Tuesday, 4 March 2025

Zondag 1 Vastentijd - C

Christus in de Wildernis, 1872 

 

In die tijd ging Jezus, vervuld van de heilige Geest,
weg van de Jordaan.
Hij werd door de Geest naar de woestijn gevoerd,
waar Hij veertig dagen verbleef
en door de duivel op de proef werd gesteld.
Gedurende die dagen at Hij niets
en toen ze voorbij waren kreeg Hij honger.
De duivel zei tot Hem:
“Als Gij de Zoon van God zijt,
beveel dan aan die steen daar dat hij in brood verandert.”
Jezus gaf hem ten antwoord:
“Er staat geschreven:
De mens leeft niet van brood alleen.”
Daarop voerde de duivel Hem omhoog
en toonde Hem in een oogwenk alle koninkrijken der wereld.
En de duivel sprak tot Hem:
“Ik zal U alle macht geven over deze heerlijke gebieden
want ze zijn mij geschonken,
en ik geef ze aan wie ik wil.
Als Gij dus in aanbidding voor mij neervalt,
zal dat alles van U zijn.”
Toen antwoordde Jezus hem:
“Er staat geschreven:
de Heer uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen.”
Daarna bracht de duivel Hem naar Jeruzalem,
plaatste Hem op de bovenbouw van een tempelpoort
en sprak tot Hem:
“Als Gij de Zoon van God zijt,
werp U dan vanaf deze plaats naar beneden;
want er staat geschreven:
Aan zijn engelen zal Hij omtrent U het bevel geven
U te beschermen
en zij zullen U op de handen nemen
opdat Ge uw voet niet zult stoten aan een steen.”
Maar Jezus gaf hem ten antwoord:
“Er is gezegd: Gij zult de Heer, uw God, niet op de proef
stellen.”
Toen gaf de duivel al zijn pogingen om Hem te verleiden op
en hij verwijderde zich van Hem tot de vastgestelde tijd.

 

Beste mensen,

Eerder deze week was ik een stukje aan het schrijven over de Vastentijd, en ik zocht daar een plaatje bij. Dat had wel wat voeten in de aarde, want je breekt je voeten over alle goedbedoelde clipart met zachtbruine kruisjes in zachtgele woestijntjes. Als u mij een beetje kent weet u, ik ben daar niet zo van. Dan maar, dacht ik, een schilderij. Maar dat verlegde het probleem alleen maar. De ene na de andere triomfantelijke Jezus die de duivel als een vervelende bromvlieg van zich afslaat. En de duivel heeft natuurlijk ook bokkenpoten en dikke hoorns op zijn hoofd. Anders herken je hem niet.

Dat spreekt me ook niet aan. Het lijkt allemaal te makkelijk. Als het allemaal zo makkelijk was hadden we vandaag een lege pagina gehad in het Evangelie. Er was niks gebeurd om over te vertellen. Ja de duivel kwam even buurten, hij was goed te herkennen hoor. Maar één klets wijwater en een plechtig gebed uit het Rituale Romanum en het was weer gedaan.

Nee, daar gaat Lucas geen moeite voor nemen om zo`n bagatel op te schrijven.

En toen kwam ik een ander schilderij tegen. Ivan Kramskoy, Christus in de Wildernis, 1872. Het is in de vroege ochtend, het licht is koud. En Jezus zit er een beetje verlaten bij. In de wildernis. En je ziet verder niemand. Ook geen duivel. Want de duivel loopt niet rond in zijn boevenpak hè? De strijd vindt van binnen plaats. Jezus heeft het er maar moeilijk mee. Zijn handen zitten verkrampt inééngestrengeld.

Het is een heftig schilderij. Maar eerlijk. Het vertelt de waarheid.

Want de waarheid is: ieder mens heeft een haakje. Ieder mens kan ergens mee worden verleid. (Of je daar op ingaat of niet is een tweede, maar verleiding voelen kan iedereen.) Iedereen kan zichzelf uit handen geven voor iets wat hij heel graag zou willen. Iets dat niet tot de kern van je leven behoort, iets wat je zelfs afleidt van wat je echt moet doen… Maar waar je je zo toe aangetrokken voelt dat je het moeilijk kan laten liggen.

Ieders verleiding ligt ergens anders. Er is zelfkennis voor nodig om te weten waar zo`n haakje zou kunnen zitten, en wat dat haakje gaat doen als je er ruimte aan geeft. Er zijn hele oppervlakkige verleidingen, net zoals er oppervlakkige mensen zijn. Seks, bijvoorbeeld. Heel oppervlakkig. Erg effectief, bij veel mensen.

Aan de verleidingen ken je de mens. En we mogen nu even in het hoofd van Jezus kijken. Hij geeft zich bloot. We zijn in de vastentijd, Jezus wordt van alles ontdaan, op weg naar het kruis. En het eerste waar hij van ontdaan is de illusie van onkwetsbaarheid. Jezus kan worden verleid, met een aantal hele specifieke dingen. En die vertellen ons iets over wie Hij is. We gaan even kijken.

Drie dingen, die hij zou kunnen doen. Maar die gaan afleiden. Heel slecht uit gaan pakken.

De eerste. Stenen in brood veranderen. Vrij van gebrek zijn. Niks meer tekort komen. Het lijkt niet eens zo gek. Het lijkt niet op overdaad. Er staat niet stenen in juwelen, of stenen in goud, dat je alles kan kopen wat je wil! Nee, stenen … in brood. Gewoon vrij zijn van angst voor gebrek. De zekerheid hebben van dagelijks brood. Zekerheid van leven….

Daar zouden veel mensen wel wat voor over hebben. Hier tekenen op de stippellijn Jezus. Je hoeft maar een klein beetje buiten de lijntjes te kleuren. Niemand hoeft het te zien, niemand hoeft het te weten. Maar hij doet het niet.

Als mensen om hem heen in onzekerheid leven, dan deelt Hij die onzekerheid. Hij staat er niet boven.

Dan pakt de Verleider uit. Hij zet nu groots in. Macht. De koninkrijken van de wereld. In jouw handen. Je kan de keizers voor je laten knielen. En ook weer, ik denk niet dat dat is omdat Jezus Superkeizer wil worden. Kijk: sommige mensen zijn machtswellustelingen. