament werden gezien als symbolen of voorafkondigingen van de nieuwe christelijke waarheid.

De Zondvloed en de Ark werden gezien als een teken van het doopsel. De oude wereld die ten onder gaat, dat zijn onze zonden die worden weggewassen door het doopwater, en de Ark, dat is de gemeenschap van mensen die door God worden gered: de christelijke Kerk.

Met de doop maken wij mensen een nieuw begin, kunnen we werken aan een nieuwe wereld waarin het kwaad geen plaats meer heeft

In het Evangelie zien we een ander doopsel, en een ander begin. Het evangelie vertelt over Jezus die na zijn doop door Johannes in de Jordaan de woestijn ingaat. In de Joodse wereld van die tijd betekende het woord woestijn eerder: de wildernis, een plaats waar geen mensen komen. Dit zien we vaak in het Evangelie Jezus die zichzelf afzondert, bijvoorbeeld om God te ontmoeten maar ook om jezelf tegen te komen.

In de wildernis kun je iedereen ontlopen, maar jezelf niet. Het is een plaats van confrontatie met goed en kwaad. Dat is ook de reden dat al in de eerste eeuwen van de Kerk mannen en vrouwen de wildernis introkken om een nieuw begin te maken, om met elkaar die confrontatie aan te gaan: dat werden de eerste religieuze gemeenschappen, de eerste kloosters.

Nu weet u misschien dat ik komende week op retraite ga, dat is verplicht voor priesters: elk jaar een paar dagen de wildernis in. Om God en jezelf weer eens tegen te komen.

En die confrontatie begint dit jaar vroeg. Ik was gisteren al wat aan het inpakken en wat boeken opzij leggen en die stapel van dingen om mee te nemen werd groter en groter. En elke keer als je er wat tussenuit haalt lijken er binnen een paar minuten weer twee dingen bij te komen. “Ik ga naar de wildernis en ik neem mee…. En dit en dat en zus en zo” En voordat je het weet ga je niet de wildernis in maar maak je een soort volledig verzorgde rondleiding er doorheen in een compleet uitgeruste tourbus met alles er op en er aan. 

We lezen in het evangelie niet dat Jezus heel veel meenam, integendeel denk ik. 

Nu hoeven we niet allemaal de wildernis van de woestijn ingaan, en naar een klooster gaan is ook niet verplicht, maar we mogen wel als gelovige mensen in navolging van de Heer, in navolging van de Godzoekers door de eeuwen heen de “wildernis” ingaan, die innerlijke plaats waar wij God mogen ontmoeten in de stilte van ons hart. 

In ons hart kunnen ook krachten en machten schuilgaan die het slechtste in ons naar boven halen – die moeten we leren kennen en uiteindelijk de wacht aanzeggen. 

Waar in ons leven bouwen zich grote stapels op, stapels met dingen die ons afleiden, die ons het zicht doen verliezen op God en de medemens?
We hoeven dit gelukkig niet in ons eentje te doen, het is geen ‘triomf van de wil’. 

De Heer heeft het ons voorgedaan en wij mogen Hem daarin navolgen, in de zekerheid dat wij daarin kunnen slagen als wij op Hem vertrouwen.
Mogen wij in deze vastentijd dan ook de strijd aangaan met alles wat ons bedrukt en zo de weg openen naar een nieuw begin met God, amen.

Amen. 

Sunday, 11 February 2018

Macht en Machteloosheid



Heilig Evangelie van Jezus Christus volgens Marcus 1,40-45.
In die tijd kwam een melaatse bij Jezus die op zijn knieën viel en Hem smeekte: 'Als Gij wilt, kunt Gij mij reinigen.'
Door medelijden bewogen stak Hij de hand uit en raakte hem aan en sprak tot hem: 'Ik wil, word rein.'
Terstond verdween de melaatsheid en was hij gereinigd.
Terwijl Hij hem wegstuurde, vermaande Hij op strenge toon:
'Zorg ervoor dat ge aan niemand iets zegt, maar ga u laten zien aan de priester en offer voor uw reiniging wat Mozes heeft voorgeschreven, om ze het bewijs te leveren.'
Eenmaal vertrokken begon de man zijn verhaal overal in het openbaar te vertellen en ruchtbaar­heid aan de zaak te geven, met het gevolg,
dat Jezus niet meer openlijk in de stad kon komen, maar buiten op eenzame plaatsen verbleef.
Toch kwamen de mensen van alle kanten naar Hem toe.

