Saturday, 31 August 2024

22e Zondag door het Jaar B

 

Eens kwamen de Farizeeën
en enkele schriftgeleerden uit Jeruzalem bij Jezus tezamen,
en ze zagen dat sommigen van zijn leerlingen met onreine,
dat wil zeggen, ongewassen handen aten.
De Farizeeën immers en al de Joden eten niet zonder eerst de vingertoppen gewassen te hebben, daar ze vasthouden aan de overlevering van de voorvaderen;
komen ze van de markt,
dan eten ze niet voordat zij zich gereinigd hebben;
zo zijn er nog vele dingen
waaraan ze bij overlevering vasthouden:
het afwassen van bekers, kruiken en koperen vaatwerk.
Daarom
stelden de Farizeeën en de schriftgeleerden Hem de vraag:
“Waarom gedragen uw leerlingen zich niet
volgens de overlevering van de voorvaderen,
maar eten zij met onreine handen?”
Hij antwoordde hun:
“Hoe juist heeft Jesaja over u, huichelaars, geprofeteerd!
Zo staat er geschreven:
Dit volk eert Mij met de lippen
maar hun hart is ver van Mij.
Zij eren Mij, maar zonder zin,
en mensenwet is wat zij leren.
Gij laat het gebod van God varen
en houdt vast aan de overlevering van mensen!”
Daarop riep Hij het volk weer bij zich en sprak tot hen:
“Luistert allen naar Mij en wilt verstaan:
niets kan de mens bezoedelen
wat van buiten af in hem komt.
Maar wat uit de mens komt,
dat bezoedelt de mens.
Want uit het binnenste, uit het hart van de mensen
komen boze gedachten, ontucht, diefstal, moord,
echtbreuk, hebzucht, kwaadaardigheid, bedrog,
losbandigheid, afgunst, godslastering, trots, lichtzinnigheid.
Al die slechte dingen komen uit het binnenste
en bezoedelen de mens.”

 

Beste vrienden, 

Misschien heeft u wel eens meegemaakt dat u kennissen of vrienden had die heel betrokken zijn bij een goed doel. Idealistische mensen! Begaan met de medemens, of met de natuur of met een ver land. Of heel dichtbij, iets wat met de kerk te maken heeft!

Maar na verloop van tijd ziet u mensen veranderen. Ze worden steeds  strenger, en niet alleen voor zichzelf, maar ook (of juist!) voor anderen! Het wordt steeds minder plezierig om met hen om te gaan. Je hebt misschien zelfs het gevoel dat je je moet verdedigen als je bij ze in de buurt bent. Over dat je nog (met het vliegtuig) op vakantie gaat, of vlees eet. En je onschuldige hobby? Dat kan echt niet meer, terwijl er zoveel leed is in de wereld! 

En het ergste is, je kan ze moeilijk helemaal ongelijk geven.

Er is heel veel mis in de wereld en het is lovenswaardig om daar wat aan te willen doen! Als je je nergens iets van aantrekt, verdien je ook geen compliment!  Ook dat komen we vaak genoeg tegen:

Dát is niet míjn probleem!

Het zal mijn tijd wel duren!

Dat is mijn oorlog niet! 

Dat is allemaal makkelijk gezegd. Totdat het wel je probleem is, je tijd niet duurt, of je oorlog wèl wordt. Maar dan is het te laat.

Nee. Stel je voor, een wereld zonder mensen met idealen. Dat zou ook geen pretje zijn..

En toch: alle idealen ter wereld, alle inzet voor het goede doel, steeds strenger, steeds preciezer worden. Zo`n hele morele of rituele  wapenwedloop. Daar gaat iets heel erg mis. Maar wat? 

Jezus wil ons daar deze zondag iets belangrijks over vertellen. Het probleem waar Jezus het over heeft, de voorbeelden die we nu zo kunnen benoemen, die horen bij het leven zelf.

Elke generatie opnieuw kan het goede verwrongen raken, iets wat onmenselijk wordt. We gaan zien waarom. Als je goed wil zijn, dan wil je ook steeds beter worden. Dat is een natuurlijk proces. Je ziet als je iets goeds doet, ook steeds scherper wat niet klopt. Of dat nu iets is aan jezelf of aan anderen. Weinig is dan verleidelijker om te denken: twee keer zoveel, dat is dubbel zo goed. 

