Saturday, 4 January 2025

Driekoningen 2025

 

 Op de Eerste Kerstdag hebben we het begin van het Evangelie van Johannes gelezen. We hebben gelezen over het Woord dat van Eeuwigheid af bij God was. En God wil dat Woord aan ons openbaren, want dat Woord zegt wie Hij ten diepste is. 

 Één van de belangrijkere begrippen in de theologie is dat van de Goddelijke Pedagogiek. Als je een kind opvoedt, dan draag je niet alles wat je weet en kan in één keer over aan dat kind. Dat gaat stukje bij beetje. Maar op een gegeven moment nadert het dan toch de voltooiing. Dan vindt er een realisatie plaats en uiteindelijk besef je dan als kind waar het je ouders écht om te doen was. 

 Dit besef doordrenkt het hele christelijke denken over de Openbaring, over wat God ons zegt. Wat Hij ooit vertelde in beelden en tekenen wordt op een gegeven moment volledige werkelijkheid, een werkelijkheid die onder ons woont, Zijn leven met ons deelt, ons lijden volledig deelt en in zich opneemt. De openbaring van God wordt volledig zichtbaar in Jezus Christus. In het begin in het verborgene, maar later zichtbaar voor de hele wereld.

 Jezus Christus is de volledige zelfopenbaring van God. Die openbaring is wat we vandaag vieren. Op het Feest van Driekoningen. Drie is een universeel getal, en de traditie maakt de koningen, of de wijzen symbool van alle volkeren voor wie vanaf nu de weg naar God open ligt. En ze komen niet met lege handen, ze nemen geschenken mee. Uit deze ontmoeting kunnen we drie aspecten uitlichten: 

 1: Het Oude Testament doet er toe. Zoals men in het Engels zegt:  the child is the father of the man. Als je terugblikt op je leven als je gevraagd wordt je biografie te schrijven, of een verhaal, over wie je bent, dan begin je met je kindertijd. Je begint met wie je ouders waren, waar je vandaan komt, in welke streek je bent opgegroeid. Daarmee is niet alles gezegd over wie je bent, maar zonder achtergrondinformatie wordt het een ingewikkeld verhaal. De grondtrekken van wie je nu bent ligt al besloten in je kindertijd. Je kindertijd heeft niet het laatste woord, maar zonder kindertijd is een leven onbegrijpelijk. Zo ook met het Oude Testament. God openbaarde zich aan één volk, het Joodse volk, openbaarde zijn visie voor samenleven, door de Wet, en zijn liefde door zijn profeten.

Dit betekent ook dat Christenen het Jodendom niet vervangen, de Volken – dat zijn wij allemaal als we niet als Jood geboren zijn - worden toegevoegd  aan het Joodse volk. Dat kan je allemaal bij Paulus teruglezen hoe dat werkt. 

 We kunnen dit erfgoed, deze geschiedenis niet van ons afwerpen zonder ontrouw te worden aan wie zij zijn. Wij hebben onszelf niet teruggevonden. Christus is de vervulling van een belofte, niet het ongedaan maken van die belofte. 

2: De openbaring is er voor iedereen. Dat is wat Driekoningen, het feest van de Openbaring wil uitdrukken. We lezen het in de lezingen uit het Oude Testament. Ook de heidense volken, die toen nog hun afgoden hadden zullen worden opgenomen in de éne mensenfamilie , het éne volk van God. Dat volk van God, de kerk, kán dus ook alleen maar een wereldkerk zijn. En in de kerk is plaats voor iedereen. Ik denk dat er wel eens te makkelijk wordt gedacht over wat het betekent dat de Kerk universeel is. Het heeft verstrekkende gevolgen. De kerk is niemands eigendom. De kerk is niet van één tijdsperiode, het is niet voor mensen uit één land of gebied, het is niet voor mensen die behoren tot één min of meer gedefinieerde cultuur, zoals het Westen. Het is ook niet voor mensen van één ras, of alleen voor mannen, of mensen uit één of een paar sociale klassen. Dit verhaal van God is er voor iedereen. Je kan tegen niemand zeggen “dit is niet voor jou, dít zal jou wel niks zeggen.” Dat is onmogelijk. 

3: Een derde aspect van het bezoek van de Drie koningen is het geven van geschenken. De drie gaven van de koningen zijn Goud, Wierook en Mirre. Waardevolle dingen. En het staat ook al in de lezing uit het Oude Testament. 

