Saturday, 19 November 2022

Christus Koning 2022

 

Toen Jezus aan het kruis hing,
stond het volk toe te kijken,
maar de overheidspersonen lachten Hem uit en zeiden:
“Anderen heeft Hij gered;
laat Hij zichzelf eens redden
als Hij de Messias van God is,
de uitverkorene!”
De soldaten brachten Hem zure wijn,
en ook zij voegden Hem spottend toe:
“Als Gij de koning der Joden zijt,
red dan uzelf.”
Boven Hem stond als opschrift
in Griekse, Romeinse en Hebreeuwse letters:
“Dit is de koning der Joden.”
Ook een van de misdadigers die daar hingen hoonde Hem:
“Zijt Gij niet de Messias?
Red dan uzelf en ons.”
Maar de andere strafte hem af en zei:
“Heb zelfs jij geen vrees voor God
terwijl je toch hetzelfde vonnis ondergaat?
En wij ondergaan dat vonnis terecht,
want wij krijgen wat wij door onze daden verdiend hebben;
maar Hij heeft niets verkeerds gedaan.”
Daarop zei hij:
“Jezus,
denk aan mij,
wanneer Gij in uw Koninkrijk gekomen zijt.”
En Jezus sprak tot hem:
“Voorwaar, Ik zeg u:
vandaag nog zult gij met Mij zijn in het paradijs.”

Broeders en zusters,

We zijn aangekomen bij de laatste zondag van het kerkelijk jaar: het feest van Christus Koning: een feestdag waarop we bijzonder er aan denken dat alles in de wereld uiteindelijk is gericht op onze verlossing door Jezus Christus. Hij is de werkelijke Heer van alle dingen in de hemel en op aarde. Christus Koning wil dát zeggen: alles is in zijn handen.

Toch als we het Evangelie van vandaag lezen voelen we dat niet direct aan: Jezus als Koning, dat lijkt hier maar een spotwoord te zijn. Jezus hangt aan het kruis tussen rovers – we zouden misschien tegenwoordig zelfs zeggen: terroristen. Koning, Messias – het zijn scheldwoorden geworden in de monden van de leiders van het volk waarmee ze de stervende Jezus nog eens beschimpen.

Het contrast kan niet groter zijn met hoe we met machtige mensen omgaan. Ik heb de afgelopen weken een boek gelezen over een andere heerser. De Franse keizer Napoleon en zijn veldtocht tegen Rusland in 1812. U weet waarschijnlijk wel dat die veldtocht catastrofaal afgelopen is. Het leger was niet voorbereid op de Russische winter en vier op de vijf soldaten van het Franse leger zijn niet teruggekomen. 

Het boek maakt duidelijk dat Napoleon niks gaf om mensenlevens, zijn honderdduizenden soldaten joeg hij er zonder enige compassie doorheen. En als hij in december tenslotte zijn leger in de sneeuw achterlaat en terugkeert naar Frankrijk is hij maar met één ding bezig: níet denken aan wat hij allemaal fout heeft gedaan, níet denken aan of hij wel geschikt was voor deze taak: nee, hij was alweer bezig met voorbereidingen te treffen voor een nieuwe oorlog tegen Rusland.

Het bijzondere is nu dat de soldaten van Napoleon, hoe gehavend ze ook uit de strijd kwamen, geen kwaad woord over hem wilden horen. Zelfs toen hij twee jaar later voor de tweede keer werd afgezet en verbannen had hij nog miljoenen aanhangers in Frankrijk. Het boek waarin hij zijn ideeën over de samenleving laat opschrijven wordt zelfs een bestseller. Ongelofelijk!

Een man die anderen alleen maar voor zijn eigen belangen gebruikte wordt verheerlijkt, en Jezus – die alleen maar het goede wil voor alle mensen – wordt verraden, vermoord en bespot. Een enorme hoeveelheid macht die aan een mens gegeven wordt geeft die persoon als het ware iets magisch. Gewone mensenregels zijn dan niet meer van toepassing op hem of haar. 
 
