Tuesday, 31 December 2019

Oudjaar 2019


Broeders en zusters,

We zijn samengekomen op de laatste dag van het jaar. Over een paar uur luiden we 2020 in. Een nieuw jaar. Wat zal het brengen? Oud en nieuw is een tijd van terugkijken en vooruitzien. Terugkijken op wat was, wat we allemaal hebben meegemaakt -  en vooruitzien in verwachting op wat komen gaat.

Althans, zo lijkt het toch te zijn, dat we elk jaar weer twee kanten op kijken, terug en vooruit.

Maar er is ook nog een derde richting, we noemen het maar even omhoog. En dat plaatst alles in perspectief.

We kijken terug, we kijken vooruit, we zien omhoog.

Allereerst: we kijken terug

We kijken terug wat er allemaal gebeurd is, wat we gedaan hebben, de reizen die we hebben gemaakt. Facebook vertelt ons wat ons jaaroverzicht is, Google Maps verklapt ons waar we allemaal geweest zijn. Terugkijken geeft altijd een beetje een bitterzoet gevoel. In elk jaar zijn er pieken en dalen geweest – er zal geen enkel jaar zijn waar het alleen maar feest was, en geen enkel jaar is alleen maar kommer en kwel. Maar hoe het ook is, het jaar is om, en het verleden is nu voorbij. Langzaam aan verzinkt het in het domein van de herinnering waar het zal vervagen.

Ten tweede:  we kijken vooruit!
Wat zal er allemaal gebeuren in 2020? Wat zullen we allemaal gaan doen, wat gaan we meemaken? Een nieuw jaar is altijd een tijd van verwachting, van goede voornemens, van de hoop dat we het oude ook echt achter ons kunnen laten. Een nieuw begin maken. Misschien heeft u ook wel goede voornemens gemaakt. Ik wel. Elk jaar opnieuw. Hoeveel er van die voornemens terecht komt…. Houd ik maar voor mezelf, maar het geeft in ieder geval een tijdje een goed gevoel, dat we de toekomst met vertrouwen tegemoet kunnen treden. Dat we íets in de hand hebben. 

Maar ook het nieuwe jaar roept tegenstrijdige gevoelens op. We hebben onze eigen hoop en onze plannen, maar hoeveel trekt de wereld zich van onze plannen aan. De toekomst is een open veld, maar wat verschuilt zich onder het gras? We weten het niet, tot dat we er op stappen. 

Één voorspelling zal ik u doen voor het nieuwe jaar: het zal anders lopen dan wij gepland hebben.

Zobeschouwd lijken we in het heden waar we in leven gevangen tussen het vervlogen verleden en een onzekere toekomst. En als we alleen maar om ons heen kijken zou dat zo kunnen zijn, maar gelovige mensen hebben nog een derde richting waar we ons gezicht naar toe kunnen wenden:

We kijken, tenslotte, Omhoog.

Soms zijn we zo druk bezig met de tijd, de klok, onze afspraken, plannen en agenda’s dat wij het zicht verliezen op waar we vandaan komen, en waar we heengaan. God’s eeuwigheid. God staat boven alle tijd, boven alle verleden en toekomst. Voor God bestaat er geen vroeger of later. Hij hoeft nooit op een klok te kijken en Hij heeft geen jaarplanner of agenda. Hij hoeft ook niet aan goede voornemens te doen. Toch is alles uiteindelijk in Zijn Handen. God doet niet aan voornemens, God doet aan Voorzienigheid

Als we dat weten hoeven we ons ook niet vast te klampen aan wat voorbij is, en we hoeven de toekomst niet in angst en beven tegemoet te zien, of juist boos te worden als de toekomst zich niet houdt aan onze voornemens en plannen.

Wat er ook gebeurt en waar we ook gaan, Gods Koninkrijk zal zich ontvouwen, een plaats waar alle mensen van goede wil welkom zijn. Alle tijd loopt uit in de Eeuwigheid, en de Eeuwigheid is van God.

Mogen we met dat besef de laatste uren van dit jaar ingaan. Laten we ons niet blindstaren op wat was, laten we niet ongerust worden over de toekomst, maar laat ins in vertrouwen omhoog kijken en ons bij alles wat we doen richten op God. In Hem is alle tijd en eeuwigheid.

Amen.


Tuesday, 24 December 2019

Eerste Kerstdag 2019


In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alles is door Hem geworden en zonder Hem is niets geworden van wat geworden is. In Hem was leven en dat leven was het licht der mensen. En het licht schijnt in de duisternis, maar de duisternis nam het niet aan. 
Er trad een mens op, een gezondene van God; zijn naam was Johannes. Deze kwam tot getuigenis, om te getuigen van het Licht, opdat allen door hem tot geloof zouden komen. Niet hij was het Licht, maar hij moest getuigen van het Licht. Het ware Licht, dat iedere mens verlicht kwam in de wereld. Hij was in de wereld; de wereld was door Hem geworden en toch erkende de wereld Hem niet. Hij kwam in het zijne, maar de zijnen aanvaardden Hem niet. 
Aan allen echter, die Hem wel aanvaardden, aan hen, die in zijn Naam geloven, gaf Hij het vermogen kinderen van God te worden. Zij zijn niet uit bloed, noch uit begeerte van het vlees of de wil van een man, maar uit God geboren. Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. Wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, zulk een heerlijkheid als de Eniggeborene van de Vader ontvangt, vol genade en waarheid. 
Wij hebben Johannes’ getuigenis over Hem toen hij uitriep: “Deze was het van wie ik zei: Hij die achter mij komt is vóór mij, want Hij was eerder dan ik.” Van zijn volheid hebben wij allen ontvangen; genade op genade. 
Werd de wet door Mozes gegeven, de genade en de waarheid kwamen door Jezus Christus. Niemand heeft ooit God gezien; de Eniggeboren God, die in de schoot des Vaders is, Hij heeft Hem doen kennen.

Broeders en zusters in Christus,

Van harte welkom op deze viering op Eerste Kerstdag. Jezus is geboren, hij is op Aarde verschenen om het licht te maken om licht te brengen. We hebben in het evangelie de grote lofzang uit het  Johannesevangelie gelezen: over het Woord, dat bij God was, het woord dat ook het Licht is dat alle mensen komt verlichten.

Licht in de duisternis. Wat hebben we dat allemaal nodig. Hoe mogen we dat begrijpen? Het licht en de duisternis?

Misschien kunt u zich een situatie voorstellen, of heeft u het zelf meegemaakt dat u een geweldig voornemen heeft, een groots plan tussen uw oren. En hoe meer u er over nadenkt hoe helderder die plannen worden,u bent al druk met het schetsen van blauwdrukken!

Maar hoe geweldig uw ideeën ook zijn, bij het eerste contact met de realiteit verpulveren ze tot stof. En als u dan tegen uw vrienden of familie verteld over hoe u daar geschokt door bent zeggen ze: ja, dat had ik je wel van tevoren kunnen vertellen dat zoiets niet zou werken. En dat is niet enkel leedvermaak. Je dacht het allemaal zo helder te zien, maar eigenlijk liep je in duisternis rond. Wat een deceptie!

We hebben andere mensen nodig om de dingen om ons heen beter te zien, beter op waarde te kunnen schatten. Als mensen met elkaar overleggen, elkaar ontmoeten, in dialoog elkaars standpunten bevragen dan is de kans veel groter dat er van een plan of project iets terecht komt.

Maar mensen kunnen dat niet altijd uit zichzelf, zich openstellen voor de ander. Sterker nog: als je niet uitkijkt ben je je hele leven bezig met blijven oefenen in spreken en vooral luisteren. Soms komt het zelfs voor dat de kunst van het luisteren en het zien van de ander helemaal verloren lijken te zijn gegaan. Waarin iedereen alleen maar met zichzelf bezig is, of als het echt moet de paar mensen direct om zich heen.  Een volk zo zou de Bijbel zeggen dat in duisternis wandelt.

Maar daar kan het niet bij blijven: het volk dat in duisternis wandelt zal een groot licht zien. En dan wordt alles helder als de dag, en kunnen we elkaar werkelijk ontmoeten voor wie we zijn.

