Preek Eerste
Zondag voor de Advent, jaar B
Evangelie: Marcus 13:33-37
Broeders en
zusters,
Allereerst
ga ik u gelukkig nieuwjaar wensen. Het
oude kerkelijk jaar is afgelopen, en we zijn, al met de vooravond van de eerste
zondag van de advent een nieuw kerkelijk jaar ingegaan.
Het nieuwe
jaar begint met verwachting , we
kijken niet meer terug, we kijken vooruit – we kijken vooruit naar de komst van
de Heer met Kerst. U bent waarschijnlijk niet alleen bezig met vooruitkijken,
maar zelfs met plannen maken – wat u samen met uw familieleden gaat doen, hoe u
uw huis gaat versieren, wat er op het menu komt. Zonder voorbereiding komt er
van zo`n groot feest natuurlijk helemaal niks terecht.
Bij al die
voorbereiding voor Kerst voelen de lezingen voor deze zondagen een beetje
apart. In onze cultuur is de decembermaand al een beetje pre-Kerst geworden. De
kerstborrels en kerstetentjes beginnen al zo`n twee weken voor het kerstfeest
en tegen de tijd dat het Januari is hebben we er al veel vrolijkheid opzitten.
Dat alles is
natuurlijk heel mooi, maar de lezingen van deze zondag maken ons toch ook
duidelijk dat het om meer gaat dan alleen maar lekker eten, drinken en
samenzijn.
De lezingen
spreken over geestelijke voorbereiding, over de verwachting op de komst van de
Heer, ze nodigen ons uit om verder te kijken dan onze eigen achtergrond en
verwachtingen. Misschien moeten we door de vorm van het feest heen kijken om zo
het kloppende hart er van te kunnen voelen.
De Advent is
geen pré-Kerst, het is een ingetogen tijd van reflectie en bezinning. Geen
boetetijd, zoals de Vasten, maar een tijd waarin we ruimte maken voor God zodat
hij bij ons binnen kan komen.
Deze keer
geen lange preek, maar ik wil even drie punten uit het evangelie van vandaag
voor het voetlicht halen die mij opvielen.
Ten eerste:
de tijd en wijze van de komst van de Heer wordt niet door ons bepaald. God is
groter dan wij zijn, wij kunnen hem aanroepen in gebed, en samenkomen op zon-
en feestdagen om zijn sacramenten te vieren, maar wij hebben God niet in onze
zak. Een God die je in je zak steekt is geen God, maar is een afgod geworden.
Zo`n godje dat voor ons gereed moet staan en doen wat wij willen, wanneer het
ons uitkomt. Nee: God is niet zo.
Ten tweede:
God is groter dan wij zijn, maar hij kan niet in ons leven binnenkomen zonder
dat wij op de juiste tijd de poort voor hem opendoen, daarom worden we ook
uitgenodigd om te waken, om wakker te zijn, om niet alleen maar oog te hebben
voor ónze prioriteit, maar juist voor Gods prioriteit.
Ten derde:
het waken is een gedeelde
verantwoordelijkheid, “iedereen” zo lezen we in het Evangelie, “krijgt zijn
taak toebedeeld”, dus iedereen moet die actieve houding, die houding van
gereedheid delen. Die kun je niet uitbesteden! God is er voor iedereen, niet
alleen maar voor een klein clubje ingewijden, en dat betekent dat iedereen ook
uitgenodigd wordt om zich gereed te maken voor de komst van de Heer. Net zoals
iedereen zich klaar maakt voor Kerst mogen we ons ook ons hart wijd open zetten
voor de Heer.
En als hij
komt, zal het een verrassing zijn, Hij komt niet groot en machtig binnen maar
als een klein en kwetsbaar kind.
Mogen wij
gereed staan, wanneer Hij vraagt om onderdak.
Amen.