 “Want de schatten der zee gaan over in uw bezit,
de rijkdommen der volkeren worden aan u afgedragen.
Een zee van kamelen bedekt u, jonge kamelen van Midjan en Efa.
Alle bewoners van Sjeba trekken naar u toe; ze voeren goud en wierook aan en verkondigen luid de roem van de Heer.”

 Als je naar iemand toe gaat die je kent, dan neem je vaak een cadeautje mee. Hoe groot of klein dat cadeau is hangt een beetje af van de omstandigheden, maar door het geven, laat je zien dat je een relatie hebt met iemand, dat je bevriend bent, of vrienden wilt zijn. Je geeft ook een geschenk vanuit een idee van wederkerigheid, vanuit het idee dat  je iets voor elkaar betekent. Dat is wat het betekent om persoonlijke relaties te hebben met andere mensen. Die relaties bestaan niet alleen maar tussen je oren, maar moeten ook zichtbaar zijn, zichtbaar in wat je voor elkaar doet. En de meest zichtbare manier, is het geven van een geschenk aan een ander.

 Het gaat er niet om dat je iets geeft wat een ander nodig heeft, liever niet zelfs. Het is goed mogelijk dat je bij Kerst een pak wasmiddel krijgt, of een paar sokken, maar je krijgt toch liever iets aardigs. God heeft per definitie niks van ons nodig. God heeft alles al. Maar wij kunnen onze liefde en dankbaarheid uitdrukken door het geven van een geschenk. 

 Als God zich aan ons openbaart is dat omdat hij een relatie met ons wil, en wij mogen daar antwoord op geven. Op de openbaring van God komt het antwoord van het geloof van de mensen. 

 Wij kunnen antwoord geven door Hem iets te geven. We hoeven niet per sé onze bankrekening te plunderen. We kunnen hem al wat kostbaars geven door elke dag tijd voor Hem te maken. Op die manier maken we de openbaring van God waar. Zonder relatie is er geen openbaring en zonder wederkerig geschenk is er geen relatie.

 De Brief aan de Hebreeën heeft het over het gebed als een geschenk, als een “offer van lofprijzing” – een offer is ook een geschenk – dat we aan God kunnen geven. Het kost ons niks, maar het is héél waardevol. En als we niet te zuinig zijn met onze geschenken dan komen we, net als de Koningen, steeds dichter bij de Heer zelf, tot we Hem mogen zien van aangezicht tot aangezicht. 

 

Geroepen vanuit ons eigen verleden, samenkomend met de hele wereld mogen we een nieuwe relatie aangaan. Gods geschenk ontvangen en zélf geschenken gevend vinden we dan nieuw leven. Amen.

Open het Archief

 

Franciskus Bernardus van Peperstraten staat er op het scherm. “De zaak is behandeld door een speciale openbaar aanklager en in de rechtbank”, staat er bij. Ik zit op de website Oorlog voor de Rechter. Dit is foute boel. Een blik in mijn genealogische bestand leert me dat het een neef van mijn grootvader was. Hij was 18 toen de oorlog uitbrak en is inmiddels overleden.

En zo, met één muisklik, kleeft er al dan niet een smet aan je naam. En of die smet groot of klein is ligt er aan of je wel of geen zeldzame achternaam hebt, en het zoekscherm van het Centraal Archief Bijzondere rechtspleging (CABR) wel of niet wat oplevert. In dit archief zitten de gerechtelijke stukken van bijna een half miljoen Nederlanders.

Omdat zelfs de overheid geen greep meer heeft op de steeds complexere privacyregels is er voor op het laatste moment, voor de openbaarmaking van dit oorlogsarchief, voor gekozen om de namenlijsten van alle verdachten online te zetten, maar de dossiers zelf af te schermen. Ze fysiek raadplegen, wat voor januari door belanghebbenden nog kon, is inmiddels praktisch onmogelijk vanwege de drukte. En dat maakt uit. Veel verdachten zijn immers nooit voor de rechter gekomen en er zijn er ook behoorlijk wat vrijgesproken. En er waren heel veel verdachten, want het net werd wijd uitgeworpen.