Dit zie je zelfs in het klein, zelfs een klein beetje macht over anderen kan gepaard gaan met een gevoel van onschendbaarheid. Kleine baasjes of mensen die televisieprogramma's presenteren vinden zichzelf al gauw heel wat, en als er genoeg mensen zijn die hen in dat gevoel bevestigen dan moet je sterk in je schoenen staan om geen misbruik te maken van de situatie. 
 
Zo sterk zit dat in ons hoofd.
 
Wie machteloos is, daarentegen wordt om het minste of geringste vermorzeld. Als je dakloos bent, dan moet je maar opgesloten worden in de gevangenis - zo stelde een politica deze week voor. Het is maar één voorbeeld.

Wat een vreemde koning is Jezus Christus dan. Hij heeft geen leger van honderdduizend man om zich heen. Hij gaat geen verwoestende veldtochten aan. Hij gebruikt geen andere mensen op een cynische manier. 
Hij heeft niet eens een televisieprogramma en zal niet eens dénken dat hij anderen mensen móet vernederen omdat de lat bij hem nu eenmaal hoog ligt.
 
( en de dwarsbalk van het kruis is de hoogste lat ter wereld! )

Hij vernedert niemand, maar wordt zelf vernederd. Maar zelfs aan het kruis is hij Koning. Júist aan het kruis is hij Koning.  

Andere koningen hebben gewaden, gouden kronen en koetsen en blinkende tronen en communicatieadviseurs nodig om indruk te maken – om te laten zien wie ze willen zijn. 
 
Jezus heeft alleen het kruis nodig om te laten zien wie Hij wérkelijk is. En vanaf het kruis spreidt Hij zijn handen uit om de hele wereld te omvatten: te beginnen bij de rover, de moordenaar die naast hem hangt. Iemand die geen genade "verdient".

Zo mag het ook zijn voor ons. Laten we kijken in ons hart of we niet zelf ook ons hebben laten verblinden door de macht of invloed van andere mensen. Dat we van de een goedpraten waar de ander voor veroordelen. Of erger nog: dat we zélf vinden recht te hebben op bijval of applaus omdat we onszelf zo bijzonder vinden.

Laten we ook zien in ons hart of we nog wel sympathie willen hebben voor mensen die machteloos gemaakt zijn door ziekte, armoede, slechte keuzes of een sociaal isolement. Het is makkelijk te juichen voor machtigen, maar werkelijke zielenadel toont zich pas in het toesteken van een hand aan iemand die verworpen is door anderen.

Als we zo willen leven: niet mensen de hemel in prijzen omdat ze machtig of invloedrijk zijn, en geen mensen verachten omdat ze aan de rand van de samenleving geraakt zijn dan is ons hart vrij om de signalen van de Geest op te vangen. De Geest is de Heraut van koning Jezus. Koning Jezus die ons elke dag weer – uit liefde voor ons – zichzelf wegschenkt zodat wij mogen leven.

Amen.

Saturday, 12 November 2022

Geen Steen Blijft op de Ander?

