Lezing: de Parabel van de Talenten (Mattheus 25:14-30)
Broeders en
zusters,
Ik was vorige
zondag bij mijn ouders, en op mijn kamer hangt nog een klassenfoto van de
kleuterschool. Ik sta daar naast één van mijn schoolvriendjes uit die tijd. Dat
jongetje, dat daar naast mij staat zou later één van de jongste miljonairs van
Nederland zijn.
En of je wil
of niet, dat is toch een beetje confronterend. Nu heb ik nooit de ambitie gehad
om miljonair te worden. Maar zo`n uitbarsting van succes in je eigen omgeving
doet je dan toch afvragen wat ík nou eigenlijk met mijn leven gedaan heb. Maak ik wel wat van mijn leven? Ik neem
aan dat ik niet de enige ben die dat wel eens denkt. Althans dat hoop ik niet.
Ik voel me dan
ook, als ik daaraan denk, een beetje ongemakkelijk bij deze lezing. Ik zal maar
eerlijk zijn, ik heb een beetje medelijden met de laatste man, de man van één
talent.
Ik kan het
me zo goed voorstellen, je leidt een rustig leventje, niks aan de hand, kantoormedewerker derde klas op het bureau van de Heer.
Van negen tot vijf kabbelt het leven voorbij en dan gaat de Heer opeens weg, op
reis, en alsof dat niet erg genoeg is krijg je ook tot je schrik een talent
toebedeeld, zo`n gigantisch grote munt. En daar moet je wat mee gaan doen!
Dáár had je
helemaal geen rekening mee gehouden!
En die van
de vijf talenten, die gaat gelijk iets voor elkaar dokteren, zet een handeltje
op. En binnen de kortste keren zie je hem op de voorpagina van de Quote: “De Talentenkoning!” , staat daar dan op
de voorkant. In chocoladeletters!
En die van
twee talenten, die heeft ook binnen de kortste keren iets slims verzonnen. Hij
wèl! Hij wordt talentverdubbelingsconsultant en als je de TV aanzet, zie je hem
bij Harry Mens aan tafel.
Maar al die
dingen die zij bedacht hebben, bedenk je je, zijn risicovol. De kost gaat voor
de baat uit! Wat als het mis gaat?
Je ziet het
al gebeuren, je brengt je talent naar de beurs, en dan komt er een beurscrash.
Of dat je er
dingen van koopt om mee op de markt te gaan staan, en dat die spullen dan gestolen
worden! Of anders word je wel opgelicht!
En je kan
dat talent wel op de bank zetten, maar ja, banken kunnen worden beroofd. En
depositobescherming, daar deed men vast niet aan in de tijd van Jezus.
En dan sta
je daar, met lege handen.
En dan komt
de Heer terug, en die is nogal veeleisend, reken maar niet dat hij vergeet bij
wie hij zijn talenten heeft uitgezet!
“Waar is
mijn talent, mannetje!” hoor je hem al zeggen, en je voelt het koude zweet al
over je rug lopen.
Beter dan
maar dat je een diep gat graaft, op een plek die enkel jij kent, en in dat
diepe gat stop je dat talent. Dan kan er
niks mee gebeuren.
Nee, de man
van één talent, dat is niet zo`n man van de wereld, beter dat hij dat talent op
een veilige plek verborgen houdt. Dan kan
er niks mee gebeuren.
En als de
Heer dan terugkomt kun je het aan hem teruggeven en zeggen: alstublieft
hoogmogende Heer, hier is uw talent, u ziet het, hij glimt nog net zo mooi als
eerst, ik heb hem nog eens extra opgepoetst. Ik heb het bonnetje van de
zilverpoets er bijgedaan.
Hoe dan ook Heer,
u kunt duidelijk zien, ik kan het u verzekeren: er is niks mee gebeurd.
Nou, we
hebben in het Evangelie gelezen hoe dat afloopt.
Niet zo goed.
Onze
talenten, broeders en zusters zijn niet gegeven opdat er niks mee gebeurt. Er
moet wat mee gedaan worden.
Die vijf
talenten en die twee talenten, die leiden misschien een beetje af. Die doen het
lijken alsof het om de hoeveelheid talenten gaat. Maar het verhaal wil
eigenlijk zeggen: het maakt niet uit of het veel of weinig is. De Heer gelooft
in gelijke kansen.
We hebben
niet van huis uit allemaal hetzelfde meegekregen, maar we hoeven dan ook geen
bergen te verzetten met een klein strandschepje. Als we maar aan de slag gaan,
en ja, daar horen risico’s bij, en fouten maken, en builen vallen. Als je maar
een stap vooruit blijft zetten.
De Heer
geeft je de talenten niet voor niets, wie blijft doorzetten zal de vruchten van
zijn inzet zien. Maar zonder dat we ons inzetten, zonder wat risico te nemen
gaat dat niet. Alleen maar willen vasthouden, dan zijn we als de man van één
talent, en die wordt heel gauw de man van géén talent.
Dan hoor ik
u denken, u bent praktische mensen, hoe weet ik nu dat wat ik doe vrucht
draagt, dat mijn inzet ergens toe leidt. Hoe hoog kan het rendement worden?
De
rentestand, broeders en zusters wordt bepaald in het hart, de mate van liefde
waarmee we dingen doen, zal uiteindelijk de mate bepalen waarin onze inzet
vrucht draagt.
Met geduld,
toewijding, liefde en trouw zijn we verzekerd van een goed resultaat.
En dat is waartoe
wij zijn geroepen, wij mogen hopen dat bij terugkeer van de Heer díe woorden te
horen die hij tegen de eerste twee dienaars zei: “goed zo, goede en trouwe
dienaars, treedt binnen in de vreugde van uw Heer”.