De situatie is er dus niet beter op geworden, maar juist slechter. Er is nu niet meer, maar minder openbaarheid. Wel verdenkingen, maar geen duidelijkheid. Was hij schuldig? Zo ja waaraan? Is hij vrijgesproken? Ik weet het niet.

Zo zijn we uit knulligheid de slechtste van twee werelden ingerommeld. Je familienaam wordt genoemd, zonder mogelijkheid om (op afzienbare termijn) duidelijkheid te krijgen over het hoe en wat. Mensen komen er plotseling achter wie het “zwarte schaap” in hun familie was, of waarom het verleden maar overgeslagen werd als gespreksonderwerp. Natuurlijk, wie het interesseerde en handig is met archieven en zoekmachines wist al eerder wat, maar dat is niet de meerderheid van de bevolking. En nu zitten we met de gebakken peren.

Anderen tonen juichend hun screenshots van de achternamen van de mensen door wie ze geobsedeerd zijn. Duk! Niemöller! Blommestijn! Zie je wel! Het zal wel familie wezen! NSB-genen!

Nee, wat hier nu het publieke belang van is, ontgaat me. De rotzooi wordt over de schutting gegooid en de burger zoekt het maar weer uit. Althans in theorie, want het daadwerkelijk uitzoeken kan dus voorlopig niet tot nauwelijks.

Het verrast me niet eens, want zo werkt het in Nederland met vrijwel alles. Beter had men het gelaten zoals het was, maar we kunnen niet meer terug naar vorige week. Wat je eenmaal weet kun je niet meer ont-weten.

En deze kennis raakt miljoenen burgers. Een kleine half miljoen verdachten laten immers een hoop nakomelingen achter, zowel als verdere familie. Hoeveel mensen hebben een foute opa? Dat zijn er zeker honderdduizenden, misschien wel meer dan een miljoen. En hoeveel mensen hebben een foute oudoom? Dat moet daar een veelvoud van zijn. Miljoenen? Het kan. Een opa met een foute neef? Misschien zit je dan al wel aan een derde of de helft van de autochtone bevolking. 

Het is nogal wat, zo`n moreel virus loslaten op een niet-immune samenleving, een stigmabesmetting zonder duidelijk pad naar genezing.

We kunnen goedbedoeld zeggen dat het natuurlijk niet uitmaakt wat opa al dan niet gedaan heeft, en in een beperkte zin is dat zo. Elke generatie mag het leven opnieuw aangaan, op eigen voorwaarden. Maar diep van binnen weten we ook waarom de Bijbel ons waarschuwt om “de zonden der vaderen” niet bij de kinderen neer te leggen. We worden gewaarschuwd, juist omdat we dit als vanzelf doen. Dat is hoe stigma’s werken. Hoe trauma’s werken. Zowel het goede als kwade werkt intergenerationeel door.

Zo beschouwd was het niet onverstandig dat er veel gezwegen werd over het verleden. Dan houd je de wolf van de deur, tenminste voor even. Achter alle goedbedoelde praat, en ja, jij bent je opa niet, suddert de realiteit van wat morele stigma’s zijn. We zijn verbonden met ons verleden. We staan niet los van de wereld die ons voorgegaan is. We zijn wel ieder van ons een nieuwe wereld, maar het is geen wereld die uit het niets geschapen is. En ons gedrag laat dit ook zien. We rekenen mensen af op hun afkomst. We doen dit in het groot en in het klein, we doen het als we links zijn of als we rechts zijn, dit behoort tot onze werkelijkheid. We rekenen mensen af op huidskleur, sociale achtergrond, dialect. Soms is dit een beetje risqué, maar er zijn groepen die je veilig mag haten. NSB’ers bijvoorbeeld. Of ‘tokkies’. En mensen die zeggen dat ze zich daar nooit schuldig aan maken kun je maar beter wantrouwen. Het is sociaal veilig om te zeggen dat we de zonden van de vaderen niet aanrekenen aan de kinderen, maar de ‘efficiënte werkelijkheid’ is dat we dit wel degelijk doen, en meerdere vormen ervan zijn sociaal geaccepteerd.

De enige weg uit een stigma, uit een morele verwonding is er doorheen, het verhaal terugvinden waar je buiten je schuld in verwikkeld bent en er op reflecteren. Zo verdwijnt de macht die een stigma over je heeft en herwin je je autonomie als mens.

