Broeders en
zusters in Christus
Deze nacht
is anders dan alle andere nachten. Deze nacht, méér dan de kerstnacht, méér dan
welk ander feest van de Kerk dan ook is de as waar onze Kerk om draait. We
vieren de overwinning van de Heer, de overwinning van het Leven dwars door de
dood heen.
En als we
het hebben over de dood over datgene waaruit we bevrijd worden dan moeten we
dat woord, dood, heel breed nemen. Het gaat niet alleen maar om de biologische
dood. Dat het enkel maar betekent dat als dit leven voorbij is we bij God mogen
zijn, en Jezus als het ware de deur is waardoor je naar binnen kan, daar in de
Hemel. We moeten het breder zien dan dat.
In de
lezingen zijn we begonnen met Genesis, het grote lied, want dat was het
oorspronkelijk, Genesis 1 was ooit geschreven als hymne, over de schepping van
de Aarde. Dag na dag komt er iets nieuws op, het is een groot avontuur, wat
verschijnt er nu weer. Bomen! Goede bomen! En vissen, die zijn ook goed! En de
vogels in de lucht! En alle soorten dieren! Ook allemaal goed!
En dan de
mens, die wordt geschapen naar Zijn beeld en gelijkenis. En God vindt de mens
niet zomaar goed, maar heel goed. Dat
is bijbeltaal voor: de mensen zijn Gods lievelingetjes.
God houdt
nog meer van de mensen dan van alle andere dingen die hij gemaakt heeft. En de
mensen krijgen een plaats, waar ze met elkaar en met God kunnen leven.
Maar de mens
loopt zèlf weg van God, verbreekt de band van liefde die er tussen hen is , ze
moeten die plaats, de Tuin van Eden verlaten en gaan de wereld in. En die
wereld, daar lezen we over in Exodus, wát die onverzoende wereld is. Dat is een
wereld waarin mensen niet leven uit
liefde tot elkaar. In de wereld hebben ándere machten overhand.
De mens
maakt niet uit zichzelf de goede keuzen en de effecten daarvan zien we in alle
samenlevingen terug. Omdat wij gevallen zijn en niet meer uit onszelf goed
doen, hebben we staten nodig, overheden die enige publieke orde moeten
handhaven, maar deze – op zich goede instelling – kan ook vervallen in kwaad.
En geloven dat er niets meer buiten haar bestaat, gaat geloven dat zijzelf, of
de Farao, of het Volk, of de Leider, eigenlijk God zijn.
Dan worden
de mensen tot slaaf gemaakt, dat is
gebeurd met het Joodse volk. Je bent dan geen mens meer maar een ding, een
object, dat is een absolute omkering van wat God met mensen doet. Slavernij is
een afgrijselijke zonde.
Maar ze
worden bevrijd – door God – en door de Rode Zee – trekken ze naar het beloofde
land. En daar moeten we even stilstaan bij de Rode Zee. De Rode Zee werd door
de traditie van de Kerk gelezen als symbool van de dood. We moeten door de dood
– door de Rode Zee – naar het leven toe en uiteindelijk verzwelgt de dood
zichzelf, want ook Farao is een symbool van de dood, een type van de Boze, die de mensen tot slaaf wil maken.
Het gaat dus
veel verder dan alleen maar zeggen: na je dood komt er iets beters. Gods plan
voor Pasen draait om werkelijke bevrijding, geen zoethoudertje voor later. Of
opium voor het volk, maar bevrijding van alles wat de menselijke waardigheid
bedreigt.
De
Amerikaanse slaven hadden dat goed begrepen, toen zij hun Spirituals schreven
en componeerden deden zij dat vanuit een diep Bijbels besef, zij wisten dat als
je slaaf bent, en de almachtige Farao je in zijn onverbiddelijke greep heeft. Dan
heb je ook een God die borg staat voor je bevrijding.
Maar we
mogen mee, met het Joodse volk, de Rode Zee door, naar het land van Israel. Het
volk krijgt weer een plaats. Een plek
om te leven vanuit de belofte dat God alles nieuw gaat maken, en wij ruimte
krijgen om het goede te doen. Dát is waar het land Israel voor is. Het is geen
land als andere landen. Het is Godsland, het is een land waarin je mag oefenen wat het is om met God op te
trekken, om rechtvaardig te zijn. Dáár was de Wet voor. Dat was geen
opeensomming van ditjes en datjes en regeltjes en verplichtingen, maar een
wegwijzer, een handleiding om in dat land , met God, te kunnen wonen.
Maar
uiteindelijk nemen toch andere invloeden het weer over. Het Godsland breekt in
stukken uiteen, de mensen kijken niet meer naar elkaar om, hele stammen
verdwijnen in de Ballingschap, de plaats gaat weer verloren. En met die plaats lijkt
ook het hele Joodse volk op het punt te staan om te verdwijnen, en wat komt er
dan terecht van Gods belofte van bevrijding – daar hebben wij over gelezen in
Ezechiel. Waarin God zegt: ik laat jullie
niet los, wat jullie ook gedaan hebben. Ik ga jullie weer tot leven wekken,
als volk. Ik ga jullie rein maken.
Ik zal
jullie een nieuw hart geven, een nieuwe geest. Jullie gaan verrijzen als volk. Beetje bij beetje ontsluiert God hoe hij de
mens, zijn lievelingen, weer terug
gaat brengen, terug naar het land, terug naar een plaats, naar Hemzelf. Men
krijgt weer ruimte, om te leven.
