Saturday, 25 October 2025

30e zondag door het jaar C

 In die tijd zei Jezus tot hen die

– overtuigd van eigen gerechtigheid –

de anderen minachtten,

de volgende gelijkenis:

“Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden;

de een was Farizeeër en de andere een tollenaar.

De Farizeeër stond met opgeheven hoofd

en bad bij zichzelf als volgt:

God, ik dank u dat ik niet ben als de rest van de mensen,

rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers,

of ook als die tollenaar daar.

Ik vast tweemaal per week

en geef tienden van al mijn inkomsten.

Maar de tollenaar bleef op een afstand

en wilde zelfs zijn ogen niet opheffen naar de hemel;

maar hij klopte zich op de borst en zei:

God, wees mij zondaar genadig.

Ik zeg u:

deze ging gerechtvaardigd naar huis en niet die andere;

want al wie zich verheft zal vernederd,

maar wie zich vernedert zal verheven worden.”


Beste vrienden, 


Iedereen heeft een idee hoe het er met hem of haar voorstaat. Iedereen heeft een zelfbeeld. Omdat wij veel tijd met onszelf moeten doorbrengen, veel meer dan met andere mensen, ongeacht hoe dicht ze bij ons staan. Maar hoe dicht wij ook bij onszelf staan, dat zegt vreemd genoeg nog steeds niet dat we onszelf ook goed kunnen inschatten. Ons zelfbeeld hoeft helemaal niet te kloppen. 

Zelf vind ik dat altijd één van de wonderlijkste gedachten. Hoe goed ken je jezelf? Kun je jezelf eigenlijk wel kennen buiten de blik van andere mensen? En wat betekent dat? Als je niet helemaal van je eigen blik op jezelf aan kan? 


Het is met een zelfbeeld zoiets als met alle oordelen. Je kan overdrijven, dan schiet je er overheen. Je kan tekortschieten. Of je hebt gelijk. Je zit in het juiste midden. Dan heb je een goede inschatting gemaakt. Hoe kom je op een goede inschatting? Wanneer heb je gelijk? 



Jezus vertelt er een verhaal over. In de tempel te Jeruzalem zien we twee mannen. Ze lijken op een afstandje best op elkaar, ze staan immers allebei te bidden. Maar er gaapt een wijde kloof tussen hen in. De één staat rechtop, heel fier. Zelfbewust. Hij heeft een gezond zelfbeeld, zouden veel mensen zeggen. Hij blaakt van zelfvertrouwen! 


God ik dank u dat ik niet lijk op, en dan komen er vier categorieën boosdoeners. Hij heeft zelfs de tollenaar opgemerkt die ergens achter hem staat. Vier is altijd een getal dat gaat over de volheid van de wereld. De wereld is dan wel vol boosheid, maar hij, de farizeër…. Hij hoort daar niet bij! 


En dan noemt hij nog twee dingen die hij goed gedaan heeft, twee goede werken. Vasten en tienden geven. Nu kwamen getuigen in de Bijbel altijd in tweeën. Zijn goede werken moeten voor hem pleiten! Een klinkend getuigenis. Aan de ene kant staat mijn vasten, aan mijn andere kant mijn tienden! Wat gaat hij er prat op! 


Dan is er de tollenaar. Daarvan zouden we tegenwoordig zeggen dat hij geen goed zelfbeeld heeft. Om te beginnen staat hij niet rechtop. Sterker nog: hij durft niet eens rechtop te staan, niet eens zijn ogen omhoog te heffen. Hij heeft geen uitvluchten, geen verdediging. Hij vertelt niet aan God waarom hij deed wat hij allemaal wel deed (“iedereen doet het”) en waarom het allemaal wel meevalt (“De Romeinen verdienen meer dan ik”) Of dat mensen hem zo’n naarling vinden dat hij eigenlijk het échte slachtoffer is. (“Tol. Tol? Weet u wel wat ik allemaal moet meemaken?”) 