Voor de joden in de tijd van Jezus was het bijvoorbeeld belangrijk om rein te zijn. Ritueel rein. Dat niks aan je kleefde wat kon afleiden van God: of dat nu een zweem van heidendom was, of de geur van de dood, of een druppel bloed van een dier.

Als je er helemaal wilde zijn voor God dan hield je dat alles ver van je. En om er zeker van te zijn dat er niks meer aan je kleefde werd er ritueel gewassen. Om er maar zeker van te zijn dat je vrij voor God kan staan.

Elke keer als je dan eet, en eten is leven, als je eet ben je dus in contact met de Levende, met God, dan mag en kan dan alleen maar, zo dachten ze, als je zuiver bent. Gewassen bent! Logisch! (of niet?) 

Maar zoals het gaat. Zo denkt de mens al gauw. Twee keer zo veel is dubbel zo goed. En als de mens dat niet uit zichzelf bedenkt, dan ziet hij het wel bij de buurman. Die wast niet alleen zijn vingertoppen, maar ook zijn armen tot aan zijn elleborgen. En zo gauw jij dat ook gedaan hebt wast de buurman al tot zijn oksels! Het kan natuurlijk niet zo zijn dat je achterblijft bij de buurman, dus dan ga je dat ook maar doen. En zo gaat het tegen elkaar op! Je begint met het goede willen doen, maar het gaat van kwaad tot erger. Uiteindelijk zijn er zelfs mensen zijn die niet meer buiten durven komen zonder zich als ze eenmaal thuis zijn zich helemaal onderdompelen. En de reinigingsvaten in de vrome huizen worden groter en groter en groter. Weet u nog, het huwelijk van Kana? Met de grote stenen vaten die daar staan? Daar kunnen honderden liters water in. Allemaal voor de zuivering! Dan weten we zeker, dat is een erg vrome familie!  

En dat is niet alleen iets uit het Jodendom. Ook wij hebben daar in de kerk wel eens last van. Op het seminarie heb ik dat vaak genoeg gezien. Wie kon het meeste vasten? Wie bleef het langste nabidden? En reken maar dat er op elkaar gelet werd! Natuurlijk werd daar niet hardop over gesproken, maar het was een groot onderdeel van de seminariecultuur. Ook daar was het onuitgesproken refrein: twee keer zo veel, dat is vast dubbel zo goed. 

Maar dat is een valse logica. Als er een wedstrijd ontstaat, zoals in de tijd van de Farizeeërs, of in de tijd van de seminaristen, of bij de veganisten, dan raken we het zicht op de kern van de zaak kwijt. Jezus noemt dat: het hart. Het hart is de kern van de mens. Daar gaat het om en de rest is buitenkant.

Als we willen weten of iets dat we doen goed is of slecht, moeten we dáár te rade gaan. Niet bij een wetboek, of een catalogus met regeltjes en regels. Niet in een exact voorgeschreven voorbeeld, en als we dat allemaal doen, dan zijn we goed, en doen we tweemaal zo veel is het dubbel beter. Neen. 

Het hart. Jezus vraagt naar het hart, Wat, in die kern, betekent het wat we doen. Zoek je God in wat je doet? Probeer je je medemens goed te doen in wat je doet? Of is er toch (ook….) wat anders aan de hand? Overgiet je je met water om zuiver te worden voor God, of was je je steeds langer om niet bij de buurman achter te blijven?

Wanneer je bidt, doe je dat dan uit dankbaarheid? Of bid je om te laten zien dat je “een echte echte” bent?

Wanneer je vast, doe je dat met een blij gezicht, of om te koop te lopen met een leeg bord? En het hart is listig, het kan ons makkelijk op het verkeerde been zetten. Het kan zelfs van iets dat goed begon iets verschrikkelijks maken. Zelfs iets moois dat onze gedachten op God kan richten, kan verwrongen raken. Ja, het wordt zelfs een afgod! En het ergste is nog dat je daarmee het goede zelf verdacht kan maken! 