Tenslotte
laat Hij als Jezus Christus zien wie hij echt is, dan komt de laatste
verwerping, de laatste ontrouw van zijn Volk, en de laatste keer dat de
heersende wereldmacht, eerst Farao, dan Babylon en nu Rome probeert Gods plan
tegen te houden, maar Gods plan laat zich niet meer tegenhouden.
Geen kruis,
geen dood, geen steen, geen wachters bij het graf houden Hem tegen. De vrouwen
zien hem het eerst, want de Leerlingen zijn in geen velden of wegen meer te
bekennen. Het is de wereld op zijn kop. Het is onmogelijk, even onmogelijk als
dat slaven zich kunnen bevrijden uit de greep van Farao, het joodse volk weer
tot bloei kan komen nadat het door Babylon was weggevoerd, net zo onmogelijk is
het dat Jezus de banden van de dood verbreekt en zijn leerlingen voorgaat naar
Galilea.
Galilea.
Daar gaat Hij heen, de Verrezene blijft niet in Jeruzalem, niet in het centrum
van de macht, waar de gezaghebbers hun al verloren eindspel spelen. Maar naar
Galilea. En dat wordt voor de Christenen hun eerste plaats, een soort beloofde
land.
Daar komt
hij vandaan, dáár is hij thuis. En dat
zegt heel veel, u weet ongetwijfeld dat door het Evangelie heen, de Farizeeën
en gezaghebbers kijken neer op Galileeërs, dat is maar onbeschaafd volk. Die
weten niet hoe het heurt. Maar dat is
maar de helft van het verhaal.
Ze keken
vooral neer op Galilea omdat dat een plaats was waar iedereen door elkaar
woonde: Joden, Samaritanen, Griekse heidenen. Er was geen ontkomen aan de Ander
in Galileia. Zelfs als je niet naast elkaar woonde kwam je elkaar steeds tegen
op de wegen van Galilea, het was grensland, alles kwam er doorheen.
Een
onverdragelijke gedachte voor mensen die zich willen opsluiten in zichzelf en
geloven dat je een zuivere, homogene
gemeenschap kan vormen, met hoge muren er om heen waar de Ander niet welkom
is. Vanaf de hoge muren van Jeruzalem kun je alleen maar neerkijken op dat
gewriemel in Galilea, waar alles maar in- en uitgaat. Dáár kon je geen goede
jood zijn!
Galilea, ja,
het hoorde wel bij het land van Israel, maar eigenlijk toch ook weer niet. Het
was margeland, dat er eigenlijk niet toe deed. Juist dát land wordt door Jezus
voor zijn leerlingen uitgezocht voor zijn nieuwe boodschap, voor zijn Kerk.
Maar voor
Jezus is wat aan de marge ligt altijd het
belangrijkst, de plaats bij uitstek voor
de verkondiging, de Bergrede kun je nergens anders doen dan precies in dit
land, aan het meer van Galilea waar je de hele wereld kan ontmoeten. Juist dáár
houdt hij de Bergrede, trekt rond, doet wonderen, wonderen zijn woorden in een
taal die iedereen herkent. Heidenen zijn niet onder de indruk van verhalen uit
de Bijbel, maar een wonder? Dát slaat in als een bom.
En na zijn
Verrijzenis gaat Hij daar terug naar toe. Naar Galilea. En wij gaan met Hem
mee.
Jezus gaat
ons allen voor naar Galilea, niet naar een veilige plek met muren er om heen, en een dichte deur,
waar je jezelf kan zijn , maar de
wijde wereld in: een plaats waar je je vuil moet maken, altijd anderen tegen
zal komen. En in dit rommelige tussenland, waar we leven van ontmoeting mogen
we met Jezus meegaan, hij heeft de dood en het kruis overwonnen. Er is een
nieuw begin voor héél de wereld.
Galilea is
dan geen gevaarlijk aanhangsel van het Joodse land, maar is in tegendeel een springplank geworden waar het
onuitblusbare vuur van Pasen mag gaan wakkeren en de hele wereld gaan ontsteken.
Vanuit Galileia wordt alles in beweging gezet.
Ook wij
mogen in beweging komen. De Heer verschijnt niet in ons leven zodat we in onze
stoel mogen blijven zitten, of ons ingraven, afschermen van anderen, van
moeilijke ontmoetingen. Dat is wat dit Paasevangelie tussen de regels zegt:
Ga naar
buiten, leef vanuit het geloof dat God alles nieuw maakt, de dood heeft
verslonden en vernietigd.
Ga naar
buiten en laat blijken dat het gelaat van de Mens, de menselijke waardigheid
onaantastbaar is, dat alle mensen geroepen zijn om in die vrijheid te leven.
Ga naar
buiten en kondig de mensen de bevrijding, een vrijheid van alles wat ons wil
verscheuren, wil verdrukken of onderdrukken.
Ga naar
buiten en laat zien dat we mogen leven als vrije mensen, want de Waarheid maakt
ons vrij, en doet ons in beweging komen.
Zo mogen wij
als de Verrezen Christus verschijnen in het leven van
anderen. In openheid
elkaar ontmoeten en de vreugde waaruit we zelf leven mogen we delen met
anderen.
Amen.