Jezus Christus is dat licht. Hij breekt deze Kerst door. Hij leert ons helder te zien wat er toe doet. We hoeven geen dertig jaar te wachten, totdat Hij volwassen is. Hij leert het ons nu al. De Kribbe is de eerste leerstoel van de Heer.

Welke les mogen we meenemen uit de stal van Bethlehem?
Om te beginnen onze eigen plannen en blauwdrukken zijn niet het belangrijkste wat er is – fundamenteel aan ons bestaan zijn de plannen van God – die zijn eindelozer en matelozer dan wat wij kunnen verzinnen.

De plannen van God verwerkelijken zich op plaatsen en mensen die we niet zien, die niet opvallen. Mensen waarvan velen zullen zeggen: die doen er niet toe. Maar zij doen er juist het meest toe. Het is de omgekeerde wereld!
Als we dat weten, die lessen leren weten we ook dat we niet op de wereld gezet zijn om alleen aan onszelf te denken. Laten we dan altijd – ook wanneer we knutselen aan al onze eigen ambities – open staan voor anderen, de ander respecteren en naar anderen luisteren.

Dan kunnen wij ook dichter naderen tot het leven van de Heer en leren leven uit de liefde die Hij ons geven wil.

Amen.

Monday, 23 December 2019

Kerstnacht 2019


Broeders en zusters

We lezen vanavond het aloude verhaal van een man en een vrouw naar een onzekere maar hoopvolle toekomst. Jozef en Maria lijken een speelbal van machten en krachten – op weg naar het verre Bethlehem waar ze geen plek vinden, hoe ze ook zoeken. Het lijkt in de eerste plaats een verhaal van het zoeken naar een plaats.

Dat zou het verhaal van ieder van ons kunnen zijn. Ons hele leven zoeken naar een plaats waar we wonen kunnen, waar ons leven zin heeft – we onze bestemming in dit leven kunnen vinden totdat we uiteindelijk onze plaats vinden bij God.

Het past goed bij deze tijd. Een tijd van individualisme – een tijd waarin de mens zelf wel bepaalt waar hij gaat of staat, een tijd waarin de mens niet blijft waar hij of zij is, maar zelf op zoek gaat om iets waardevols te kunnen vinden. Zo`n beeld kan ons sterk aanspreken.

Maar achter alle activiteit van de mensen – en wat gebeurt er toch veel in dit Evangelie – bevindt zich een andere speler. Werkt een andere realiteit. Een kracht die in stilte werkt tot hij de engelen in juichen uit laat barsten.

Achter alle menselijke drukte zit de hand van God. Hij is het die werkt door die drukke mensengeschiedenis heen. Er is geen tijd denkbaar waarop Hij dat niet doet.

En achter al ons reizen vinden we dan weer een ándere reis. De reis van God naar óns toe. Het verhaal van God en de mensen is dan misschien minder een menselijk reisverhaal dan het verhaal van God die zich tot de mensen wendt.

Wat gebeurt er als we het verhaal dan omdraaien, en zeggen – het gaat misschien meer om plaats maken dan om plaats zoeken?

Wie maakt er allemaal plaats voor God in ons Kerstverhaal?

De Herders, de mensen die er niet toe doen – die vinden het in ieder geval geen probleem dat twee mensen hun tentje opslaan in de stal. Dat is al genoeg! Ze hadden hun stalletje misschien ook wel op Air-BnB kunnen zetten met al die toevloed van mensen naar Bethlehem,  maar dat hebben ze niet gedaan. En juist omdat ze gastvrij zijn krijgen zij als eerste te horen wat voor grote dingen er zijn gebeurd; dat de Koning is geboren.

Jozef en Maria zelf maken plaats in hun leven voor het kind dat hen gegeven wordt, en zij worden vanaf dat moment meegenomen op avontuur! Hun leven zal nooit meer hetzelfde zijn!

Er zijn ook mensen die geen plaats maken – herbergiers en dergelijke.  Over hen horen we niks meer – zij spelen geen rol meer in het verdere verhaal. Het verhaal is alleen maar van jou als je een plaatsmaker bent, mensen verwelkomt, anders gaat het verhaal – letterlijk - aan je voorbij.

Er is zelfs iemand die niet alleen geen plaats wil maken maar Jezus zijn plaats zelfs wil afnemen. Koning Herodes. Van hem horen we maar heel even, voordat ook hij van het toneel verdwijnt. 

Maar in de kern van het verhaal bevindt zich de grootste plaatsmaker – de grootste verwelkomer van allen. Maria.

Maria maakt plaats voor God, daar beginnen we mee. Lang voor het verhaal van Kerst komt het verhaal van de Aankondiging – het is de omgekeerde wereld. Door de Engel Gabriël vraagt God de Heer of een jonge vrouw – een meisje nog – plaats wil maken voor de Allerhoogste. Hij eist niets, hij overweldigt niet. Hij vraag of Hij dit geschenk, dit kind van de Allerhoogste die de wereld gaat redden mag geven.

Hij vraagt om een plaats. God vraagt om een plaats. Hij verovert die plek niet, hij komt niet als een inbreker, om alles van je af te nemen. Hij komt aan de deur en hij klopt. En hij vraagt of je plaats wilt maken. Een stukje wilt opschuiven of indikken. 

Van de één vraagt hij een grotere plaats dan de ander, naar gelang wat mensen aankunnen. Hij vraagt de Herbergier om onderdak, en vraagt de Herders vraagt een stukje van de stal. Hij dwingt niemand. Hij vraagt Maria de toewijding van haar hele leven, en wacht op het antwoord dat zij geeft, het onuitwisbare mij geschiede naar uw Woord.

Enkel met dat ja, kan het verhaal van Kerst van start – het verhaal dat al tweeduizend jaar klinkt.  Zonder plaatsmakers kan dat verhaal niet klinken. 

Zonder mensen die ons welkom heten wordt het stil om ons heen.

En zo komen we vannacht uit bij ons. Het verhaal van God en de mensen houdt niet op bij het wonder van 2000 jaar geleden. Het mag elk jaar, elke dag opnieuw in ons plaatsvinden, als wij een plaatsje willen vrijmaken voor wat God van ons vraagt.

Een kleine plaats of een grote plaats, voor iedereen anders. U moet zelf in uw hart kijken wat er van u gevraagd wordt. Daar is geen algoritme voor, geen computerprogramma waarmee u dat kunt uitrekenen. Enkel het hart van de mens kan daar antwoord op geven – en zeggen “dit is het” , of “dit is het niet”

Maar als wij de deur open houden voor wat God van ons vraagt, dan gebeurt er iets met ons. Dan blijven we niet wie we zijn. Dan worden we zelf een plaats waar grote dingen gebeuren:

Wij zelf worden dan de plaats waar God een wonder doet, als wij die plaats willen zijn.

Amen.


Saturday, 21 December 2019

Twee Wegen


Eerste lezing:
In die dagen sprak Jesaja tot Achaz: “Vraag de Heer, uw God, om een teken, hetzij hoog aan de hemel of diep in de hel.” Maar Achaz antwoordde: “Ik vraag niet om een teken; ik wil de Heer niet op de proef stellen.” En Jesaja sprak: “Luister dan, Huis van David, is het u niet genoeg mensen te ergeren, dat gij ook mijn God tot ergernis wilt zijn? Daarom geeft de Heer u ook ongevraagd een teken: Zie, de jonge vrouw zal ontvangen en een zoon baren, en zij zal hem noemen “Immanuël”: “God-met-ons”.