Als het goede in handen valt van farizeeën raakt het goede zelf in een kwade reuk! 

Als de goeden steeds onaangenamer worden, is voor veel mensen het antwoord duidelijk! Die vluchten in cynisme!  Wat “goed” genoemd wordt zal wel slecht zijn! Of het goede is zelfs niet te kennen! Betekenisloos! Beter trekken we ons nergens wat van aan! Laten we eten en drinken, want morgen zijn we er misschien niet meer! Nee, als we de kern loslaten, vanuit de gedachte dat we wel twee keer zoveel kunnen doen - en dubbel zo goed kunnen zijn - laten we een hoop narigheid achter in de wereld. 

Twee keer zo veel is dan niet dubbel zo goed. Twee keer zo veel is misschien wel vier keer zo slecht!

Al het wassen, bidden, vasten, en demonstreren in de wereld gaan ons niet redden als we iets anders zoeken dan God en het goede. Alle weldaden die we voor een ander doen tellen voor niks als we denken dat we hemelpunten kunnen scoren, indruk kunnen maken op de buurman of ermee in de krant kunnen geraken.

Het is niet wat je leest, aanraakt of tegenkomt waar je onrein van wordt. Het is wat je er mee doet wat je bevuilt. Maar het omgekeerde is dus ook waar! Pas met een opgeruimd gemoed, een hart waarmee je voor de spiegel kan staan om elke dag weer te bevragen wat er in zit, kan God een bezem door de werkelijkheid heen halen. 

Laten wij dan blijven bidden - maar niet overdreven lang - om zo`n hart. Een hart dat niet angstig, afgesloten, berekenend of rigide is. Geobsedeerd met de enig juiste manier om het goede te doen. Maar een hart dat vrij, open, vragend is: elke keer weer zichzelf spiegelend in het licht van de Levende. Een hart dat bereid is om te groeien, te leren, en het goede na te streven. 

Amen.

 



 

Saturday, 24 August 2024

21e Zondag door het Jaar B

 

In die tijd zeiden velen van Jezus’ leerlingen:
“Deze taal stuit iemand tegen de borst.
Wie is nog in staat naar Hem te luisteren?”
Maar Jezus
die uit zichzelf wist dat zijn leerlingen daarover morden,
vroeg hun:
“Neemt gij daar aanstoot aan?
Als gij dan de Mensenzoon ziet opstijgen
naar waar Hij vroeger was … ?
Het is de geest die levend maakt,
het vlees is van geen nut.
De woorden die Ik tot u gesproken heb,
zijn geest en leven.
Maar er zijn er onder u
die geen geloof hebben.”
– Jezus wist inderdaad van het begin af aan
wie het waren die niet geloofden
en wie Hem zouden overleveren. –
Hij voegde er aan toe:
“Daarom heb Ik u gezegd,
dat niemand tot Mij kan komen
als het hem niet door de Vader gegeven is.”
Tengevolge hiervan
trokken velen van zijn leerlingen zich terug
en verlieten zijn gezelschap.
Waarop Jezus aan de twaalf vroeg:
“Wilt ook gij soms weggaan?”
Simon Petrus antwoordde Hem:
“Heer, naar wie zouden wij gaan?
Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven
en wij geloven en weten dat Gij de Heilige Gods zijt.”

 

Beste vrienden,

Ik had een tijdje geleden een discussie met een vriend van mij, over het karakter van de kerk. Alle kerkelijke organisaties hebben zo een beetje hun eigen cultuur, hun eigen manier van dingen doen.

En heel vaak, zo zei hij, zie je twee karaktertypes stééds terugkeren, die zitten verbazend vaak aan de knoppen in de kerken. De één dat zijn bange risicomijders. Die willen niet dat er al te veel onverwachtse dingen gebeuren en leggen dus overal stootblokken en vangrails aan. Ze willen alles dichtkitten met procedures zodat er níks fout kan gaan. Die kom je nog al eens tegen in het kerkelijke management.