De waarheid ónder de waarheid is dat we allemaal in staat zijn om verkeerde dingen te doen. We zijn niet allemaal NSB’ers, maar we zijn wel allemaal vatbaar voor een of ander kwaad. We kunnen lessen leren uit wat foute mensen aan foute dingen gedaan hebben. Als we dat met open ogen en open hart doen worden we meer mens.

Zo leren we iets over onze eigen morele kwetsbaarheid. Niet ieder van ons is een opportunist, would-be-oorlogswinstmaker of landverrader, maar er zijn meer dan genoeg mensen die een of ander kwaad zouden willen doen uit ‘goede bedoelingen’ of als ze toestemming zouden krijgen van hun omgeving. Ik ben zelf niet zo bang om landverrader te worden, want ik ben haast Hobbesiaans in mijn gezagsgetrouwheid. Maar ook die karaktertrek zou in crisistijd tot allerlei kwaad kunnen leiden.

En omdat iedereen moreel kwetsbaar is, houd ik ook niet zo van mensen die er al te prat gaan op over hoe opa in het verzet zat. Dat is een beetje als de mensen die zich tegenover Jezus  erop beroepen dat ze “kinderen van Abraham zijn” zonder dat die werkelijkheid in hun hart leeft (Johannes 8:30-59). Alsof dat je uiteindelijk gaat redden! Nee, daar was Jezus niet zo van onder de indruk. En wij moeten dat ook niet zijn. 

Nee vriend, je kan goed en kwaad uiteindelijk niet buiten jezelf plaatsen. Doe je dat toch, sorteer je voor op grote ongelukken. Deed je opa iets heldhaftigs, prachtig! Neem er een voorbeeld aan. Wees trots zonder het ijdel rond te strooien. Maak dat voorbeeld ook waar in je eigen leven, want een écht kind van Abraham doet als Abraham! Maar was je opa een boef, leer er van, dan was de narigheid die hij aanrichtte en de pijn die hij zèlf had niet voor niets. Daar mag het archief best voor open, om die lessen te kunnen leren. Maar nu? Nu blijft het hangen.

En zo blijven we nu achter met een naam. Franciskus Bernardus, de neef van mijn opa. Ik weet niet wat hij misdaan zou hebben. Als het dossier ooit werkelijk toegankelijk wordt zou ik er wel een blik in willen werpen. De verschillende zoekmachines schetsen wel een beeld. Hij is getrouwd in 1943. Hij was toen 21, zij 17. Hij is terug te vinden in de archieven van de Arbeitseinsatz als tewerkgesteld in Duitsland, al heb ik die stukken nog niet nagekeken. In 1945 staat hij vermeld in de overlijdensakte van zijn  kind, gestorven op 12 mei, een week na de bevrijding. In 1950 duikt hij op in de Staatscourant. Er is echtscheiding uitgesproken op verzoek van zijn vrouw. Veel triestigheid achter elkaar.

Toch is hij later hertrouwd, chauffeur geworden en heeft alsnog een gezin gesticht. Hopelijk heeft hij zijn leven weer op de rit gekregen. 

Hoe het ook zij, ook zijn verhaal zal de moeite waard zijn om met mededogen gelezen te worden. Ik hoop de gelegenheid eens te hebben.  

Tuesday, 31 December 2024

Nieuwjaar 2025

 

In die tijd haastten de herders zich naar Betlehem
en vonden Maria en Jozef
en het pasgeboren kind, dat in de kribbe lag.
Toen ze dit gezien hadden
maakten ze bekend wat hun over dit kind gezegd was.
Allen die het hoorden stonden verwonderd
over hetgeen de herders hun verhaalden.
Maria bewaarde al deze woorden in haar hart
en overwoog ze bij zichzelf.
De herders keerden terug,
terwijl zij God verheerlijkten en loofden
om alles wat zij gehoord en gezien hadden;
het was juist zoals hun gezegd was.
Toen de acht dagen voorbij waren en men het kind moest besnijden,
ontving het de naam Jezus,
zoals het door de engel was genoemd
voordat het in de moederschoot werd ontvangen.
Woord van de Heer.
Wij danken God.