Evangelie:
De geboorte van Jezus Christus vond plaats op deze wijze: Toen zijn moeder Maria verloofd was met Jozef, bleek zij, voordat ze gingen samenwonen, zwanger van de heilige Geest. Omdat Jozef, haar man, rechtschapen was en haar niet in opspraak wilde brengen, dacht hij erover in stilte van haar te scheiden. Terwijl hij dit overwoog, verscheen hem in een droom een engel van de Heer die tot hem sprak: “Jozef, zoon van David, wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, tot u te nemen: het kind in haar schoot is van de heilige Geest. Zij zal een Zoon ter wereld brengen, die gij Jezus moet noemen, want Hij zal zijn volk redden uit hun zonden.” Dit alles is geschied, opdat vervuld zou worden wat de Heer gesproken heeft door de profeet, die zegt: “Zie, de maagd zal zwanger worden en een Zoon ter wereld brengen, en men zal Hem de naam Immanuël geven.” Dat is in vertaling: God met ons. Ontwaakt uit de slaap deed Jozef zoals de engel van de Heer hem bevolen had en nam zijn vrouw tot zich.

Broeders en zusters,

In elke relatie – of dat nu met uw echtgenoot of echtgenote is, of met uw familie of vrienden – bestaat het risico dat er grote misverstanden kunnen ontstaan, en door die misverstanden grote conflicten. Als de betrokkenen dan niet uitkijken en iedereen vasthoudt aan het eigen gelijk dan kunnen er grote breuken ontstaan die niet zomaar weer te lijmen zijn.

In de eerste lezing lezen we over Koning Achaz, een slechte koning van Juda, die denkt dat hij alle scheuren en breuken om hem heen met geweld en gekonkel kan beheersen. In het Evangelie lezen we over Jozef die een geheel andere weg kiest, terwijl hij zelf ook voor een grote crisis staat.
Want we lezen in het Evangelie over een haast onvoorstelbare situatie. Dat de relatie tussen Jozef en Maria op knappen staat. Twee van de edelste mensen die ooit hebben geleefd staan op een kruispunt, en het scheelt weinig of ze gaan niet meer met elkaar verder.

Maria is zwanger van de Heilige Geest, een wonder dat uit de diepste liefde van God voor de mensen komt. God lanceert zijn Zoon niet op de Aarde af als volgroeide superheld, maar wil dat zijn Zoon het hele menselijke leven deelt – van de baarmoeder tot de dood aan het Kruis. Hij kiest voor Hem Maria als moeder, de Vrouw die als een nieuwe Eva het leven-met-God voor heel de wereld mogelijk maakt.

Enkel de grootste en hoogste woorden die we hebben zijn genoeg om uit te drukken wat de woorden van Maria “mij geschiede naar Uw Woord” werkelijk voor ons betekenen.

Maar die grote en hoge woorden vinden we op dit moment even niet bij Jozef. Hij verdenkt Maria – Maria die zonder zonde is! – van overspel. In het Evangelie lezen we dat hij stilletjes van haar wilde scheiden. De verloving tussen hen ongedaan maken. Want overspel is niet niks. 

Integendeel .

In de wereld van de Bijbel, maar nog steeds in de wereld van het Midden-Oosten geldt overspel – in het bijzonder het overspel van de vrouw haast het ergste wat je kan doen. Het is haast nog erger dan moord: In het Oude Testament, als God het volk aanklaagt omdat het achter vreemde goden aanloopt dan zegt God niet in de eerste plaats: “je hebt me pijn gedaan” of “je hebt bezit van me gestolen” of “je hebt me verwond”. Nee, God zegt: “je bent een overspelig volk, je hebt je gehoereerd voor vreemde goden”.  Als de diepste en meest waardevolle relatie de huwelijksrelatie is, een relatie van volledige zelfgave over en weer, dan is overspel de poging om die relatie te vernietigen, een van de ergste dingen die er zijn.

De zwangerschap van Maria stort Jozef in een crisis, van Achaz en Jozef kunnen we leren hoe het verder moet als we voor grote uitdagingen komen te staan. Zoals Maria een nieuwe Eva is, zo kunnen we in Jozef ook de vernieuwing van een bijbels karakter zien:  De heilige Jozef staat in perfect contrast met Koning Achaz – en daarom maakt hij de goede keuzes.  In drie dingen is Jozef het tegenovergestelde van Achaz. Wat is Achaz voor een man?

Koning Achaz, koning van Juda en voorvader van Jozef, zo kunnen we lezen in de Bijbel, staat ook voor een crisis. Als hij het politieke spel van zijn tijd niet goed speelt dan kan hij álles kwijtraken. Maar Achaz wil enkel steunen op eigen inzicht, en eigen kracht. Naar de profeten die hem proberen uit te leggen dat hij op God moet vertrouwen luistert hij niet. Als de profeet Jesaja hem vertelt dat hij God om een teken moet vragen luistert hij ook niet. Hij verstopt zich achter valse nederigheid en gefleem.  (Maar het Teken komt toch!) Dat is één: hij is een trotse zelfstandige man – denkt hij - die niet wil luisteren

Omdat Achaz steunt op macht wordt hij afhankelijk van machtigen – van de heidense heersers om hem heen. Hij moet dealtjes sluiten met heersers die nog machtiger, gemener en doortrapter zijn dan hemzelf. Uiteindelijk raakt hij in de ban van vreemde goden. Hij zocht naar zelfstandigheid, hij wordt afhankelijk. Dat is twee: achter de machtmens schuilt een zwakkeling.

Uit afhankelijkheid raakt Achaz zijn roeping als koning kwijt. Elders in het Oude Testament (2 Koningen 16:3) staat zelfs dat hij één van zijn zonen laat offeren, de ergste zonde die er is, nog erger dan overspel! Alles om maar greep te blijven houden op wat er gebeurt. Hij geeft uit handen wat hem het meest dierbaar is, wat hij het meest zou moeten koesteren. Hij offert alles op voor een doel dat het lang niet meer waard is, een doel dat hij al lang kwijt is. Het is zinloos.

Dat is drie: hij offert zijn eigen kind, hij is een waardeloze vader en een slechte koning. Wie alleen maar met zichzelf bezig is, is een ander niet tot zegen maar tot vloek.

Dan Jozef, Jozef is geen heerser van een land, maar hij is wel van koninklijke huize, in zijn bloed schuilt de roeping die God aan koningen geeft: dat je jezelf opoffert  voor de mensen voor wie je verantwoordelijk bent.

Hoe gaat Jozef dan om met de grootste crisis uit zijn leven?

Natuurlijk heeft Jozef zijn eigen gedachten, maar hij neemt geen overhaaste besluiten. En als de Engel hem verschijnt in een droom dan herkent hij het teken voor wat het is. Dat is één: hij is een goed mens die wacht met onomkeerbare stappen te zetten tot het duidelijk is wat Gods wil is.

Er zullen dan altijd mensen zijn die zeggen: wat een zwakkeling. 
Mensen die kwaadspraken (of kwaadspreken) over het Christendom beginnen als eerste bij het aanvallen van de Maagdelijke Geboorte, met het aanvallen van Maria en Jozef. 

Maar waar zogenaamd machtige mensen vaak niet meer zijn dan de slaaf van hun eigen aandrang, of de mensen om hen heen, zien we wat punt twee van het leven van Jozef is. Hij is geen passieve zwakke man, zijn aanvaarding is een daad van zuivere zielenadel. Werkelijke kracht toont zich in het kunnen aanvaarden dat Gods wil groter is dan de onze.

Ten derde, tenslotte: Jozef offert niemand op. Hij zorgt voor Maria, hij zal zorgen voor het kind Jezus. Hij is van koninklijke bloede maar denkt geen moment aan zichzelf. Hij offert Maria en Jezus niet op maar geeft zichzelf voor hun welzijn.

In de wereld kunnen wij nog steeds veel Achazzen zien en vooral horen, want ze maken altijd veel lawaai. Jozeffen zie en hoor je niet zo veel omdat dat geen mensen zijn die aandacht op zichzelf vestigen. Die hebben ze ook niet nodig, ze doen wat goed is, omdat ze altijd open staan voor de Wijsheid van Boven, de waarheid die elk mens verlichten wil.

Zo wil ik u dan ook toewensen dat u zich niet stoort aan Achazjes, en probeert meer als Jozef te zijn. 

Als we ons openen voor de tekenen die God ons geeft maken ook wij onze roeping waar.