Broeders en zusters in Christus,

U zult ongetwijfeld wel eens hebben meegemaakt dat u een plan gemaakt had waarvan u zeker wist dat dat wel móest slagen, maar dat er dan toch iets gebeurde wat u niet aan had zien komen wat alles toch weer anders maakte dan u dacht.

Dat kan heel frustrerend zijn, maar het is onvermijdelijk. Het gedrag van mensen laat zich nooit helemaal inplannen en uitvogelen. Er blijven altijd onzekerheden over. Zelfs als je Jezus Christus zelf bent. De Zoon van God.
De lezing van deze zondag is zo bijzonder omdat we een gigantisch contrast zien tussen Zijn macht en Zijn machteloosheid. Die lijken als het ware bij elkaar te horen.

Er komt een melaatse naar Hem toe, daar begint het mee. Nou, ik kan u vertellen, in de eerste eeuw liet men dat niet zomaar gebeuren. Mensen renden weg, of gingen zelfs met stenen gooien om een melaatse op afstand te houden. Melaatsen waren namelijk niet alleen maar besmettelijke zieken maar waren ook nog eens onrein, men dacht dat ze vervloekt waren door God. Ze waren niet alleen afgesneden van de samenleving, maar men dacht ook nog eens dat ze geen relatie meer konden hebben met God. In de literatuur uit die tijd kom je veel discussies tegen over welke zonde je wel niet gedaan moet hebben om melaatse te worden. Afschuwelijk!

Jezus laat de melaatse niet alleen bij Hem komen maar raakt hem zelfs aan: voor de gelovige joden uit die tijd onbegrijpelijk! Wie een melaatse aanraakt wordt zelf onrein en plaatst zichzelf buiten de gemeenschap met anderen en met God. Maar het omgekeerde is het geval: de melaatse wordt terstond genezen op een woord van de Heer. Wat een machtsvertoon!

Maar hoe machtig Jezus’ woorden ook zijn, zijn strenge: “zorg dat ge aan niemand iets zegt” ketst zonder meer af. 

Het bevel van Jezus ketst af op de onmetelijke vreugde van de genezen melaatse. Hij kán het niet voor zich houden en voor men het weet kan Jezus nauwelijks buiten komen van alle drukte rond om hem heen. Zelfs naar de eenzame plaatsen gaan helpt niet, men komt ‘van alle kanten naar Hem toe’, ook dat plan valt in het water. Zijn wonderen maken veel meer los dan waar hij zich op kon voorbereiden.

Jezus kan ziektes en boze geesten bedwingen, dat zijn biologische en spirituele objecten zonder vrije wil. Maar mensen wil hij niet dwingen. Hij zou het kunnen, maar als Hij mensen dwingt naar Hem te luisteren, wat is die gehoorzaamheid, die instemming dan waard? Nee, hij zoekt naar ons hart.

Zo gaat dat altijd met Jezus, alle macht die Hij heeft is als het ware naar buiten gericht: dat is macht die hij weggeeft. Kracht die van Hem uitgaat om kwaad, ziekte en dood te bedwingen. Zelf lijkt Hij als het ware steeds machtelozer te worden. 

Hij is er niet voor zichzelf, alle macht die Hij heeft gebruikt Hij niet om er zelf beter van te worden, invloed te krijgen in de samenleving of zelfs maar buiten schot te blijven. Als Hij probeert zijn leerlingen uit te leggen dat hij naar Jeruzalem moet om te lijden begrijpen ze Hem niet. 

Ook dat is machteloosheid: onbegrepen zijn, zelfs niet begrepen kúnnen worden.We gaan de Veertigdagentijd in, de Vasten. Het is goed om in deze laatste paar dagen voor Aswoensdag na te denken over die macht en machteloosheid. Waar we invloed op zouden willen hebben en wat we moeten loslaten of láten gebeuren. 

Als iedereen om u heen druk bezig is te doen wat u wilt heeft u misschien meer macht dan goed voor u is, wellicht goed om even bij stil te staan. 

Omgekeerd kan het zijn dat u zich verloren voelt, speelbal van zaken die buiten u om gaan waar u geen greep op heeft. In dat geval is het goed om deze Vasten stil te staan bij de machteloosheid van Jezus. 

Hij is de machteloze Almacht, het onbegrepen Woord, de onbeantwoorde Liefde.

Alle pijn, verdriet en onmacht die we op Goede Vrijdag dan samen met de Heer in het Graf leggen zullen we ook weer verrezen zien op Paasochtend, nieuw en stralend. Uit machteloosheid is Kracht geworden, het  Woord zal overtuigen en Gods Liefde zal onweerstaanbaar zijn.

Amen.