Nu is het belangrijk dat die mensen er zijn! Het is goed dat er vangrails is, bijvoorbeeld langs de snelweg! Stel je voor als het er eens niet was! Maar als je niet uitkijkt en je plakt álles vast op zijn plek, dan verandert de kerk in een rubberentegelparadijs. Er kan niks meer mee gebeuren, ja…. Maar er gebeurt ook niks meer!

Een ander type, dat zijn de allemansvrienden. Die willen naar iedereen luisteren, en ieders verhaal een plek geven en valideren. En ook dat is heel belangrijk! Goed naar iedereen luisteren! Pastores hebben vaak een klap van die molen meegekregen. Want pastoraat begínt bij goed luisteren.

Maar uiteindelijk moeten er keuzes gemaakt worden… En dan wordt het moeilijk. Want de één is wel voor, maar de ander is tegen! Hoe moet je nu een keuze maken die dan wel voor de één is, maar tegen de ánder? En zo blijft alles een beetje hangen, totdat de klok afloopt en de wereld, of de omstandigheden de keuze vóór jou maken. Allemaal gemiste kansen.

Ik moest aan dat gesprek terugdenken, over die twee karakters, toen ik de preek voor vandaag voorbereidde. We gaan weer verder met het verhaal waar we de afgelopen weken mee bezig waren: Jezus voedt de vijfduizend. Die begrijpen niet waar het écht om gaat. Willen hem zelfs koning maken om alle verkeerde redenen, Jezus vaart weg en de mensen gaan achter hem aan. Jezus legt uit dat het teken van het brood niet gaat om brood van de bakker, maar om Hemzelf, als levend brood. En als ze het nog niet snappen doet hij er een schepje bovenop en zegt: niet alleen ben ik het Brood uit de Hemel. Je moet er ook van eten, van mijn lichaam, drinken van mijn bloed. Kauwen op dat brood, kauwen op dat vlees.

Wij moeten daar ook kauwen, op wat Jezus daar allemaal zegt. Maar niet alleen lijkt hij nu de massa kwijt te zijn die achter hem aan liep. Ook leerlingen van Jezus gooien het bijltje er bij neer.

“Deze taal stuit iemand tegen de borst.
Wie is nog in staat naar Hem te luisteren?”

Dát zeggen ze. En dan geeft Jezus antwoord op hun gemor. Hij zegt:

“Neemt gij daar aanstoot aan?
Als gij dan de Mensenzoon ziet opstijgen
naar waar Hij vroeger was … ?
Het is de geest die levend maakt,
het vlees is van geen nut.
De woorden die Ik tot u gesproken heb,
zijn geest en leven.
Maar er zijn er onder u
die geen geloof hebben.”

Jezus is geen bange risicomijder. En hoewel hij luistert naar iedereen (Hij luistert zo goed dat hij zelfs hoort wat níet tegen Hem gezegd wordt) zegt Hij nergens: jij hebt jouw waarheid, en wij hebben onze waarheid en we blijven altijd wel samen optrekken want samen is beter dan alleen. Nee. Jezus is gekomen om iets groots te doen. Om door lijden en dood heen te gaan en dan op te stijgen, naar de Hemel. “Opstijgen naar waar Hij vroeger was!”.

Hemel en Aarde met elkaar verzoenen! En dat kan maar op één manier, door het lijden heen. Dat is wat kauwen op mijn vlees, drinken van mijn bloed betekent. Uit die kelk drinken betekent: alles aangaan, ook het lijden ook de dood, vanuit de zekerheid dat God alles nieuw maakt.  

Nee. Jezus is niet bang om dingen los te laten. Zijn eigen veiligheid los te laten. Mensen los te laten. Leerlingen los te laten. Het verhaal lijkt een beetje een echo van Nazareth te zijn, weet u nog? Jezus kwam in zijn vaderstad en werd daar niet goed ontvangen. Want in de ontmoeting met Jezus zien de inwoners van Nazareth wie ze werkelijk zijn, en die aanblik is niet goed te verdragen.

En nu is Jezus in Kafarnaum, zijn thuisstad. Hij is omringd door leerlingen. Hij zou thuis moeten zijn.

Elk thuis is een beetje conventioneel. Een veilige haven, je doet de dingen die je altijd deed. Heel vaak is alles een beetje hetzelfde. Zelfde eten, zelfde tv-programma’s ’s avonds, dezelfde tijdsbesteding of inrichting.