Amen


Saturday, 14 December 2019

Geslaagd in het Leven


In die tijd hoorde Johannes in de gevangenis
over de werken van de Christus
en hij liet Hem door zijn leerlingen de vraag stellen:
“Zijt Gij de komende,
of hebben wij een ander te verwachten?”
Jezus antwoordde hun:
“Gaat aan Johannes zeggen wat gij hoort en ziet:
blinden zien en lammen lopen,
melaatsen genezen en doven horen,
doden staan op
en aan armen wordt de Blijde Boodschap verkondigd.
Gelukkig is hij die aan Mij geen aanstoot neemt.”
Toen zij vertrokken waren,
begon Jezus tot de menigte te spreken over Johannes:
“Waar zijt gij in de woestijn naar gaan zien?
Naar een riethalm door de wind bewogen?
Waar zijt gij dan wèl naar gaan zien?
Naar iemand in verfijnde kleding?
Die verfijnde kleding dragen
zijn te vinden in de paleizen der koningen.
Waartoe zijt gij dan uitgetrokken?
Om een profeet te zien?
Inderdaad, zeg Ik u, zelfs meer dan een profeet!
Hij is het over wie geschreven staat:
Zie, Ik zend mijn bode voor U uit,
die de weg voor uw komst zal bereiden.
Voorwaar, Ik zeg U:
Onder hen die uit vrouwen geboren zijn,
is niemand opgestaan die groter is dan Johannes de Doper.
Niettemin is de kleinste in het Rijk der hemelen
groter dan hij.”

Broeders en zusters,

Wanneer ben je geslaagd in het leven? En omgekeerd, is er een moment waarop je kan zeggen dat je inzet, alles waar je je schouders onder gezet hebt, voor niks is geweest?

Het is een vraag waar Johannes de Doper zich mee bezig houdt. We hebben vorige week over hem gelezen – over hoe mensenmassa’s naar hem toe komen om hun zonden te belijden. We lezen dat hij vrijmoedig spreekt tegen allerlei mensen die geloven dat omdat zij het voor het zeggen hebben alles mogen doen waar ze zin in hebben.

Maar nu zit hij in de gevangenis. De laatste waar hij vrijmoedig tegen sprak was de koning, en dat was een vrijmoedigheid teveel. Tegen de tijd dat ons verhaal begint zit hij al lange maanden gevangen.

Zó liepen er nog mensenmassa’s achter hem aan, en zo lijkt hij in één klap niemand meer te zijn.

Het kan verkeren: het éne moment ben je een eenling, een roepende in de woestijn die schreeuwt om recht. Een kleine man. En zo opeens lopen er duizenden mensen met je mee en sta je op de voorpagina van de krant! Wat je te zeggen hebt wordt opgepikt en je wordt geteld onder de groten van het land. Je komt op de lijst van het Jaaroverzicht: de honderd meest invloedrijke  bewoners! En daar sta je dan: op nummer 38. Tussen de directeur van de spoorwegen en de CEO van een grote ziektekostenverzekeraar in.

Maar nog geen half jaar later lijk je alweer vergeten. Er wordt niet meer over je gepraat in de praatprogramma’s. “Deze keer heeft hij te hoog van de toren geblazen”, hoor je de mensen al grinniken. In het volgende jaaroverzicht kom je niet meer terug. Zelfs niet op nummer 100. 
Maar dat is niet het ergste, dat weet Johannes. Het ging hem nooit om zijn ego.

Maar wat moet er nu van zijn boodschap terechtkomen? Hij was gekomen om te verkondigen dat het volk bevrijd zou worden door een Koning die gaat komen. Hij hoort allemaal verhalen over Jezus.  De vreemdste verhalen doen de ronde!

Zou hij het zijn?

Als de vrienden van Johannes bij Jezus komen geeft Jezus ze een boodschap mee: vertel maar wat hier gebeurt. Johannes kan zelf wel invullen wat dat allemaal betekent.

blinden zien en lammen lopen, melaatsen genezen en doven horen, doden staan op en aan armen wordt de Blijde Boodschap verkondigd.

En niet alleen voor de mensen is er een Blijde Boodschap, er is ook een Blijde Boodschap voor Johannes in de gevangenis. Hij weet nu dat het allemaal niet voor niks was. Het maakt niet uit of je roepende in de woestijn bent of op nummer 38 staat in de Lijst van Meest Invloedrijke Inwoners, als wat je doet maar goed is.

Dat is de boodschap van Jezus wanneer hij aan de mensen uitlegt wat het betekent om groot of klein te zijn. Het doet er alles toe wie het is die daarnaar kijkt. Zijn het de mensen die dat bepalen? Of God?  
Wij als mensen leven in een wereld waarin alles steeds verandert. Wie machtig is kan op een dag alles kwijtraken!  En mensen die zo klein en gewoontjes leken worden soms op een schild geheven en zijn opeens “groten”.  

Maar dat is maar onze kleine menselijke blik die mensen zo indeelt: dat meisje daar doet een topopleiding, zij wordt vast groot. En die daar, die  won de verkiezingen, dat is een zeer grote, maar die derde: zijn bedrijf is nu failliet, hij was groot, maar is nu weer klein. En die vierde heeft alleen maar ambachtsschool en een eenvoudige baan, die is zo klein – daar hoeven we niet eens naar om te kijken, of zelfs over na te denken.

De vraag of iemand groot of klein is, of groot of klein gaat worden, daar kun je kranten en praatprogramma’s mee vullen..  Het Rad van Fortuin van onze wereld zal wild blijven ronddraaien tot de jongste dag.  
Maar God kijkt met andere ogen. Is Johannes de Doper een groot man? Ja zegt Jezus. Sterker nog:  Onder hen die uit vrouwen geboren zijn, is niemand opgestaan die groter is dan Johannes de Doper.

Het zal maar van je gezegd worden, daar ga je toch van naast je schoenen lopen! Maar toch is dat niet waar het om gaat, want: Niettemin is de kleinste in het Rijk der hemelen groter dan hij.

God kijkt met andere ogen naar de mensen, niet naar wat je allemaal gepresteerd hebt. God kijkt naar het hart van de mensen. Naar hun liefde, naar hun openheid naar God en de medemens. Daar hoef je geen diploma’s voor te hebben en geen enorm netwerk. Je kan groot zijn in Gods ogen als alles in je leven mislukt is, of als je ziek bent of lijkt dat alle kansen gemist zijn, en alle boten afgevaren. De wetenschap dat God zelf in de wereld zal komen als klein en weerloos kind mag ons leren met andere, betere ogen naar ons en andermans leven te kijken.

Laten we in deze advent opnieuw leren kijken, leren zien met de ogen van de Heer. Want wie klaar is voor het Koninkrijk is groter dan wie dan ook.

Amen.


Saturday, 7 December 2019

De Stilte van God


In die tijd trad Johannes de Doper op
en predikte in de woestijn van Judea:
“Bekeert u, want het Rijk der hemelen is nabij.
Deze toch is het, die de profeet Jesaja bedoelde
toen hij zei:
een stem van iemand, die roept in de woestijn:
bereidt de weg van de Heer,
maakt zijn paden recht.”
Johannes nu droeg een kleed van kameelhaar
en een leren gordel om zijn lenden.
Zijn voedsel bestond uit sprinkhanen en wilde honing.
Toen trok Jeruzalem, Judea en heel de Jordaanstreek
naar hem uit
en zij lieten zich door hem dopen in de rivier, de Jordaan,
terwijl zij hun zonden beleden.
Maar toen hij vele Farizeeën en Sadduceeën zag komen
om gedoopt te worden,
sprak hij tot hen:
“Adderengebroed, wie heeft u voorgespiegeld,
dat ge de dreigende toorn kunt ontvluchten?
Brengt liever vruchten voort, die passen bij bekering,
en neemt niet een houding aan alsof ge bij uzelf zegt:
Wij hebben Abraham tot vader!
Waarachtig, ik zeg u,
dat God de macht bezit
voor Abraham uit deze stenen kinderen te verwekken!
Reeds ligt de bijl aan de wortel van de bomen.
Elke boom dus, die geen goede vrucht draagt,
wordt omgehakt en in het vuur geworpen.
Ik doop u met water, opdat ge u zoudt bekeren.
Maar Hij, die na mij komt, is sterker dan ik,
en ik ben niet waardig Hem van zijn sandalen te ontdoen.
Hij zal u dopen met de heilige Geest en met vuur.
De wan heeft Hij in zijn hand
en Hij zal zijn dorsvloer grondig zuiveren;
zijn tarwe zal Hij in de schuur verzamelen,
maar het kaf verbranden in onblusbaar vuur.”
Broeders en zusters,  

We lezen in de eerste lezing een visioen van Jesaja over het einde der tijden, wanneer de liefde van God zich over de aarde verspreidt heeft als de wateren over de diepte van de zee.

