Jesaja 35:4-7a
Spreek tot allen die de moed verloren hebben:
“Vat moed en vreest niet:
Uw God komt om de wraak te voltrekken,
God komt om te vergelden en om u te redden.
Dan gaan de ogen van de blinden weer open
en zullen de oren van de doven geopend worden.
De lamme zal springen als een hert
en jubelen zal de tong van de stomme.
Ja, in de steppe zullen beken ontspringen,
rivieren in de woestijn.
De dorre vlakte wordt een vijver,
het dorstige land één waterbron.”
Evangelie: Mc 7:31-37
In die tijd
vertrok Jezus uit de streek van Tyrus
en begaf zich over Sidon naar het meer van Galilea, midden in de streek van
Dekápolis.
Men bracht een doofstomme bij Hem
en smeekte Hem dat Hij deze de hand zou opleggen.
Jezus nam hem terzijde, buiten de kring van het volk, stak hem de vingers in de
oren
en raakte zijn tong met speeksel aan.
Vervolgens sloeg Hij zijn ogen ten hemel,
zuchtte en sprak tot hem:
“Effeta”,
wat betekent:
Ga open.
Terstond gingen zijn oren open,
en werd de band van zijn tong losgemaakt,
zodat hij normaal sprak.
Hij verbood het aan iemand te zeggen;
maar met hoe meer nadruk Hij dat verbood,
des te luider verkondigden zij het.
Buiten zichzelf van verbazing riepen zij uit:
“Hij heeft alles wel gedaan,
Hij laat doven horen en stommen spreken.”
Beste vrienden,
Zoals u misschien weet kom ik uit een grensgebied. En alle grensgebieden zijn een beetje vreemd. Er zijn altijd stroken waarvan je zo op het oog niet kan zien waar het nu bijhoort. Het dialect klinkt soms als iets buitenlands, het eigene voelt soms erg ver weg en wat aan de andere kant van de grens ligt voelt soms veel dichterbij. Grensstreken zijn een beetje warrig, ambigu. De dingen gaan er anders. Grensgebieden zijn uitdagend voor mensen die graag in een duidelijke opgeruimde wereld leven. Je hoort ergens bij, of niet. Je staat binnen, of buiten. Je hoort bij hunnie of bij zunnie. Grensgebieden en grensgevallen voelen dan als uitdagend of soms – in het geval van mensen – zelfs wat bedreigend. Mensen denken dan al gauw: wat moeten we daarmee?
Of het dan nu gaat om mensen met een deels andere etnische achtergrond (al zijn we daar nu wel redelijk aan gewend, in de kerk zelfs meer dan elders) of mensen die in hun lichaam wat balanceren op de grens tussen man of vrouw (lastiger), grensgangers… vinden veel mensen toch een beetje griezelig.
Mensen vinden het niet fijn als niet helemaal duidelijk is wie je bent en waar je vandaan komt. Hoor je er wel bij? Of ben je een buitenstaander? Dat is dan nog een heldere vraag. Maar wat als het niet helemaal duidelijk is? Met één been in het één en met een ander been in iets anders? Dan gebeuren er spannende dingen. Soms wijst Jezus niet zozeer naar een antwoord op zo`n binaire vraag, maar geeft een heel nieuw perspectief aan. Zoiets gebeurt ook vandaag.
Jezus is op reis, en het is een beetje een vreemde tocht. Vorige week lazen we over dat de Farizeeën boos waren op Jezus. Hij gaf niet genoeg om de zuiverheidsregels die er volgens hen golden. Die regels werden heel belangrijk gevonden! Oorspronkelijk waren ze bedoeld om het contact met God vrij te houden, dat er niets aan je kleefde dat daarvan afleidde. Maar langzamerhand waren die regels merktekens geworden. Door je zichtbaar aan alle regels te houden laat je zien, niet alleen dat je erbij hoort maar ook dat je een echte bent. De harde kern. En waar zit de harde kern van een vrucht Waar zit de pit? Zo ver mogelijk van de grens, van de schil!
De harde kern heeft het meeste grensangst, dan wordt alles maar onduidelijk! Maar Jezus draait het verhaal van de Farizeeën om en zegt, het gaat niet om iets wat je kan merken aan de buitenkant, het gaat. De échte kern van het leven, je hart, is de binnenkant.
Daarna, als om het te illustreren, vertrekt hij. En hij gaat over de grens heen. Naar Tyrus, heidens gebied. Mensen die buiten de belofte, buiten het verbond liggen, althans – volgens de Farizeeërs. Dat stukje wordt nu overgeslagen maar dat is het verhaal van de Tyrofenicische vrouw. Jezus geneest haar dochter. Dat wil zeggen: Jezus vindt daar écht geloof. Hij vindt geen écht geloof in zijn vadersstad. Hij vindt geen écht geloof bij de insiders, de harde kern. Maar hij vindt wel écht geloof bij een heidense vrouw. En nu.. in het grensgebied. Met een flinke omtrekkende beweging, via de hoofdweg naar Sidon naar de oostkust van het Meer van Galilea landt hij “midden in de Decapolis”, tussen de grensbewoners.