De kerk heeft dat ook, elke zondag vieren we hier de mis. En dat gaat altijd een beetje op dezelfde manier. U weet van te voren al welke lezingen we hebben, welk eucharistisch gebed, en u zou raar staan te kijken als we de viering begonnen met het Agnus Dei en we het Kyrie zongen na de Instellingswoorden.

Nee, we hebben plekken nodig waar je thuis bent, waar alles een beetje hetzelfde blijft. Anders wordt het een chaos om ons heen en zien we niet meer wat en wie er echt toe doet.

Maar als we van dat thuis een veilige plek willen maken waar nooit wat gebeuren kan , of we willen niks en niemand loslaten dan gaat het ook mis.

Een echte ontmoeting met Jezus ontregelt, zet ons voor die spiegel. Dat kan ook niet anders want Jezus is de waarheid. En als we struikelen over de waarheid struikelen we ook over onszelf.

Hoe staan wij er voor? Hebben we wel écht geloof? Als we dan wakkerschrikken en zeggen: ik weet het niet . Dan zijn we al goed op weg, dan drijven we tenminste niet automatisch mee met wat iedereen doet. Als een dode vis in de rivier. Want dat gaat ons niet redden.

In de spiegel van Jezus worden nu dus ook de leerlingen geconfronteerd met wie ze werkelijk zijn, wat ze werkelijk denken. Als Jezus de waarheid is, krijg je na een werkelijke ontmoeting met Hem ook die waarheid over jezelf te zien. Het kán niet anders. En dat is best spannend. Wat nu?

Er zijn leerlingen die gaan als ze zien wie Jezus écht is, en wie zij écht zijn in Jezus’ licht. Dat is dan zo`n schrik dat ze hun tas pakken. Jezus houdt ze niet tegen. Het móet zo zijn. Er wordt ook niet gezegd dat ze voorgoed verloren lopen, dat is hier niet de conclusie. Nu is gewoon niet het moment.

De Twaalf blijven wel. Maar waarom? Zijn ze overtuigd door de woorden van Jezus? Hebben ze alle argumenten gewogen? Lijstjes gemaakt in Excel? “Dit spreekt voor hem, dit tegen hem, dit krijgt zoveel punten en dat zo… en… Ja, hij is nog steeds de beste keus volgens de Consumentenbond!”

 Nee. Er gebeurt iets voorbij argumenten. Jezus komt ook niet met argumenten. Met argumenten kom je om iets veilig dicht te timmeren. Maar Jezus toont geen argumenten. Hij toont zichzelf. “Dit is wie ik ben”.  Daar mag je vrij op antwoorden. Met alle risico’s die daarbij horen. Zoals Hij zich in Jeruzalem in de handen van de oversten geeft, zo geeft hij zichzelf ook over aan het geloof of ongeloof van de mensen die Hem volgen. Je mag er ja op zeggen. Of nee.

En als je nee zegt, belt Hij niet de geheime politie. Of de grootinquisiteur, die er heel procedureel voor zorgt dat je niemand infecteert met jouw getwijfel.(Héél veilig!) Jezus laat alles gebeuren.

Geloof bestaat in vrijheid, of het bestaat niet.

Zo mogen wij hier ook zijn deze zondag. We zijn door iets geraakt, in onze huiskamer. Waar we zoveel delen. Hier mogen we Hem weer ontmoeten. Elke zondag opnieuw. En we mogen er wat mee. Jezus is niet de zoveelste reclameposter die je voorbijloopt, je mág wat! Je bent vrij om weer een stap te zetten, in geloof!

We hoeven het niet allemaal te begrijpen, er staat nergens in de Bijbel dat de leerlingen, de Twaalf, het allemaal begrepen. Maar ze wéten het wel! Zolang je mee op blijft lopen zie je meer en meer, totdat je, bij volle kennis, zeggen kan, in alle vrijheid: “Heer, naar wie zouden wij gaan? Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven, en wij geloven en weten dat Gij de Heilige Gods zijt.”

Amen.