In het Evangelie lezen we over Johannes de Doper. Hij roept de mensen op tot bekering. Hij noemt zichzelf de “roepende in de woestijn” en hij spreekt een aanklacht uit over de farizeeën en sadduceeën, de belangrijke mensen van hun tijd.

Johannes beschuldigt ze er van dat ze zich niet écht willen bekeren, dat wat ze doen maar schijn is. Een harde aanklacht!

Vervolgens wijst Hij vooruit – naar Jezus Christus – en verkondigt dat na hem Jezus Christus zal komen. Hij verkondigt niet zichzelf , hij spreekt namens en voor iemand anders.

Als we lezen over de roepende in de woestijn, zien we een man voor ons die het uitschreeuwt tegen het onrecht, tegen alles wat de liefde van God wil tegenhouden in ons leven. Dat is niet iets van lang geleden, een groot onrecht kan ons nog steeds oproepen om uit te roepen dat het anders moet.
Toen het Joodse volk in Egypte was en daar als slaaf gehouden werd, riepen ze het uit naar God. Maar ook vandaag kunnen we daar voorbeelden van zien.

Deze week zagen we bij het debat over de Belastingdienst daar een voorbeeld van, dat een man het vanaf de publieke tribune had uitgeschreeuwd over het onrecht dat hem en zijn familie was aangedaan.

De roep, de schreeuw om het onrecht is soms een schreeuw in de woestijn, je kan roepen en roepen maar niemand hoort je.  Dat kan als een vloek voelen. 

De oude Grieken voelden dat zo:  die hadden een verhaal over de vrouw Cassandra. Zij werd volgens het verhaal  vervloekt door de god Apollo en haar vloek was dat ze de toekomst kon zien maar dat niemand haar zou geloven als ze mensen probeerde te waarschuwen voor het onheil. Als niemand antwoord op je roepen, of op je waarschuwingen, en er komt alleen maar stilte en afwijzing op terug, dan is dat een vloek. 

Het kan zelfs voelen dat hoe de mens ook roept, die roep in het duistere niets verdwijnt. Zelfs God blijft  stil.

We hebben een roep, en we hebben stilte. De stilte van God. Wat is die stilte van God?

We kunnen zeggen, als God stil is, dan is Hij er niet. Maar dat is niet juist, de ene stilte is de andere niet. De stilte van God is niet de stilte van de grafkuil, de stilte van de dood. Het is eerder de stilte van het klooster, de stilte van de overweldigende sterrennacht. De stilte van God is een zwangere stilte. 

De stilte van God is de stilte van het leven, de stilte van de Aanwezigheid.  Het is een stilte die naar je luistert.

God hoort de roep van de mens. God luistert naar wat wij zeggen, fluisteren, roepen, uitschreeuwen. Je kan roepende in de woestijn zijn in de zekere kennis dat je ook in de woestijn gehoord wordt.

En als de volheid van de tijd gekomen is, dan zal God spreken. Hij hééft gesproken. Hij spreekt door de profeten, maar in de volheid van de tijd spreekt Hij uit wie Hij werkelijk is. Hij geeft ons Zijn Woord, de Zoon die de Vader zichtbaar moet maken in de wereld. En dat Woord, die Zoon wordt mens, en woont onder ons. Jezus Christus.

Jezus Christus is het énige Woord van God dat boven alle mensenwoorden gesproken wordt, boven al onze stilten, boven ons spreken, boven ons roepen.

Hij is het woord dat bevrijd van onrecht, kwaad en dood. Hij is het antwoord op een gevallen en gebroken wereld. Hij maakt ons nieuw.
En elke kerst opnieuw mogen wij dat Woord weer horen. Elke Advent mogen wij er weer op wachten, terwijl de wereld nog kermt en mensen hun pijn uitschreeuwen mogen wij wachten op dat verlossende Woord

En dat wij dan ook op dat Woord mogen luisteren, het in ons hart sluiten en er naar leven.

Amen.




Saturday, 30 November 2019

Meegaan naar het Grote Feest



In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Zoals het ging in de dagen van Noach, zo zal het gaan bij de komst van de Mensenzoon. Zoals de mensen in de dagen vóór de zondvloed doorgingen met eten en drinken, met huwen en ten huwelijk geven, tot op de dag waarop Noach de ark binnenging, en zij niets vermoedden totdat de zondvloed kwam en allen wegrukte: zo zal het gaan bij de komst van de Mensenzoon.
Dan zullen er twee op de akker zijn: de een wordt meegenomen, de ander achtergelaten: twee vrouwen zullen met de molen aan het malen zijn: de een wordt meegenomen, de andere achtergelaten. Weest dus waakzaam, want gij weet niet op welke dag uw Heer komt.
Begrijpt dit wel: als de eigenaar van het huis wist op welk uur van de nacht de dief zou komen, zou hij blijven waken en in zijn huis niet laten inbreken. Weest ook gij dus bereid, omdat de Mensenzoon komt op het uur waarop gij het niet verwacht.”

Broeders en zusters, beste kinderen, papa’s en mama’s, opa’s en oma’s.
We vieren vanavond/vandaag de eerste zondag van de Advent, we beginnen aan de periode van vier weken, vier zondagen, waarin we uitkijken naar de Kersttijd.

Maar het Evangelie van deze zondag is best moeilijk. Het lijkt wel alsof Jezus zegt dat als Hij komt niet iedereen mee mag doen.
Op de dag dat Hij komt, lezen we, staan er twee mensen in het veld, één wordt meegenomen en één blijft achter. Twee staan er te malen in de molen, één wordt meegenomen en één blijft achter.

Ik moet dan toch uit mezelf een beetje terugdenken aan al die keren dat je als laatste gekozen werd bij gym. Of gewoon overgeslagen. Of voor de grote mensen: stel je voor dat je hele straat de postcodeloterij wint, en dat alleen jij geen lootje hebt gekocht. Anderen mogen mee naar het grote feest, en jij blijft achter.

Daar is niks leuks aan. Dat is dan als een Kerstfeest waarin maar de helft van het land mee mag doen en de andere helft maar buiten in de sneeuw moet blijven staan en naar binnen kijken. Dat kan de bedoeling niet zijn!

Nu lazen we een paar weken geleden lazen we hier in de kerk het verhaal van een belangrijke man, een soort van Koning zeg maar, die een Groot Feest wilde houden voor heel veel mensen. Dat verhaal helpt ons misschien te begrijpen wat Jezus bedoelt. 

Maar de mensen die waren uitgenodigd wilden toen het eten klaar was en het drinken ingeschonken niet komen. Omdat ze het te druk hadden met van alles en nog wat: de één moest zijn nieuwe auto uitproberen, en de ander was net baas geworden van een fabriek in Limburg en de derde moest op zakenreis naar China. Of althans, zoiets was het.

Daarom kwamen ze niet, en heeft de Koning allemaal andere mensen uitgenodigd die andere mensen altijd oversloegen: Mensen die ziek waren, of oud, en mensen die altijd als laatste werden gekozen bij gym, of elke week het verkeerde lootje kochten.  Zo werd het toch nog een gezellig feest!

Maar stel je nu voor dat die mensen die weggegaan waren toch gebleven waren, mopperend om die uitnodiging terwijl ze zoveel belangrijke grotemensendingen te doen hadden.

