Sunday, 18 August 2019

Brandstichters van de Liefde


Preek 20e zondag door het jaar C – 17/18 augustus 2019

In die tijd sprak Jezus tot zijn leerlingen:
“Vuur ben Ik op aarde komen brengen,
en hoe verlang Ik dat het reeds oplaait!
Ik moet een doopsel ondergaan,
en hoe beklemd voel Ik mij, totdat het volbracht is.
Meent gij dat Ik op aarde vrede ben komen brengen?
Neen, zeg Ik u, juist verdeeldheid.
Want van nu af zullen er vijf in één huis verdeeld zijn;
drie zullen er staan tegenover twee
en twee tegenover drie;
de vader tegenover de zoon en de zoon tegenover de vader;
de moeder tegenover de dochter
en de dochter tegenover de moeder,
de schoonmoeder tegenover de schoondochter
en de schoondochter tegenover de schoonmoeder.

In dit evangelie voor de zondag lezen we een korte toespraak van Jezus. Hij wijst vooruit naar de tijd dat Gods Geest over de hele wereld gaat waaien, maar legt ook uit dat zijn lijden en dood daar niet los van te zien is. Sterker nog, ook wij zullen te maken krijgen met de pijn van verdeeldheid. Deze toespraak van Jezus draait dus om drie begrippen: het vuur dat op de aarde moet neerdalen, de doop van het lijden en de dood die hij moet ondergaan, en de verdeeldheid waar de leerlingen – en u en mij – mee te maken zullen krijgen.

Jezus spreekt over het vuur met de woorden: "Vuur ben Ik op aarde komen brengen, en hoe verlang Ik dat het reeds oplaait!"

Jezus spreekt hier niet over een vuur dat dood en verwoesting brengt, zoals het vuur dat de leerlingen over de Samaritanen wilden afroepen, maar het vuur van de Heilige Geest. De scheppende kracht die alles wat slecht in ons is verteert en ons deelgenoot maakt van de kracht van de liefde. Het is het vuur dat alle angst, al onze kleinheid als onze berekening in ons wegbrandt en ons zuivert. Het geeft ons de kracht om over onze grenzen heen te stijgen, te durven wat we eerst niet waagden.

Bezield door dit vuur kunnen we gemeenschap zijn, krijg je de kracht om naar elkaar om te zien ook al komt het even niet uit. Door dit vuur verandert de kerk van een soort lokaal religieclubje in het lichaam van Christus, een plaats waar bijzondere dingen kunnen gebeuren, waar we zelfs van wonderen kunnen spreken als we God in ons laten werken.

Dit zijn allemaal mooie dingen, maar ze komen niet voor niks. Dat vuur daalt niet neer als op commando, alsof er een toverspreuk wordt uitgesproken. Dat kunnen we heel oneerlijk vinden, maar het kan niet anders. Liefde komt ook niet voor niks. Als liefde zó uit de kraan of uit het stopcontact zou komen zouden we het niet zo op waarde kunnen schatten. Liefde moet blijken. Liefde bestaat alleen binnen de context van mensen die elkaar ontmoeten, en die moeite doen voor elkaar. Liefde zonder moeite is een lege wensdroom.

Zo komen we bij het tweede begrip, het doopsel .

Jezus koppelt het vuur dat over de Aarde, de hele aarde, over alle mensen, neer moet dalen aan zijn “Doop” die hij moet ondergaan. Het is een bijzonder woord dat hij hier gebruikt. Als Jezus spreekt over de doop wil hij zeggen: Hij moet het lijden ondergaan. Het is een weerspiegeling van de oude beelden uit Jesaja en de Psalmen. Hier gaat het niet over het vriendelijke lauwwarme water dat van de doopschelp af over het hoofdje van het kindje klatert, maar de onmetelijke duistere diepten van de zee, de “waterdiepten, de vloed die mij overspoelen”  zegt de Psalmist in Psalm 69. Het is een schreeuw om hulp als je in de put zit.

Het zijn de wateren van de dood waarvan God belooft dat Hij ons er uit zal redden. Uit de “rivieren, dat zij u niet zullen overspoelen” (Jesaja 43:2)
Maar je kan pas uit de duisternis worden getrokken als je er midden in zit! Er kan pas redding zijn als het water je aan de lippen staat. Er kan pas liefde zijn, als iemand laat zien dat Hij door de duisternis van de dood wil gaan voor jou en mij.

Als liefde moeite kost, is Jezus’ lijden de moeite waarmee hij Zijn liefde voor ons zichtbaar maakt.