 

 

 

Wednesday, 14 August 2024

20e Zondag in Gewone Tijd B

 In die tijd zei Jezus tot de menigte:
“Ik ben het levende brood,
dat uit de hemel is neergedaald.
Als iemand van dit brood eet,
zal hij leven in eeuwigheid.
Het brood dat Ik zal geven
is mijn vlees,
ten bate van het leven der wereld.”
De Joden geraakten daarover met elkaar in twist en zeiden:
“Hoe kan Hij ons zijn vlees te eten geven?”
Jezus sprak daarop tot hen:
“Voorwaar, Ik zeg u,
als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet
en zijn bloed niet drinkt,
hebt gij het leven niet in u.
Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt,
heeft eeuwig leven
en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag.
Want mijn vlees is echt voedsel
en mijn bloed echte drank.
Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt,
blijft in Mij en Ik in hem.
Zoals Ik door de Vader die leeft gezonden ben
en leef door de Vader,
zo zal ook hij die Mij eet
leven door Mij.
Dit is het brood, dat uit de hemel is neergedaald.
Het is niet zoals bij de vaderen,
die gegeten hebben en niettemin gestorven zijn:
wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven.”

 

Beste vrienden,

Misschien is u ooit verteld, als u al wat ouder bent, dat je nooit op een hostie mocht bijten. Als je dat toch deed, dan zou je mond zich vullen met bloed. Dat was natuurlijk een onzinpraatje. En best kwalijk ook om zoiets te vertellen. Het had natuurlijk wel een functie, want alles heeft een functie, ook de grootste zotteklap. Met zulke  verhaaltjes dacht men vroeger een waardige communie bij kinderen te kunnen afdwingen. Geen wonder dat kinderen dan later denken: wat hebben ze me nog meer op de mouw gespeld?

Nee, goed bedoeld is nog niet goed gedaan.

Enfin. Ik moest daar aan denken toen ik de preek voor deze zondag voorbereidde. Want de tekst, we gaan verder met Johannes 6, net als de afgelopen weken. Geeft ons wél een boel om op te kauwen. Letterlijk. Want dat is wat Jezus zegt: Je moet kauwen[1] op mijn vlees – en drinken van mijn bloed.

Nee. Er komt vandaag weer geen vroom verhaaltje uit Jezus. We moeten op Hem kauwen. Misschien blijft er zelfs wat steken, als een graatje in de keel. Als dat gebeurt: dan is dat heilzaam. Jezus moet ons niet als een glaasje zoete dessertwijn naar binnen glijden. Er moet wat gebeuren met ons, we moeten met wat geconfronteerd worden. Ergens tegen aan hikken.

We gaan zien waarmee en waar tegen aan.  

Deze zondag staan we weer in de verhaallijn die begonnen is met het broodwonder aan het meer van Galilea en die wordt voorgezet in de stad Kafarnaum. Jezus voedt de vijfduizend mensen als teken, maar de mensen snappen het niet. Ze achtervolgen Hem en Hij legt het ze uit. Het gaat niet om de maagvulling, niet om de oplossing voor de honger in de wereld. Het wijst naar een diepere realiteit. Naar leven met God. Het gaat niet om de boterham op je bord, het gaat om brood uit de Hemel. Nog steeds snappen de mensen het niet, ze zitten met hun hoofd bij het Manna, het brood dat God aan de Joden in de woestijn gaf op hun tocht naar het beloofde land. Die herinnering aan het oude is zo sterk dat het het zicht op het nieuwe, op de werkelijke aanwezigheid van God wegdrukt.

En vandaag gaat Jezus nog een stapje verder. Hij is het brood uit de Hemel, Hij is degene die vanuit Zijn band met God toegang geeft tot het werkelijke leven. Als ons lichaam gevoed wordt, in leven blijft  door brood, dan is het door Jezus dat onze ziel gevoed wordt, in contact blijft met God.