Ik stel me voor dat die dan onder het Grote Feestdiner helemaal niet genieten van het lekkere eten en drinken, en niet te praten met de mensen om hem heen.

De een zit dan onder het eten alleen maar te Facetimen met China. En de ander is in zijn hoofd alleen maar aan het autorijden in zijn nieuwe auto – zo`n Tesla Cybertruck misschien - en als iemand wat vraagt zegt hij alleen maar “euhm, huhu” , en de derde zit de hele avond op zijn mobieltje naar plaatjes van fabrieksmachines te kijken.

Dat wordt dan ook geen leuk feest. Denk ik dan.

Dus misschien is dat wat het betekent, dat ‘meekomen en achterblijven’ als Jezus komt.

Als Jezus komt om het Grote Feest met alle mensen te vieren dan kun je alleen meedoen als je … dat leuk vindt.

Als je dat helemaal niet leuk vindt, omdat je alleen maar bezig bent met een nieuwe auto, of een nieuwe windmolen, of met hoe je aan nog meer grond kan komen en niet wilt denken aan andere mensen om je heen, dan kun je niet meer kan laten verrassen door het mooiste cadeau ter wereld….  Dan wordt het geen leuk feest.

Niet voor jou, en niet voor alle andere mensen. Voor niemand.
Wat betekent het dan om mee te kunnen naar het Grote Feest van God?
Het betekent dat iedereen mee mag. Hoe je er ook uitziet, en of je ouders nu wat meer of minder geld hebben. Of je in een groot of in een klein huis woont, of je in een rolstoel zit of niet. Iedereen mag mee!

Dat betekent dus ook dat als je meegaat je het ook mee gezellig moet maken voor iedereen. Als je naar het feest gaat en je zegt “ik wil alleen maar praten met die en die” of “ik wil niet naast iemand in een rolstoel zitten” of “ik ben zo belangrijk dat ik op een gouden stoel moet zitten en alle andere mensen niet", dan wordt het niks met dat feest. En als je niet naar het feest wil omdat je bang bent dat je dan een voordeeltje misloopt, tja, dat schiet ook niet op.

Het wordt feest voor iedereen, of het wordt  helemaal geen feest. Dat is de keuze.

Als we kiezen om feest te vieren met iedereen, dan worden we niet teleurgesteld. In de Bijbel lezen we in het boek Openbaringen in beelden en symbolen wat dat zal zijn. Mensentaal kan het niet onder woorden brengen. Hoeveel woorden je uit je hoofd gaat leren op school, het gaan er nooit genoeg zijn om uit te kunnen leggen hoe mooi dat gaat zijn.

Laten we ons dus gereed maken, de komende weken om Kerst te vieren – de geboorte van Jezus – en daarna zo leven dat we altijd gereed zijn om het Grote Feest mee te vieren wanneer de Heer weer naar de wereld komt.

Amen.

Saturday, 23 November 2019

Een koning zonder applaus.


Toen Jezus aan het kruis hing,
stond het volk toe te kijken,
maar de overheidspersonen lachten Hem uit en zeiden:
“Anderen heeft Hij gered;
laat Hij zichzelf eens redden
als Hij de Messias van God is,
de uitverkorene!”
De soldaten brachten Hem zure wijn,
en ook zij voegden Hem spottend toe:
“Als Gij de koning der Joden zijt,
red dan uzelf.”
Boven Hem stond als opschrift
in Griekse, Romeinse en Hebreeuwse letters:
“Dit is de koning der Joden.”
Ook een van de misdadigers die daar hingen hoonde Hem:
“Zijt Gij niet de Messias?
Red dan uzelf en ons.”
Maar de andere strafte hem af en zei:
“Heb zelfs jij geen vrees voor God
terwijl je toch hetzelfde vonnis ondergaat?
En wij ondergaan dat vonnis terecht,
want wij krijgen wat wij door onze daden verdiend hebben;
maar Hij heeft niets verkeerds gedaan.”
Daarop zei hij:
“Jezus,
denk aan mij,
wanneer Gij in uw Koninkrijk gekomen zijt.”
En Jezus sprak tot hem:
“Voorwaar, Ik zeg u:
vandaag nog zult gij met Mij zijn in het paradijs.”

Broeders en zusters,

We zijn aangekomen bij de laatste zondag van het kerkelijk jaar: het feest van Christus Koning: een feestdag waarop we bijzonder er aan denken dat alles in de wereld uiteindelijk is gericht op onze verlossing door Jezus Christus. Hij is de werkelijke Heer van alle dingen in de hemel en op aarde. Christus Koning wil dát zeggen: alles is in zijn handen.

Toch als we het Evangelie van vandaag lezen voelen we dat niet direct aan: Jezus als Koning, dat lijkt hier maar een spotwoord te zijn. Jezus hangt aan het kruis tussen rovers – we zouden misschien tegenwoordig zelfs zeggen: terroristen. Koning, Messias – het zijn scheldwoorden geworden in de monden van de leiders van het volk waarmee ze de stervende Jezus nog eens beschimpen.

Het contrast kan niet groter zijn met hoe we met machtige mensen omgaan. Ik heb de afgelopen weken een boek gelezen over een andere heerser. De Franse keizer Napoleon en zijn veldtocht tegen Rusland in 1812. U weet waarschijnlijk wel dat die veldtocht catastrofaal afgelopen is. Het leger was niet voorbereid op de Russische winter en vier op de vijf soldaten van het Franse leger zijn niet teruggekomen. 

Het boek maakt duidelijk dat Napoleon niks gaf om mensenlevens, zijn honderdduizenden soldaten joeg hij er zonder enige compassie doorheen. En als hij in december tenslotte zijn leger in de sneeuw achterlaat en terugkeert naar Frankrijk is hij maar met één ding bezig: níet denken aan wat hij allemaal fout heeft gedaan, níet denken aan of hij wel geschikt was voor deze taak: nee, hij was alweer bezig met voorbereidingen te treffen voor een nieuwe oorlog tegen Rusland.

Het bijzondere is nu dat de soldaten van Napoleon, hoe gehavend ze ook uit de strijd kwamen, geen kwaad woord over hem wilden horen. Zelfs toen hij twee jaar later voor de tweede keer werd afgezet en verbannen had hij nog miljoenen aanhangers in Frankrijk. Het boek waarin hij zijn ideeën over de samenleving laat opschrijven wordt zelfs een bestseller. Ongelofelijk!

Een man die anderen alleen maar voor zijn eigen belangen gebruikte wordt verheerlijkt, en Jezus – die alleen maar het goede wil voor alle mensen – wordt verraden, vermoord en bespot. Een enorme hoeveelheid macht die aan een mens gegeven wordt geeft die persoon als het ware iets magisch. Gewone mensenregels zijn dan niet meer van toepassing op hem of haar. 
 
Dit zie je zelfs in het klein, zelfs een klein beetje macht over anderen gaat gepaard met een gevoel van onschendbaarheid. Kleine baasjes of mensen die televisieprogramma's presenteren vinden zichzelf al gauw heel wat, en er zijn genoeg mensen die hen daarin bevestigen. Zo sterk zit dat in ons hoofd.
 
Wie machteloos is, daarentegen wordt om het minste of geringste vermorzeld.

Wat een vreemde koning is Jezus Christus dan. Hij heeft geen leger van honderdduizend man om zich heen. Hij gaat geen verwoestende veldtochten aan. Hij gebruikt geen andere mensen op een cynische manier. 
Hij heeft niet eens een televisieprogramma en zal niet eens dénken dat hij anderen mensen móet vernederen omdat de lat bij hem nu eenmaal hoog ligt.
 
( en de dwarsbalk van het kruis is de hoogste lat ter wereld )

Hij vernedert niemand, maar wordt zelf vernederd. Maar zelfs aan het kruis is hij Koning. Júist aan het kruis is hij Koning.  

Andere koningen hebben gewaden, gouden kronen en koetsen en blinkende tronen en communicatie-adviseurs nodig om indruk te maken – om te laten zien wie ze zijn. 
 