Hij denkt niet eens aan de Farizeeër die daar zo vroom en gerecht staat te bidden. Alles wat in hem leeft, gaat tussen God en hemzelf. God - wees mij zondaar genadig. 

Hij heeft geen slecht zelfbeeld. Hij heeft een juist zelfbeeld. Hij begrijpt zichzelf vanuit zijn relaties. Zijn relaties met de andere mensen staan op de achtergrond. Die heeft hij beschadigd door wat hij gedaan heeft. Daarnaast begrijpt hij zich in relatie tot God, dat wil zeggen: als zondaar. 


Hij staat niet rechtop als iemand die fier kan zijn op zichzelf, maar als iemand die als zondaar zich wendt tot de enige bron van genade: God zelf. 


De Farizeeër daarentegen, lijkt helemaal niet in een relatie tot anderen te staan. Als hij zich bewust is van anderen, dan is het om hen te vergelijken en de ander te veroordelen. Hij veroordeelt hen niet zoals een rechter dat doet. Een rechter spreekt immers geen recht namens zichzelf. Hij veroordeelt daders in naam van de Koning, uit naam van het recht. Een rechter oordeelt niet om zichzelf beter te kunnen voelen. Een rechter is onpartijdig. Hij betrekt zijn ego - als het goed is - niet in het oordeel. 


We kunnen het eerste deel van zijn woorden aan God dan ook samenvatten als “Ik, ik, ik, ik”, en wat daarna komt als “mij, mij”. Of hij de waarheid spreekt of niet (dat weten we niet!) of hij die goede dingen doet of niet. Het doet er niet toe. Zou het trouwens niet mogelijk zijn, vrienden, dat de Farizeëer een beetje overdrijft? Als je zo vol bent van jezelf, kun je dan werkelijk onbevangen in de spiegel kijken? 


Nee. Of hij nu enig goeds gedaan heeft of niet. Wat hij doet gaat enkel over hemzelf. 

Hij kan zichzelf niet zien in de ogen van anderen. Hij begrijpt zichzelf niet vanuit Gods oog. 

En dus kent hij zichzelf niet. 


Hij lijkt een goed, optimistisch zelfbeeld te hebben (“Ik mag er zijn!”) maar eigenlijk zit hij er helemaal naast! Wat hij doet, had hij even goed gelaten. Het is allemaal voor niets. 

Als je de goede dingen doet, om de verkeerde reden is dat niet iets waar God met veel plezier naar kijkt. Wat doorweegt, is het hart. De intentie waarmee we de dingen doen. Daarom gaat geloof - de richting van ons hart - voor op de werken die we doen. 


De tollenaar geeft ons allen dus hoop. Hij beroept zich niet op goede dingen. Om te beginnen omdat hij niet zoveel indrukwekkende palmares, maar dat maakt hem tegelijkertijd vrij, om te  beginnen met een schone lei. 


Pas als je jezelf kan zien in de ogen van een ander, weet hebt van je verantwoordelijkheid, ben je werkelijk vrij om te doen wat er gebeuren moet. Niet om indruk te maken op iemand, maar om met een open hart een nieuwe relatie aan te gaan, vanuit die relatie met God te leven. 


En ja, dan gaan je ook andere dingen doen. En misschien ga je op termijn wel vasten in de Veertigdagentijd, wie weet. Maar als je dat doet, doe het uit liefde tot God en de naaste en niet om in een goed blaadje te komen bij iemand. 


Mochten we dus in de spiegel kijken en iets anders denken dan: “God mag wel blij zijn met zo’n supergelovige als ikzelf” of denken dat God er vooral is om als een opgewonden sportpresentator jouw doelpunten toe te juichen, wees dan blij.

Voel je licht en vrij. Voel vreugde eerder om wat God doet.

Keer je af van het oude, van hetgeen je bedrukt heeft, en zet met vol onvermogen een stap naar de toekomst. 


Je doet het niet alleen. 


Amen.