In die tijd merkten sommigen op hoe de tempel daar prijkte
met zijn fraaie stenen en wijgeschenken.
Toen zei Jezus:
“Wat ge daar ziet:
er zal een tijd komen,
dat er geen steen op de andere gelaten zal worden:
alles zal verwoest worden.”
Zij vroegen Hem nu:
“Meester, wanneer zal dat dan gebeuren?”
Maar Hij zei:
“Weest op uw hoede, dat gij niet in dwaling gebracht wordt.
Want velen zullen optreden in mijn Naam
en zij zullen zeggen: Ik ben het, en: Het ogenblik is nabij.
Loopt niet achter hen aan.
En wanneer gij hoort van oorlogen en onlusten,
laat u dan niet uit het veld slaan.
Dat alles moet wel eerst gebeuren,
maar het einde volgt niet terstond.”
Toen sprak Hij tot hen:
“Er zal strijd zijn van volk tegen volk
en van koninkrijk tegen koninkrijk;
er zullen hevige aardbevingen zijn,
en hongersnood en pest,
nu hier dan daar,
schrikwekkende dingen
en aan de hemel geweldige tekenen.
Maar nog vóór dit alles geschiedt
zullen zij u vastgrijpen en vervolgen;
zij zullen u overleveren aan de synagogen en gevangen zetten,
u voor koningen en stadhouders voeren
omwille van mijn Naam.
Het zal voor u uitlopen op het geven van getuigenis.
Welnu, prent het u in,
dat gij dan uw verdediging niet moet voorbereiden.
Want Ik zal u een taal en een wijsheid geven,
die geen van uw tegenstanders
zal kunnen weerstaan of weerspreken.
Ge zult zelfs door ouders en broers,
door bloedverwanten en vrienden overgeleverd worden
en sommigen van u zullen ze ter dood doen brengen.
Ge zult een voorwerp van haat zijn voor allen
omwille van mijn Naam:
geen haar van uw hoofd zal verloren gaan.
Door standvastig te zijn zult ge uw leven winnen.”

 

Beste vrienden,

 

Aan alles komt een eind.

Die woorden speelden door mijn hoofd toen ik deze week in de krant las over een jonge  multimiljardair die vorige maand nog tweeëntwintig miljard dollar waard was, en vandaag niet eens genoeg geld heeft voor een blikje cola. Hij ging in veertien dagen volledig failliet. Zo snel kan het gaan in deze wereld! Alles wat onwankelbaar lijkt, in beton gegoten en volstrekt vanzelfsprekend kan van het één op het andere moment verdampen en verdwijnen als een mistbank in het ochtendlicht.

Dit is iets wat we allemaal weten, niks hier op aarde is er voor de eeuwigheid! Maar toch, diep in ons hart willen we daar niet aan. We willen het niet geloven. Ons hart is daar op tegen!

Wij staan daarmee in de schoenen van de leerlingen van Jezus, samen met Jezus staan ze in de buurt van de Tempel, voor de Joden uit de tijd van de Bijbel de belangrijkste plek ter wereld. Het is ondenkbaar dat daar wat mee gaat gebeuren. En toch is dat precies wat er gaat gebeuren.

De tijd van de Tempel raakt op. Het is onvermijdelijk. En als het eenmaal gebeurd is, zo’n veertig jaar nadat Jezus deze woorden gesproken heeft zullen de leerlingen en de eerste christenen terugkijken en dát zeggen: Ja. Dat was vanzelfsprekend, dat kon op geen enkele andere manier aflopen.

Als iets aan zijn eind komt heeft dat twee aspecten. Een voorspelbaar en een onvoorspelbaar deel. Deze lopen soms op een verwarrende manier door elkaar heen, daardoor denken we vaak dat het onvermijdelijke misschien nog heel lang uitgesteld kan worden, of misschien wel overgeslagen kan worden. Maar zo kun je jezelf ook makkelijk bedotten. Daar komen veel ongelukken uit voort. Als mensen zich toch vastklampen aan wat voorbij is.

Een bekende schrijver over organisaties, meneer Dornbusch, formuleerde drie wetten voor hoe het afloopt met organisaties die voorbij hun houdbaarheidsdatum zijn, en die leggen goed uit waarom het komt dat we ons toch niet verzoenen met wat voorbij gaat.

De eerste wet is heel eenvoudig. Wat onhoudbaar is stopt. Een organisatie die niet meer beantwoordt aan de eigen opdracht, of de tekenen van de tijd niet meer kan verstaan die loopt volledig vast en heeft geen toekomst meer. Dit geldt in het klein voor videoketens en andere winkels en in het groot voor alles om ons heen, tot onze manier van kerk-zijn aan toe.