Jezus heeft alleen het kruis nodig om te laten zien wie Hij is. En vanaf het kruis spreidt Hij zijn handen uit om de hele wereld te omvatten: te beginnen bij de rover, de moordenaar die naast hem hangt.

Zo mag het ook zijn voor ons. Laten we kijken in ons hart of we niet zelf ook ons hebben laten verblinden door de macht of invloed van andere mensen. Of erger nog: dat we zelf vinden recht te hebben op bijval of applaus omdat we onszelf zo bijzonder vinden.

Laten we ook zien in ons hart of we nog wel sympathie willen hebben voor mensen die machteloos gemaakt zijn door ziekte, armoede, slechte keuzes of een sociaal isolement. Het is makkelijk te juichen voor machtigen, maar werkelijke zielenadel toont zich pas in het toesteken van een hand aan iemand die verworpen is door anderen.

Als we zo willen leven: niet mensen de hemel in prijzen omdat ze machtig of invloedrijk zijn, en geen mensen verachten omdat ze aan de rand van de samenleving geraakt zijn dan is ons hart vrij om de signalen van de Geest op te vangen. De Geest is de Heraut van koning Jezus. Koning Jezus die ons elke dag weer – uit liefde voor ons – zichzelf wegschenkt zodat wij mogen leven.

Amen.



Saturday, 16 November 2019

Als het dak naar beneden komt...


In die tijd merkten sommigen op hoe de tempel daar prijkte
met zijn fraaie stenen en wijgeschenken.
Toen zei Jezus:
“Wat ge daar ziet:
er zal een tijd komen,
dat er geen steen op de andere gelaten zal worden:
alles zal verwoest worden.”
Zij vroegen Hem nu:
“Meester, wanneer zal dat dan gebeuren?”
Maar Hij zei:
“Weest op uw hoede, dat gij niet in dwaling gebracht wordt.
Want velen zullen optreden in mijn Naam
en zij zullen zeggen: Ik ben het, en: Het ogenblik is nabij.
Loopt niet achter hen aan.
En wanneer gij hoort van oorlogen en onlusten,
laat u dan niet uit het veld slaan.
Dat alles moet wel eerst gebeuren,
maar het einde volgt niet terstond.”
Toen sprak Hij tot hen:
“Er zal strijd zijn van volk tegen volk
en van koninkrijk tegen koninkrijk;
er zullen hevige aardbevingen zijn,
en hongersnood en pest,
nu hier dan daar,
schrikwekkende dingen
en aan de hemel geweldige tekenen.
Maar nog vóór dit alles geschiedt
zullen zij u vastgrijpen en vervolgen;
zij zullen u overleveren aan de synagogen en gevangen zetten,
u voor koningen en stadhouders voeren
omwille van mijn Naam.
Het zal voor u uitlopen op het geven van getuigenis.
Welnu, prent het u in,
dat gij dan uw verdediging niet moet voorbereiden.
Want Ik zal u een taal en een wijsheid geven,
die geen van uw tegenstanders
zal kunnen weerstaan of weerspreken.
Ge zult zelfs door ouders en broers,
door bloedverwanten en vrienden overgeleverd worden
en sommigen van u zullen ze ter dood doen brengen.
Ge zult een voorwerp van haat zijn voor allen
omwille van mijn Naam:
geen haar van uw hoofd zal verloren gaan.
Door standvastig te zijn zult ge uw leven winnen.”

Broeders en zusters

Stelt u zich voor dat uw leven aardig op de rails staat. U heeft net uw opleiding afgerond en alles om u heen begint vorm te krijgen. U heeft een huis, een baan, een relatie, en naarmate de tijd verstrekt lijkt het alsof het altijd zo zal zijn. Als iemand u dan zou zeggen: er komt een tijd waarop je dat alles kwijt raakt- baan, relatie, huis - en helemaal opnieuw moet beginnen, dan is het moeilijk om die persoon te geloven. Want hoe fragiel het leven ook is: het komt op ons vaak over als iets dat op granieten fundamenten gebouwd is.

En als het leven moeilijk wordt, als onze relaties haperen of we onze baan dreigen kwijt te raken, dan staan er altijd mensen klaar om ons advies te geven. Over hoe we sneller, sterker of slimmer kunnen worden, zodat we elke crisis te boven kunnen komen. Er zijn boekenkasten vol over geschreven, met van dat soort “zelfhulpboeken”.

Jezus vraagt ons deze week om die zorgen opzij te zetten. Zelfs als het leven moeilijk is, moeten we misschien andere lessen leren dan hoe we de snelste of de slimste kunnen zijn. Het Evangelie is geen  zelfhulpboek. Het Evangelie is een Godhulpboek.

We lezen over Jezus en zijn leerlingen terwijl Jezus praat over de verwoesting van de Tempel. En wat geldt voor ons eigen kleine leventje, gold des te meer voor hoe de Joden in de tijd van Jezus keken naar de Tempel in Jeruzalem. De Tempel was het kloppende hart van het joodse geloof.  Daar werden de offers gebracht, daar was het levende teken van Gods aanwezigheid in het Beloofde Land. Als de Tempel er niet meer zou zijn: dan zou het zijn alsof God er niet meer was!

Het was haast ondenkbaar dat de Tempel zomaar verwoest zou kunnen worden. Net zo ondenkbaar als het de vorige keer was – toen het Joodse volk in ballingschap naar Babylonië werd gebracht.  Maar dat is een wrede waarheid. Er gebeuren continu ondenkbare dingen.

Heel veel dingen waar we ons aan vastklampen, of van geloven dat het altijd zal blijven of nooit voorbij zal gaan zijn toch maar tijdelijke zaken. Ze hebben een houdbaarheidsdatum – al zien we die niet.

Als we realiseren dat dingen eindig zijn, willen we ook weten wanneer het zover is. Dat is wat de leerlingen nu doen. Maar Jezus noemt geen namen en rugnummers, geen data. Hij zegt niet: je hebt nog honderd dagen, of veertig jaar. Het is niet de bedoeling dat de leerlingen zo`n aftelklok op hun laptop installeren en daar dan steeds naar kijken hoe lang het nog duren moet tot de verwoesting van de Tempel. Nee.

Dat is niet Jezus’ bedoeling. Hij is geen toekomstvoorspeller, of zelfs maar een trendwatcher.  Als hij spreekt over het einde van dingen en plaatsen dan is dat om je te sterken voor de toekomst. Jezus vertelt niks over de toekomst om je bang te maken. Dat is het omgekeerde van zijn bedoelingen.
Hij zegt ook niet: ik vertel je de toekomst zodat je je kan voorbereiden. Je moet leren survivallen, en op karate-les, zodat je je kan verdedigen; en nuttige skills leren voor wanneer je – heel agile – als expat in een vreemd land leven moet.

Integendeel.

De toekomst waar Jezus naar wijst is ontegenzeggelijk een moeilijke toekomst. Zijn leerlingen zullen het moeilijk krijgen, en het hele land zal in vuur en vlam komen te staan. Er zullen oorlogen komen en conflicten waar niemand een antwoord op heeft.

Het is dan mooi om te lezen wat de raad van de Heer is. Hij zegt niet: zorg er voor dat je de slimste of de sterkste bent zodat je kan winnen. 

Integendeel.

Hij zegt met zoveel woorden dat je alle gedachte aan succes los moet laten: de tijd zal moeilijk zijn maar je bent niet alleen. Je hebt mensen om je heen en je hebt God die je steunt. De boodschap in moeilijkheden, in crisis, en zelfs als het dak naar beneden komt is dus niet wees de sterkste, wees de slimste, maar: wees trouw.

Wees trouw aan de mensen om je heen. Wees trouw aan de inspiratie in je hart. Wees trouw aan jezelf, je eigen integriteit, je geweten. Wees trouw aan God. Hij zorgt voor een nieuw begin, al lijkt het alsof alles op zijn einde loopt.

Hij geeft je in wat je zeggen moet. In je trouw mag je standvastig zijn, dat wat er ook gebeurt, zelfs al gebeuren er rampen,  zodat je altijd mag voelen dat God naast je loopt, God je vasthoudt, God je draagt.
Want Liefde is sterker dan de Dood.