Dan komen we bij het derde woord, de Verdeeldheid.

Het is een confronterend woord. Jezus confronteert de leerlingen niet alleen met zijn eigen lijden, de Passie die Hij moet ondergaan, maar ook met hun verlangen naar een makkelijk leventje. De leerlingen verlangen naar een machtige koning Jezus die al hun problemen gaat oplossen, de Romeinen wegjaagt en hen zal binnenleiden in de “messiaanse tijd” zoals de Joden die zich voorstellen: een soort Aards paradijs.

Het confronteert ons ook met het dat als wij uit liefde willen leven wij ook te maken zullen krijgen met  allerlei moeilijkheden. Zoals Jezus het lijden moet ondergaan hebben wij te maken met de dagelijkse pijn van verdeeldheid. 

Verdeeldheid is de meest voorkomende pijn binnen en buiten de kerkelijke gemeenschap.

Dat je het goede wil en je best er voor doet, maar dat je afgewezen wordt. 

Dat is verdeeldheid.

Dat niemand je kan of wil begrijpen. Dat is verdeeldheid.

Dat mensen leugens over je vertellen om je zwart te maken. Dat is verdeeldheid.  

Dat mensen die niet beter of slechter zijn dan een ander elkaar niet meer kunnen luchten of zien. En niemand weet goed waarom. Ooit is het begonnen, en nu zitten we er in vast. Vastgezogen in de modder. Dat is de verdeeldheid.

Verdeeldheid is een kruis dat de leerlingen – en wij - moeten dragen. Op hun manier – om ons te leren dat liefde nooit gratis is, dat je er elke dag weer moeite voor moet doen om de liefde – doodgewone liefde – handen en voeten te geven.

Als we verlangen naar een rustig leventje in de kerk waar nooit wat verandert of gebeurt en iedereen het altijd eens is met elkaar , dan zijn we als de leerlingen van Jezus – de leerlingen die het niet begrepen hebben. Dat is ook een plek waar de liefde niet kan wonen.

En toch zijn we geraakt door dat vuur, en we mogen het aanwakkeren, we mogen Brandstichters van de Liefde zijn, en fikkie stoken in het kreupelhout van de verdeeldheid en de onmin. We mogen – moeten - altijd doorgaan.

Dat zal elke dag weer een opdracht zijn. Een hoopvolle opdracht. Ik wil om te af te sluiten de een paar woorden van de Heilige moeder Teresa van Calcutta. Want het vuur van de liefde, is altijd sterker dan het razende water van de haat.

 Zij zegt:

Mensen zijn vaak onredelijk,
onlogisch en egoïstisch
vergeef ze toch maar.
Als je vriendelijk bent,
kunnen mensen je beschuldigen van egoïstische bijbedoelingen
Wees toch maar vriendelijk
Als je succesvol bent,
zul je soms valse vrienden krijgen, en echte vijanden
wees toch maar succesvol
Als je eerlijk en oprecht bent
zullen er mensen zijn die je bedriegen
blijf toch maar eerlijk
Wat je jaren heeft gekost om op te bouwen
kan iemand anders van de een op de andere dag vernietigen
blijf toch maar bouwen.
Als je sereniteit en geluk vindt
kunnen anderen jaloers zijn
Blijf toch maar gelukkig.
Het goede dat je vandaag doet
Zullen mensen morgen zijn vergeten
Blijf toch maar goed doen.
Geef de wereld het beste dat je hebt
en ook al zal het nooit genoeg zijn
Geef de wereld toch maar het beste dat je hebt.

Amen.

Sunday, 11 August 2019

Goede en slechte dienaren


In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Weest niet bevreesd, kleine kudde;
het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te schenken.
Verkoopt uw bezittingen en geeft aalmoezen;
verschaft u beurzen, die niet verslijten,
en verwerft een onuitputtelijke schat in de hemel,
waar geen dief komt en geen mot hem bederft.
Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.
Houdt uw lendenen omgord en de lampen brandend!
Gedraagt u als mensen,
die wachten op de terugkomst van hun heer,
die naar de bruiloft is
om, als hij aankomt en klopt, hem aanstonds open te doen.
Gelukkig de dienaars,
die de heer bij zijn komst wakende zal vinden.
Voorwaar, Ik zeg u:
Hij zal zich omgorden
en hij zal hen aan tafel nodigen
en langs hen gaan om te bedienen.
Al komt hij ook in de tweede of de derde nachtwake,
gelukkig die dienaars, die hij zo aantreft.
Begrijpt dit wel:
als de eigenaar van het huis wist
op welk uur de dief zou komen,
zou hij niet laten inbreken in zijn huis.
Weest ook gij bereid,
omdat de Mensenzoon komt
op het uur waarop gij het niet verwacht.”
Petrus vroeg Hem nu:
“Heer, bedoelt Gij deze gelijkenis voor ons of voor iedereen?”
De Heer sprak:
“Wie zou die trouwe en verstandige beheerder wel zijn,
die de heer over zijn dienstvolk zal aanstellen
om hun op de gestelde tijd hun rantsoen koren te geven?
Gelukkig de knecht,
die de heer bij zijn aankomst daarmee bezig vindt.
Waarlijk, Ik zeg u:
Hij zal hem aanstellen over alles wat hij bezit.
Maar zegt die knecht bij zichzelf:
Mijn heer blijft nog wel een poosje weg,
en begint hij de knechten en dienstmeisjes te slaan,
en gaat hij zich te buiten aan spijs en drank,
dan zal de heer van die knecht komen
op een dag, dat hij hem niet verwacht
en op een uur, dat hij niet kent;
en hij zal hem met het zwaard straffen
en hij zal hem zo het lot doen ondergaan van de ontrouwen.
De knecht, die de wil van zijn heer kende,
maar geen beschikkingen trof noch handelde volgens diens wil,
zal zwaar getuchtigd worden.
Wie echter in onwetendheid
dingen heeft gedaan, die tuchtiging verdienen,
zal slechts licht gestraft worden.
Van ieder aan wie veel is gegeven, zal veel worden geëist;
en van hem aan wie veel is toevertrouwd,
zal des te meer worden gevraagd.”

Broeders en zusters,

Jezus gebruikt hier in dit evangelie het beeld van de afwezige heer, in wiens afwezigheid de dienaren geacht worden bezig te zijn, te waken, op hem te wachten. 

Als de dienaren zo aangetroffen worden als de heer terugkeert, dan zien we een bijzondere omkering van de rollen. De goede dienaren zullen bediend worden door de Heer. Omdat het een parabel is drukt het een waarheid over God uit: God zelf buigt zich neer om voor de goede dienaren te zorgen. Het is een beeld van hoe God voor de mensen wil zijn, dienend en hen toegewend. 

Petrus ziet de bui al een beetje hangen en vraagt dan aan de Heer of deze vergelijking voor iedereen geldt of alleen voor de naaste leerlingen.
Dan wordt Jezus een beetje strenger en zegt dat het ook mogelijk is dat de dienaren zich slecht gedragen. Niet alleen gedragen ze zich dan slecht naar de Heer toe, maar in de eerste plaats naar elkaar. De verantwoordelijken van de gemeenschap hebben ook een grotere verantwoordelijkheid voor het welzijn van hun naaste.

Jezus schetst dan het beeld van een slechte dienaar die het er van gaat nemen, en zich in alles gaat gedragen als de afwezige Heer, met dat verschil  dat – omdat het een slechte dienaar is – hij ook een slechte interimheer zal zijn. De mens die zichzelf verheft wordt een soort valse god.
Hij wordt beschreven als iemand die eet en drinkt , het er van neemt alsof alles wat daar ligt van hem is. En zijn mede-dienaren en dienaressen mishandeld. Dat geeft ons een aanwijzing wat een slechte dienaar doet.

Als we willen weten hoe een goede dienaar zich gedraagt mogen we omzien in deze afgelopen week naar twee bijzondere heiligen. 

De heilige Edith Stein en de diaken Laurentius. Laurentius was een diaken van het bisdom Rome en belast met de armenzorg. Hij had de zorg opgedragen voor de kas zodat hij zijn werk goed kon doen. Toen hij bedreigd door de hebzuchtige keizer van Rome had hij allemaal slimmigheidjes kunnen verzinnen, maar hij koos er integendeel voor om liever het lijden te ondergaan dan een slechte dienaar te zijn. Uit liefde voor de armen.

Edith Stein was één van de grote geleerden van haar tijd en werd als joodse atheïste gegrepen door het geheim van de liefde dat de ziel is van het katholieke geloof. Na haar bekering is ze in de jaren dertig van de vorige eeuw ingetreden in de Karmel en heeft ze vele diepzinnige theologische werken geschreven die voor ons nog steeds de betekenis van het Kruis, het teken van Gods liefde, voor ons ontsluiten.

Vanwege het getuigenis van de kerk tegen de waanleer van het nazisme werd Edith Stein samen met andere joodse religieuzen gearresteerd en vermoord. Zij heeft haar kruis op zich genomen en haar leven uit handen gegeven uit liefde voor anderen. Ze probeerde haar lot niet te ontlopen, of veiligheid te zoeken ten koste van anderen.

Twee goede dienaren. Als we willen weten wat een goede dienaar is moeten we opzien naar de Heiligen. Zij zijn van alle tijden en alle plaatsen.
Maar om te weten wat een slechte dienaar is, hoef je nog minder ver weg. Je hoeft maar de krant open te slaan om te zien wat een contrast er is als we lezen over slechte mensen.

Gisteren hoorden we het nieuws dat de beroemde speculant Epstein, die naar alle waarschijnlijkheid vele misdrijven tegen de eerbaarheid op zijn geweten heeft, zelfmoord heeft gepleegd.

Een man die werkelijk alles had, waarschijnlijk zeer getalenteerd en intelligent, en al deze rijkdom in de korte tijd van zijn leven alleen heeft gebruikt om zijn eigen kwaadaardige verlangens na te jagen.
En als het spel uit is, en hij weet dat het luxe leventje nooit meer terugkomt, werpt hij zijn leven weg als een paar oude schoenen.

Alles, om maar geen verantwoordelijkheid te moeten nemen voor alles wat hij gedaan heeft.

Alles om maar niet aangesproken te kunnen worden.

Boosdoeners vrezen één ding vaak nog meer dan straf, en dat is in het gezicht gekeken worden, de ander moeten aankijken, de ander wiens gelaat, wiens integriteit je geschonden hebt.  Velen zullen er alles aan doen om die ontmoeting te voorkomen.

Nu, Epstein heeft gegeten, gedronken, zijn dienaressen mishandeld. En als hij eindelijk gegrepen wordt en vastgezet denkt hij te ontsnappen door in de duisternis van de dood te springen.

Maar wie zal hij daar tegen komen?

 Niet de wereldse rechter meer. De kans dat hij zijn boze daden in dit leven nog uitboeten kan is voorbij.

Dus wie zal hij daar tegen komen?

Voor God kun je niet weglopen. Niet omdat hij je achtervolgt, als een soort drone met een camera, maar omdat alle leven voortkomt uit God en al het leven tot hem zal terugkeren.

Hoe vaak je je verantwoordelijkheid ook afwijst, hoe vaak je ook weigert rekenschap af te leggen: zelfs een wanhopige sprong in de dood zal je niet redden van de gevolgen van het onrecht dat je anderen hebt aangedaan.
We spreken niet graag en vaak over het oordeel. Maar dat is onterecht. 

Het oordeel betekent immers ook dat alle goede mensen, door liefde verenigd, mogen aanzitten bij de Heer. In eeuwige vreugde met Hem en met elkaar samenzijn. Voor alle goede mensen is dát het oordeel. Er is geen heil zonder dat de waarheid van ons hart aan het licht wordt gebracht.

Maar de onthulling van die waarheid van het hart betekent ook dat je slagen kan krijgen. 

En als je heel slecht bent, zegt het Evangelie, krijg je veel slagen. De mensen die  niet goed willen zijn, wie tot het laatst alles om zich heen verzwelgen wil, en zijn naaste kwellen om er zelf beter van te worden. Broeders en zusters, die mensen hebben wat uit te leggen. 

We mogen daar niet op vooruitlopen, het oordeel is niet aan ons. Maar alles heeft zijn consequenties. Voor de consequenties kun je niet wegrennen.

Alles heeft zijn consequenties. Geen goede daad zal onbeloond blijven. Geen daad van liefde zal worden overgeslagen. Geen uiting van hoop, vertrouwen of liefde gaat onopgemerkt. Elk moment van berouw over wat we verkeerd doen helpt ons op de weg naar God.

Maar het kwaad wat we in onszelf laten verharden, dat zet zich vaster en vaster, en het verwondt  onze ziel tot dat er in het ergste geval nauwelijks wat van overblijft.  Het kwaad verwondt ons en anderen om ons heen. In zekere zin hoef je niet eens kwaad te worden op mensen die verkeerd doen, ze zijn namelijk niet te benijden.

Ze denken dat ze het geluk kunnen bereiken door het verkeerde te doen. Dat kan nooit goed aflopen.

Broeders en zusters we moeten dus ook eerlijk zijn naar onszelf. We zijn waarschijnlijk geen grote  boeven, maar ook nog geen grote heiligen.  We hoeven dan wel niet in vrees uit te kijken naar het oordeel - de Heer belooft ons immers het Koninkrijk - maar we weten ook, we voelen ook, in het binnenste van ons hart waar het nog aan mist.

Een gebrek aan liefde, of de agressie de we voelen – in het verkeer misschien,  of we hebben een probleem met trouw zijn aan elkaar.
 Of we voelen ons steeds tekortgedaan, en zijn jaloers op het succes van een ander. En als die anders onze buurman is voelen we het twee keer zo erg.
Wat het ook is, het zal ons niet gelukkig maken. Het kwaad brengt ons nooit dichter bij het geluk. Afgunst niet. Haat niet. Bedrog niet.

Maar elke keer als wij ons oefenen in liefde, oefenen in dienstbaarheid, ons oefenen in geduld met de ander, iedere keer als wij onszelf wat ontzeggen uit liefde tot God en de naaste wordt de ziel sterker, kan God meer aan met ons hart. En mogen wij steeds meer vreugde voelen.

Vreugde in afwachting van de komst van de Heer.

Amen.

Sunday, 4 August 2019

Kwetsbaarheid leren


In die tijd zei iemand uit het volk tegen Jezus: “Meester, zeg aan mijn broer dat hij de erfenis met mij deelt.” Maar Jezus antwoordde hem: “Man, wie heeft Mij tot rechter of verdeler over u aangesteld?”
En Hij sprak tot hem: “Pas op en wacht u voor alle hebzucht! Want geen enkel bezit, – al is dit nog zo overvloedig – kan uw leven veilig stellen.” Hij vertelde hun de volgende gelijkenis: “Het land van een rijk man had een grote oogst opgeleverd.
Daarom overlegde deze bij zichzelf: Wat moet ik doen? Ik heb geen ruimte om mijn oogst te bergen. En hij zei: Dit ga ik doen: ik breek mijn schuren af en bouw grotere: daarin zal ik dan heel mijn rijkdom aan koren opbergen. Dan zal ik tot mijzelf zeggen: Man, je hebt een grote rijkdom liggen, voor lange jaren; rust nu uit, eet en drink en geniet ervan!
Maar God sprak tot hem: Dwaas! Nog deze nacht komt men je leven van je opeisen; en al die voorzieningen, die je getroffen hebt, voor wie zijn die dan? Zo gaat het met iemand die schatten vergaart voor zichzelf, maar niet rijk is bij God.”

Broeders en zusters,

Ik was de afgelopen dagen nog even in Duitsland, om precies te zijn in Leipzig – in Oost-Duitsland.

Een stad waar de afgelopen dertig jaar veel veranderd is, maar waar ook nog veel te zien is van de communistische staat die er toen was, de DDR
Het is bijna dertig jaar geleden dat in Leipzig de demonstraties begonnen die het begin van het eind waren van de heerschappij van de communistische partij.

Er staan deze zomer dus veel artikelen in de Duitse kranten en tijdschriften die daarover gaan. Over wat mensen hebben meegemaakt, dertig jaar geleden. Voor veel mensen werd het beter, maar anderen raakten weer veel kwijt. Hun baan, hun huis of hun maatschappelijke positie die ze in de DDR hadden opgebouwd en die verdween na de vereniging met de Bondsrepubliek.

Al hun geploeter en gezorg had niks opgeleverd. Jonge mensen kwamen nog wel op hun pootjes terecht, maar veel veertigers en vijftigers die al lang hadden geïnvesteerd in de schijnbare veiligheid van hun carrière bleven met lege handen achter. Zij hadden uiteindelijk niets aan hun “geploeter en zorgen”.  Dat heeft nog steeds veel consequenties voor de samenleving als geheel. Er zijn binnenkort weer verkiezingen, dus we zullen het zien.
Er zijn veel mensen die zeggen: wij Oost-Duitsers zijn schraal behandelt door de West-Duitsers, we worden nog altijd achtergesteld. Daar zit een kern van waarheid in. Maar de West-Duitsers zeggen dan weer: wij hebben alle DDR-rommel moeten opruimen en het kost ons al genoeg. Ook dat is niet onwaar.

Een soort broedertwist dus. Zo een als Jezus wordt gevraagd op te lossen aan het begin van het Evangelie. Daar zijn er heel veel van. De ene broer voelt zich tekort gedaan door de ander en wendt zich tot iemand waarvan hij hoopt dat hij het voor hem oplost.