 Maar de tweede wet, die leidt ons om de tuin. De tweede wet van Dornbusch is: “wat onhoudbaar is, kan langer doorgaan dan je denkt”. De Tempel in Jeruzalem was al lang failliet, de tempelmachthebbers trokken het volk leeg, en de Joodse Bijbel, onze Oude Testament, is heel duidelijk – het voortbestaan van een Tempel, en het voortbestaan van het volk in het land is niet vanzelfsprekend. Word je ontrouw aan God, dan is je overleven niet gegarandeerd. Hoe groot je Tempel ook is, en hoe hard hij ook glinstert in de zon. Je leeft op geleende tijd, en de deurwaarder komt er aan.  

Maar na dat Jezus dit oordeel over de Tempel uitsprak duurde het nog veertig jaar. Het is niet zo vreemd dat mensen dachten. Ach, die waarschuwing van Jezus, dat was al… twintig jaar geleden. En nóg staat de Tempel er! Het zal onze tijd wel duren. Maar het duurt onze tijd niet, beste vrienden.

Maar dan treedt de derde wet in werking. Als wat onhoudbaar is stopt, zegt meneer Dornbusch, dan stopt het ook sneller dan je je inbeelden kan. Dan komt van de één op de andere dag het hele dak naar beneden. En wij staan er versufd naast. Hoe heeft dat nu kunnen gebeuren? Het zou onze tijd toch wel duren?

Nu gaat de lezing van vandaag eerst over de Tempel, dat lang verdwenen gebouw. Maar dat is niet waar het uiteindelijk om draait. Jezus gebruikt de vernietiging van de Tempel – heel slim – als een soort kapstok. Daar hangt hij een ándere boodschap aan:

Niet alleen de Tempel, nee, maar alle dingen komen aan hun eind. Ooit worden ze onhoudbaar en zullen ze stoppen. Alles, zonder uitzondering.  

Zelfs, het moet gezegd, de manier waarop we nu Katholieke Kerk zijn is tijdgebonden en komt aan zijn eind. Dat is moeilijk om te erkennen, maar de pijn die we daarbij voelen maakt het niet minder waar. Ook in onze kerk is veel onhoudbaar, en dat gaat stoppen. Dat kan niet anders. Het kan langer doorgaan dan we denken, maar als christenen hebben we de plicht om de tekenen van de tijd te verstaan. Zó gaat het in ieder geval niet verder.

En als wij als christenen, betrokken op het kerkelijke leven, voelen aan waar het heen gaat. We voelen ons verontrust, en niet per se getroost. Misschien ook niet direct getroost door de woorden van de Schrift.  “Standvastig zijn” is het devies in het laatste vers. Maar het kan voelen als een uitzichtloze strijd, een lange nederlaag.

Veel mensen verzinnen dan verdedigingsmechanismen, we gaan zaken wegverklaren. Of zeggen dat een nadeel eigenlijk een voordeel is. Dat is geen boze opzet: dat is gewoon hoe ons hoofd werkt. Soms wordt er bijvoorbeeld gezegd dat “de besten overblijven”, en dat is natuurlijk allemaal heel goed bedoeld. En juist begrepen is het een troostend woord – maar het kan ons ook op het verkeerde pad zetten. Alsof de “heilige rest”, de weinige christenen die er zijn een soort keurkorps zijn, Goddelijke mariniers die trots zijn op hun training en expertise in hun strijd tegen de overmacht.

Maar als in de Bijbel over een keurkorps gesproken wordt, dan is dat niet de commando’s, of de Amerikaanse Navy Seals – maar dan is dat een Gideonsbende: een klein groepje mensen dat door God uitgezocht is om op een wonderlijke manier – wie begrijpt hoe – het toch te winnen van een overmacht. Zij winnen niet door hun eigen kracht, eigen intelligentie, maar omdat ze in hun kleinheid volledig open staan voor wat God van hen vraagt.

Dat lezen we hier ook: Jezus zegt: jullie gaan worden bedreigd maar God geeft je in wat je zeggen moet – het is dus niet je eigen wijsheid die je gaat redden!