 

Beste vrienden,  

Als we oud en nieuw vieren, dan hoort daar van alles bij. We kijken misschien naar een oudejaarsconference. Of naar gelang waar we wonen schieten we carbid of vuurwerk af, of niet natuurlijk als we in een stad wonen met een vuurwerkverbod. Er worden kerkklokken geluid. We eten oliebollen met poedersuiker, drinken iets lekkers – bijvoorbeeld een glas champagne, en maken goede voornemens

Al deze rituelen, de énen meer dan de ander horen bij het afscheid van het oude en het begin van het nieuwe jaar.

In de kerk vieren we het nieuwe jaar op 1 januari met het Hoogfeest van Maria, die zet de toon en om een aantal redenen. Met Kerst begint het nieuwe leven. Jezus is geboren. Alles wat daarna gebeurt in de week na kerst staat daar in het teken van en diept dat geheim verder uit. Het feest van vandaag vertelt ons dat het nieuwe nooit op zichzelf staat: het moet ergens vandaan komen, of uit iemand komen.

Wie Jezus is en wat Jezus wordt is op 1 januari van het jaar 1 nog versluierd. Dat is het mooie aan het nieuwe: je weet niet wat het wordt! Maar het nieuwe komt wel ergens vandaan. Hij is de zoon van Maria. Zij en God zijn wie Hem het leven geven, en zijn opdracht: hij mag, en moet hemel en aarde. God en mens samenbrengen. Het hemelse komt van God, het aardse van Maria:  beiden zijn nodig. Het éne kan niet zonder het andere. God kan (en wil) dit niet tot stand brengen buiten het Jawoord van Maria om, en Maria kan niets zelf bewerken buiten de Heilige Geest om.

Voordat God en Mens zich wezenlijk verenigen in Jezus moeten God en Maria elkaar vinden, zich geestelijk verenigen met elkaar. Maria is en moet volledig op God gericht zijn, mij geschiedde naar uw woord, dat is niet alleen maar een verklaring voor één keer. Het is het motto van haar leven. En dat wordt ook het fundament voor het leven van Jezus. Hij komt niet als halfgod uit de hemel neerdalen, hij komt als kwetsbaar kind, volledig menselijk, volledig het kind van Maria, en als mens dus de ontvanger van de opvoeding die de Heilige Familie Hem geeft: een opvoeding die uitloopt in andere woorden van Maria, als Jezus aan zijn publieke leven begint en zij tegen de dienaren bij het huwelijksfeest te Kana zegt: doe maar wat Hij u zeggen zal. Haar Jawoord mag óns jawoord worden.

Het nieuwe dat Jezus brengt, begint daar in Kana. Zelfs Maria kan dat niet overzien. Ze moet Jezus ook loslaten. Maar ze leeft uit geloof. Haar leven is de aardse hoeksteen voor het werken van Jezus.

Zo heeft élk nieuw begin een fundament nodig. Het nieuwe valt niet uit de hemel, als onbegrijpelijke grootheid. Het groeit op, neemt mee wat het krijgt en maakt er iets anders van.

Ons nieuwe jaar gaan we op dezelfde manier aan. We hebben goede voornemens, we gaan nieuwe dingen doen dit jaar. Er zullen dingen gebeuren die onvoorspelbaar zijn, en dat is wat het leven is.

We halen ons een visie voor de geest, wie we willen zijn, hoe we willen leven: dat beeld is als de ster in de hemel die ons leidt, elke keer weer een stapje de goede kant uit, dan komen we dichter bij waar we wezen moeten.

Maar we bouwen op wie we zijn, op waar we vandaan komen, we gaan het jaar 2025 aan op het fundament van al onze voorgaande jaren – of dat er nu meer of minder zijn. Op onze talenten, onze tekortkomingen. We nemen een voorbeeld aan Maria: we voeden de toekomst, door ons leven heen voeden we de toekomst op, en daarna moeten we de toekomst laten gebeuren, en op onze beurt ook weer aangaan. En we doen dat niet passief, dat aangaan, alsof het een onpersoonlijk lot is, maar we gaan het actief aan, vanuit geloof, hoop en liefde.

De zekerheid dat, wat er ook gebeurt, wij de toekomst vrijmoedig tegemoet kunnen treden. We kunnen er altijd iets zinnigs mee doen, ook als we slecht nieuws krijgen, of onze goede voornemens in duigen vallen. Mogen we ons zo gedragen weten door het fundament, hetzelfde fundament als dat van Maria, van begin tot eind, van “Mij geschiedde naar uw woord” tot “Doe maar wat Hij u zeggen zal”.

Amen.