In dit geval Jezus. Jezus: zeg tegen mijn broer dat wat hij doet oneerlijk is. Dat ik recht heb op meer dan ik nu krijg.

Varianten daarop hoor je nog steeds, in allerlei discussies. “Jezus zou dit doen”, “Jezus zou op die en die stemmen”. “Van Jezus moet je meer zonne-energie gebruiken” en zo voort.

Nu is het niet verkeerd om dingen te doen, te gaan stemmen en zonne-energie te gebruiken. Maar daar moeten we niet op elk moment Jezus aan vastplakken. Alsof we hem in onze broekzak hebben.

En Jezus wijst de vraag direct weer terug: “wie heeft mij tot rechter over jullie gemaakt”, of ombudsman zouden we tegenwoordig zeggen, of kamerlid, of Minister van Justitie.  Hoed u liever voor de hebzucht. En dan vertelt hij het verhaal van de rijke man. De rijke man die dacht dat hij er was, dat hij de rest van zijn leven rustig achterover kon zitten – terwijl het einde van zijn leven hem al onverwachts nadert.

Veel mensen, of ze nu arm zijn of rijk, proberen koste wat kost greep te krijgen op hun leven. Proberen veiligheid te zoeken in een onzekere wereld. We hebben daar vaste arbeidscontracten voor verzonnen, en beleggingsfondsen, koophuizen, verzekeringspolissen en pensioenen om maar greep te krijgen op de wirwar van het bestaan.

Dit is allemaal niet verkeerd, en het is ook niet verboden. Totdat mensen gaan denken dat ze onkwetsbaar geworden zijn. Dat is denk ik wat hebzucht het meeste is.  De zucht naar onkwetsbaarheid. “Wie maakt me nog wat!”.
Want wie zelf onkwetsbaar is, wie zich kan verstoppen achter grote schuren, hoge hekken, hardhandige beveiligers. Heeft ook meestal geen geduld meer met mensen die nog wel het klappen van de zweep voelen. Die voelt zich ook niet meer geroepen om te zorgen dat zijn broeder krijgt waar hij recht op heeft.

Kijk maar eens goed om u heen. Hoe meer je je afsluit voor anderen, hoe onbereikbaar je wordt als mens, hoe meer je in de gevarenzone zit.
In Oost-Duitsland woonden de partijtop in een apart dorpje waar gewone mensen niet mochten komen, of alleen als ze er als bediende werkten.
Op veel plekken wonen rijke en machtige mensen net zo afgescheiden van de wereld. In “gated communities”. Dorpjes met een hek er omheen. Waar gewone mensen niet mogen komen. Tenzij als bediende. Soms lijken dingen meer op elkaar dan ons lief is.

De waarschuwing van Jezus geldt niet alleen voor rijke of invloedrijke mensen, want niet iedereen is een rijke man, maar veel mensen zouden wel een rijke man willen zijn. Het verlangen naar onkwetsbaarheid kan iedereen hebben.

Dat verlangen is verkeerd. Want het leidt ons af van onze medemens, het leidt ons weg van God. Jezus was heel veel dingen, maar niet onkwetsbaar.
Jezus was niet rijk, naar wereldse maatstaven. Hij had geen steen om zijn hoofd op te leggen. Hij zwierf door het land met zijn leerlingen om mensen het Goede Nieuws te brengen en de zieken te genezen. Hij verspreidde geen onkwetsbaarheid.

De apostelen waren niet onkwetsbaar, na Jezus Hemelvaart en na Pinksteren trokken zij ook de wereld in. Ook zij kregen te maken met tegenwerking, met geweld. Maar alle macht in de wereld kan het Goede Nieuws niet tegen houden.  We hebben geen onkwetsbaarheid nodig.

Er zijn ook tijden dat het later goed ging met de Kerk, zo goed dat er zelfs Prins-Bischoppen waren die over enorme gebieden regeerden! Dat ging goed tot die Prins-Bisschoppen grote schuren begonnen aan te leggen en denken dat ze onkwetsbaar waren. En dan opeens begint de hele wereld te schudden en stort het hele Prinsbischoppelijke bouwwerk ineen.  Zo gauw de kerk gelooft dat ze onkwetsbaar is, en moet zijn, gaat het mis.

Rijk zijn bij God, betekent kwetsbaar zijn onder de mensen. Betekent los te laten wat niet wezenlijk is. Telkens opnieuw nieuwe wegen te gaan. Het Goede Nieuws te brengen aan kleine en grote mensen. Zodat iedereen mag leren kwetsbaar te zijn.

Amen.