God kiest altijd het kleine, het machteloze en dat wat verloren lijkt uit om een nieuwe toekomst te maken. Dat zijn niet per sé de beste – in de zin van de slimsten, de rijksten of de energieksten, maar het verhaal gaat wel door hen verder. En dat is goed.

De Bijbel staat vol met beelden als het gebogen riet, de walmende vlaspit, iets wat geen toekomst kán hebben maar toch nieuw leven krijgt. Menselijk gesproken is dat onmogelijk, maar met God is álles mogelijk.

Dat is als het ware de vierde wet. Geen wet van Dornbusch, dat waren er drie, en die zijn allemaal waar.

Maar de vierde wet: de wet van God.

Wat stopt, houdt de toekomst niet tegen, want de toekomst is van God alleen.

Mogen wij in de komende weken, maanden, jaren, standvastig zijn. Standvastig in dat geloof dat God nooit ophoudt te werken voor alle mensen, voorbij al onze trots, angst en verwachting heen.

Amen.

 

 

 

 

 

Monday, 7 November 2022

Presentatie Wetenschapsbijbel

 

 

Geloof en Rede”, zo schreef paus Johannes Paulus II in zijn encycliek Fides et Ratio “zijn de twee vleugels waarmee de menselijke ziel opstijgt tot de contemplatie van de waarheid”.

Geloof en rede, zo leert de Rooms-Katholieke Kerk, zijn niet los van elkaar verkrijgbaar maar staan in een nauwe en intieme relatie met elkaar. Ze hebben elkaar nodig. In isolement komen ze niet tot hun recht komen. Deze visie die teruggaat op de aloude christelijke intellectuele traditie moet echter ook altijd worden herontdekt, opnieuw zichtbaar gemaakt.

De eenheid van geloof en rede is namelijk wel fundamenteel, maar niet altijd vanzelfsprekend. Door de geschiedenis heen zijn er vaak spanningen geweest tussen die domeinen, soms creatieve spanning - maar soms ook strijd.

Door de eeuwen heen hebben christenen of buiten de Rooms-Katholieke Kerk de verleiding gevoeld om die spanning dan op te heffen door één aspect te verabsoluteren. Een christen kan dan vluchten in fideïsme of juist een slecht begrepen rationalisme, of sciëntisme. Ook de kerk zelf kan dit intellectuele evenwicht niet altijd even goed vasthouden, door de geschiedenis heen zijn daar genoeg voorbeelden van.

Ja. Voorbeelden te over! Voorbeelden van kerkleiders die zich terugtrokken op de veilige vierkante meter. Elke wedstrijd een thuiswedstrijd met liefst zo weinig mogelijk ruis van buiten. Dat kan voor even een veilige schuilplaats zijn, maar het is uiteindelijk een licht onder de korenmaat, geen lichtende stad op een  berg.  En uiteindelijk verarmt het de kerk, het ontneemt het haar de kans om nieuwe impulsen, ja nieuw leven te vinden. Met oogkleppen op mist men maar al te vaak de tekenen van de tijd, de signalen die om reflectie en antwoord vragen.

De kerk, dat is te zeggen, alle christenen, worden gevraagd om naar vermogen vanuit hun geloof de dialoog met de wereld van de wetenschap aan te gaan. Want met “wetenschap” bedoel ik het geheel van de georganiseerde publieke rede die reflecteert op de empirische werkelijkheid.

Het Tweede Vaticaanse Concilie, dat tot doel had om de Rooms-Katholieke Kerk terug in contact te brengen met zowel haar eigen geloofsbronnen als de moderne samenleving, maakte daar een bijzonder punt van.

En dat was hard nodig. In de eeuwen daarvoor was zoals gezegd, er door allerlei historische en politieke omstandigheden een steeds grotere afstand ontstaan tot zowel de eigen geloofsbronnen als de wetenschappelijke inzichten van buitenaf.