Amen.



Sunday, 3 November 2019

Van Hart tot hart.


In die tijd ging Jezus Jericho binnen.
Terwijl Hij er doorheen trok
poogde een zekere Zacheüs,
hoofdambtenaar bij het tolwezen en een rijk man,
te zien wie Jezus was.
Maar hij slaagde daarin niet vanwege de menigte,
want hij was klein van gestalte.
Om Hem toch te zien liep hij hard vooruit
en hij klom in een wilde vijgenboom,
omdat Jezus daar langs zou komen.
Toen Jezus bij die plaats kwam
keek Hij omhoog en zei tot hem:
“Zacheüs, kom vlug naar beneden,
want vandaag moet Ik in uw huis te gast zijn.”
Zacheüs kwam snel naar beneden en ontving Hem vol blijdschap.
Allen zagen dat en merkten morrend op:
“Hij is bij een zondaar zijn intrek gaan nemen!”
Maar Zacheüs trad op de Heer toe en sprak:
“Heer, bij deze schenk ik de helft van mijn bezit aan de armen;
en als ik iemand iets afgeperst heb,
geef ik het hem vierdubbel terug.”
Jezus sprak tot hem:
“Vandaag is dit huis heil ten deel gevallen,
want ook deze man is een zoon van Abraham.
De Mensenzoon is immers gekomen om te zoeken,
en om te redden wat verloren was.”

Broeders en zusters,

Een paar jaar geleden was ik met de Bisdombedevaart mee naar Rome. Het was een prachtige reis. Één van de hoogtepunten was de algemene audiëntie op het Sint Pieterplein waar paus Franciscus de groepen begroette die naar Rome gekomen was, een inspirerend woord spreekt, en daarna – u heeft het wel eens gezien – rijdt hij met zijn pausmobiel over het plein.

Je neemt je voor dat je niet als andere mensen gaat juichen en op en neer springen als hij voorbij komt. Dat is maar overdreven. Maar dat is dus exact wat je gaat doen. Juichen en op en neer springen. Paus Franciscus is nu eenmaal een bijzonder charismatische man met een kostbare boodschap.

Maar stel je nu voor dat de paus opeens zijn pausmobiel een grote bocht laat maken en hij rijdt naar de rand van het plein. Hij laat de mensen even voor wat het is en rijdt naar een grote boom waarin een klein mannetje zit.

En je hoort dat het onrustig wordt om je heen, er wordt gemompeld. De Romeinen kennen hem, het  is Zachisi, de beruchte belastinginner van Rome. Hij is meestal druk in de weer om de flitscamera’s van Rome zo af te stellen dat je er altijd bij bent, en anders is hij wel belastingaanslagen aan het opstellen die veel te hoog zijn. En dat grote huis, dat Palazzo waarin hij woont, nou, dat doet hij vast niet van zijn salaris.

Hij durft niet onder de mensen te komen, hij heeft al een paar keer een blauw oog opgelopen! , maar wilde toch horen wat die paus nu te zeggen had.

En stel je voor dat de paus nu Zachisi in zijn pausmobiel laat en ze samen wegrijden, naar dat nare protserige huis van die oplichter. Om daar gezellig te gaan eten.

Misschien dat daar toch wat commentaar op zou komen. Ik kan me daar wel iets bij voorstellen. Dan sta je daar, na een verre reis met een pausvlaggetje in je handen, en dan rijdt hij weg. Op weg naar die oplichter.

Ik denk dat daar wel wat commentaar op zou komen. Weer boze stukken op Facebook. Over hoe slecht de paus wel niet is. “Zie je wel dat hij niet deugt!”

Zo stel ik me een beetje het verhaal van vandaag voor, maar dan met Jezus, zonder pausmobiel, maar mét een menigte mensen en achteraf, de tollenaar Zacheus.

Allereerst het is mooi dat er veel mensen op de been zijn om Jezus te zien. Hij brengt mensen bij elkaar, het is een belevenis om dat mee te maken! Ik stel het me voor als die keer op het Sint Pietersplein bij de paus, maar dan keer tien of keer honderd.

Maar grote mensenmassa’s kunnen je ook afleiden. Als je in een grote groep mensen bent ga je je anders gedragen dan je normaal doet. Je kunt volledig worden meegesleurd door de kracht van de groep. Dat groepseffect is zo sterk dat je alleen al daardoor meegesleurd wordt, nog los van wie in het centrum van de aandacht staat.

De kracht van een mensenmassa kan ook beangstigend zijn, dat zullen we ook zien als we opgaan naar Pasen. Dan is er geen juichende groep meer, maar een dreigende menigte. En zelfs de geharde Romein Pilatus is niet tegen die macht opgewassen.

De druk van een grote groep kan ook misleidend zijn. Het kan ons het gevoel geven dat we ergens bij betrokken zijn terwijl dat niet zo is. Een paar dagen geleden lazen we in het Evangelie dat de Heer tegen boosdoeners zegt: “ik ken u niet” terwijl zij zeggen: “maar Heer weet u dan niet meer dat u in onze straat onderwezen hebt?”.  Misschien hebben ze zelfs  toen Jezus door de Dorpsstraat of het Damrak liep wel meegesprongen en -gejuicht en met een Jezusvlaggetje gezwaaid.

Maar hun hart juichte niet mee. In hun hart is niets gebeurd, en nu staan ze voor de dichte deur. Het enkele feit dat er vandaag heel veel mensen om Jezus heen staan is dus wel aardig, maar niet zo belangrijk. Wat is wel belangrijk? Dat je je kunt laten raken door wie Jezus is, en wat Hij doet.

Voor sommige mensen is dat makkelijker dan voor anderen. Voor Zacheus-in-de-Boom is het moeilijk. Hij is niet zo goed in goed zijn. Integendeel.
Maar hij staat er wel voor open. Voor het goede. Voor Jezus. Hij weet niet hoe hij het aan moet pakken. Hij staat nu eens een keer niet vooraan. Maar hij wil het wel aan zich voorbij zien trekken.

En dan gebeurt het ongelofelijke dat hij niet alleen Jezus ziet, maar Jezus ziet hem ook.

Wanneer zou de laatste keer zijn geweest dat iemand naar Zacheus had gekeken als mens? Niet als belastinginner, of als zondaar, of als corrupte man die je weer kan gebruiken voor je eigen plannetjes… Maar als mens? Aangezien van hart tot hart? Wanneer zou dat geweest zijn. Misschien is het hem wel nooit eerder gebeurd.

En als Jezus dan zegt dat Hij bij hem in zijn huis moet komen om te verblijven valt hij haast van schrik uit de boom.

En nu Jezus bij hem komt voelt hij zich ook vrij. Vrij om uit zijn verkeerde keuzes te stappen. Vrij om zich niet meer te laten gebruiken door anderen. Vrij om zelf anderen met respect en integriteit te behandelen. Vrij om nieuwe wegen in te slaan.

Dit verhaal van Jezus is opgetekend om ons die les te leren. Je bent nooit zo slecht, zo ver weg dat je niet meer geraakt kan worden door het voorbeeld van een ander, door het voorbeeld van Jezus. En dat door een ontmoeting met de levende God je de moed en de kracht kan krijgen om andere wegen in te gaan.

Het leven met God is geen deugparade in zonneschijn, waarin wij op ons paasbest aangekleed al vlaggetjeszwaaiend gezien mogen worden terwijl Jezus voorbij loopt. Het leven met God is vaker gevonden kunnen worden terwijl wij ons een beetje halfbeschaamd verstoppen in een boom, omdat we weten dat we er niet echt bijhoren, dat we niet voldoen aan de eisen die wij onszelf opleggen, of aan de verwachtingen van de samenleving.

Maar als wij naar Jezus opzien mogen we ook weten dat Hij terugkijkt, zijn blik op de onze valt. En uit zijn ogen, vol van liefde, spreken zijn woorden: “vandaag moet ik bij jou te gast zijn”

Zo vindt en redt Hij wie verloren was.

Amen.