Brood uit de Hemel, wat een prachtige titel geeft Jezus zichzelf. Zoals het manna toegang geeft tot het beloofde land op Aarde is Jezus het brood voor onze tocht naar God. Maar de werkelijkheid gaat nóg dieper dan dat, want niet alleen ontmoeten we God ín Jezus (en hoeven we dus niet veertig jaar door een woestijn te lopen om net wel / net niet iets mee te maken), hij is ook zelf die reis. Hij is de concrete tocht naar God. Hij is dat in zijn verborgen en openbare leven, reizend door Galilea, terwijl hij tekenen doet en verhalen vertelt … en dat alles terwijl hij onderweg is naar Jeruzalem om daar het lijden te ondergaan.

Brood uit de Hemel, dat is niet alleen maar een mooi idee. We hebben in de kerk veel last van mooie ideeën, drooggekookte formules en sentimentele gevoelens. En als we die maar herhalen en er zo`n soort warm gevoel van krijgen. (“wat hebben we het hier toch weer bij het rechte eind”) denken we al gauw dat het wel goed zit.  

Maar Jezus, het Brood uit de Hemel, is niet bedoeld om in een gouden pot te stoppen, er alleen maar een beetje naar te zitten kijken, of vrome gedachtes bij te hebben en dan te denken dat we er wel zijn.

We denken te vaak: geloven, dat is een juiste gedachte over iets hebben, spirituele gevoelens hebben. En heb je die gedachte, of heb je dat gevoel, dan is het wel best. Maar dat is niet het geloof waar de Bijbel het over heeft.

Als Jezus over zichzelf spreekt als Brood uit de Hemel bedoelt hij niet als het manna van vroeger of het Toonbrood uit het oude testament. Er moet van gegeten worden. Het moet worden verinnerlijkt, doorleefd, deel gaan uitmaken van je lichamelijke, concrete leven.

Jezus gaat het leven en lijden volledig aan, omdat dat de enige manier is om te leven, en leven te brengen. En het is aan ons om in navolging ook zo te leven. Aan te gaan wat aan te gaan is. Juist vanuit dat geloof.

Geloof betekent niet alleen leven, betekent niet alleen gered zijn van de dood, het betekent ook dat nieuwe leven aangaan met alles wat daarbij komt. Er is een reden dat Jezus niet als een soort Griekse halfgod over het land zweeft en als het ál te spannend wordt en de boze mensen gereed staan om hem pijn te doen ten Hemel vaart in een apotheose. Dat hadden minstens de Griekse mensen van zijn tijd best begrepen, dat had perfect in het plaatje gepast. Een écht goddelijk mens kún je niet raken!

Maar God laat in de Bijbel iets anders zien. Geloof is geen wegzweven van de moeilijkheden. Geloof is in het stof en de modder gaan staan. Zweten, klappen opvangen. Niet weglopen voor de narigheid.

Goed en kwaad moet je allebei aangaan, soms sta je in de volle lelijkheid van het bestaan. Je mag er niet van wegkijken. Escapisme in vrome wensdromen, dat is niet wat Jezus doet. De kerk – Lichaam van Christus - is er niet voor de broodnodige pauzes of om even op adem te komen, de kerk is er om te leren leven. De kerk zelf moet dit trouwens zelf ook leren, elke keer opnieuw, want je bent er nooit klaar mee.

Kauwen op het leven, drinken uit de kelk. Kauwen op het leven in al zijn concreetheid. Drinken uit de kelk: leren omgaan met pijn, onvolkomenheden, gaten, schaduwen en vervormingen, die van jezelf die van anderen.

En elke keer als we eucharistie vieren, oefenen we dit. Ontmoeten we de Heer werkelijk in en door zijn zelfgave. Johannes 6 gaat niet per se over de eucharistie. Maar de eucharistie gaat wél over Johannes 6: elke keer als we eucharistie vieren stelt het sacrament Jezus tegenwoordig:

Werkelijk, concreet, lichaam en bloed onder de tekens van brood en wijn: zo vieren wij de volheid van zijn leven: lijden, dood en verrijzenis.

Totdat Hij komt.

Amen.



[1] Onze vertaling vertaalt met “eten”, maar het Grieks is (nog!) een stuk uitgesprokener. “Trogo” betekent oa kauwen, maar ook voeren, eten zoals een dier eet. Wie kauwt op mijn vlees, wie gevoerd wordt van mijn vlees