De Bijbel, zeer kort gezegd, werd sinds de Reformatie niet altijd een duidelijk gerecipieerd, zeker niet buiten de stand van de geestelijkheid.  En in de nasleep van de Franse Revolutie ontstond een scherpe tegenreactie op het gevoelde zielloze materialisme van het contemporaine wetenschappelijke bedrijf. Achter het schouwspel van kerkelijke politieke kracht stond ook een getraumatiseerde geloofsgemeenschap die vervreemd raakte van haar eigen geschiedenis. Het gevoelde antagonisme tussen kerk en wereld, en daarmee vaak ook tussen geloof en wetenschap heeft de kerk verarmd.  

Het Tweede Vaticaanse Concilie kwam dus  ook niet uit de lucht vallen. Tegenover een dominante naar binnen gerichte cultuur waren er toch altijd priesters en theologen die het contact met de Schrift, de wereld en de wetenschappelijke wereld zochten en zich daar zeer verdienstelijk in gemaakt hebben. Al vanaf het begin van de twintigste eeuw was er een hernieuwde aandacht voor de Bijbelwetenschappen en ontstond er langzaam een grotere openheid naar de wereld toe.

Als dan in 1965 de dogmatische constitutie (dat wil zeggen een kerkelijke verklaring van de hoogste rang) Dei Verbum , de dogmatische verklaring van het Concilie over de Goddelijke Openbaring wordt gepubliceerd spreekt het over de Heilige Schrift specifiek als de ziel van de theologie.

De gewijde theologie berust, zo spreekt Dei Verbum, op het geschreven woord van God, tezamen met de heilige traditie, als haar primaire en permanente grondslag. (DV §24)

De Heilige Schrift getuigt van Gods openbaring. God wil zich kenbaar maken in woorden en daden (DV §2) en hebben dus een innerlijke eenheid. Alles wat God doet en alles wat God zegt staat met elkaar in verband. Alle daden en woorden van God, zo staat er, zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en kunnen alleen ten diepste worden begrepen vanuit die samenhang met elkaar.

Maar wat is de wereld, onze hele waarneembare werkelijkheid inclusief wat we slechts door de meest uitgelezen wetenschappelijke instrumenten kunnen benaderen niet anders dan een daad van God? Niet alleen het bestaan, maar ook het voortbestaan van de wereld en alles wat er in moet, volgens DV §2 primair als daad van God begrepen worden.

Niet alleen komt onze kennis van de werkelijkheid het meest tot haar recht als wij haar als in-God-gegrond ervaren en benaderen, maar kunnen wij ook groeien in geloof door een beter begrip van Gods schepping, dat wil zeggen de vrucht van zijn scheppende daden.

In deze Bijbeleditie wordt dus in een belangrijke behoefte voorzien.

De gelovige die zich verdiepen wil mag groeien in de kennis van de Schrift en een een gedegen algemene ontwikkeling van  wetenschappelijke processen en ontwikkelingen. Wat mooi dan, dat we nu een Wetenschapsbijbel tot onze beschikking hebben. We mogen de samenstellers en auteurs heel dankbaar zijn, want zij hebben ons een belangrijke dienst verricht.

Verdieping van onze geloofskennis zonder verdieping in de Schrift is een onmogelijkheid, elk alternatief, elke catechismus of elke theologische studie, en zelfs elke eerbiedwaardige traditie is en blijft uiteindelijk informatie uit de tweede en de derde hand. Als de Bijbel dicht zou gaan wordt de theologie werkelijk ont-zield. Levenloos.

Tegelijkertijd: het verdere ontsluiten van de Schrift vraagt ook dat we niet alleen over taalkundige en culturele kennis beschikken – maar dat daarbíj ook het Boek van de Natuur steeds verder open gaat. Dat is geen optioneel extraatje, maar werkelijk een inzicht dat noodzakelijk volgt uit het begrip van Openbaring, tenminste zoals dat door het Concilie begrepen is.

Laat ik afsluiten met de wens uitspreken dat deze Bijbeleditie de ontvangst krijgt die het verdient en dat velen geestelijk en intellectueel verrijkt mogen worden.