Alles aan de plek waar Jezus belandt is ambigu. Het is onduidelijk of de man en de mensen die hij treft Joods zijn of niet. Ze kennen de woorden van de Bijbel, en ze lijken te weten wie Jezus is, of minstens iets in hem te herkennen. Het zijn geen volledige vreemdelingen, geen heidenen die zich neerbuigen voor boom en beeld, maar ze horen er ook niet bij! Ze wonen niet in het Joodse land. Ze zijn niet duidelijk Joods. Misschien wel helemaal niet. Je kan ze niet classificeren. Ze zijn ongrijpbaar Ze zijn niet duidelijk heidens, niet duidelijk Joods, of zelfs maar duidelijk half-Joods. Toch voelen ze zich met de God van de Bijbel verbonden, zij het op afstand. Ze kunnen niet méédoen. Net zoals veel grensgangers horen ze nergens écht bij. Ze horen niet bij de één en niet bij de ánder en misschien zelfs niet bij zichzelf.
In de eerste lezing wordt Jesaja gelezen. Dat is niet voor niks! Jesaja is die grote profeet die vooruitkijkt naar het moment dat Joden en niet-Joden samenkomen in Jeruzalem, de heilige stad. En wat gaan ze daar doen? Samen God prijzen. God prijzen in Jeruzalem, op de heilige plaats, dat kon alleen als je Joods was. Maar, zegt Jesaja, dat gaat niet zo blijven.
Wat dat betreft is de doofstomme man een wat symbolische figuur. Hij staat als het ware de mensen en hun situatie. Ze willen van God horen, ze willen zich aansluiten bij de mensen die God prijzen, maar ze zijn nog doof, ze kunnen de boodschap niet goed horen. En ze kunnen ook niet goed spreken. De doofstomme is niet helemaal stom. Hij sprak met moeite, zo staat het er in het Grieks (mogilalon). Ook nu weer een grensgeval! En de slagboom moet open.
Dat is Jezus’ woord dan ook: ga open! Effeta! Ga open! Mond, ga open! Oren gaat open! Grens ga open! Jezus geneest de man en het volk ziet en hoort wat er gebeurt, en heft de lofzang aan Hij (God, of toch ook Jezus? Ook weer ambigu...), heeft alles welgedaan, doven horen en stommen spreken! Het beloofde Koninkrijk breekt aan. Het openbaart zich. Het nieuwe leven draait niet om de buitenkant, en of je wel bij de juiste in-crowd behoort, of je moet bewijzen of je wel bij de harde kern mag. De slagboom gaat open voor ieder mens van goede wil. God gaat tot wie hij wil en vindt geloof bij de meest onverwachte mensen. Bij verdwaalde vissers die achter Jezus aan lopen, bij een heidense vrouw uit Tyrus en bij de vreemde grensgangers in de Decapolis. Hij vindt het niet in zijn vadersstad, onder de Schriftgeleerden en onder de oversten van de tempel: degenen van wie je het juist zou verwachten!
Dan komt er weer een passage over hoe Jezus ze vertelt er niet over te vertellen, maar hoe anders, ze doen het toch. Daar lees je vaak over in de Bijbel: het Messiaanse geheim. Dat geheim is zo geheimzinnig dat niemand het echt weet wat het betekent. Mattheus zegt: ook dat staat in Jesaja. Jezus is de dienaar van God, en de dienaar vestigt geen nodeloze aandacht op zichzelf. Wie weet is het dat! Het is God die de poorten opent, níet een mens. En Jezus’ bijzondere positie moet pas later bekend gemaakt worden, druppelsgewijs.
Wat we wél weten is dat later in het Evangelie er overal mensenmassa’s uit de Decapolis opduiken. Want dat is het mooie aan grensgangers: ze kunnen met meer verschillende mensen praten! Ze hebben toegang tot de mensen die de harde kern niet ziet! En ze komen af om naar hem te luisteren als hij de Bergrede houdt: grote groepen uit de Decapolis zijn daar bij: en dat zijn niet enkel de paar Joden die daar wonen, of ambigue grensgangers, maar veel, heel veel heidenen.
God doet poorten open. Hij gaat naar mensen die wij niet zien. Dat is een heilzame gedachte als we gaan denken dat de gang van de kerk en het geloof om onszelf draait. En als we dan afvragen waarom God zo weinig lijkt te doen moeten we misschien wat vaker naar buiten kijken en zien waar het is dat God nú bezig is. Want één ding is zeker: God is altijd aan de slag.
Mogen ook wij dan weer gezegend worden met grensgangers die óns kunnen vertellen wat ze gezien en gehoord hebben en ons daarvan vertellen, zodat ook onze steppes gaan bloeien, onze ogen, oren en mond kunnen opengaan en we samen Gods lof kunnen zingen.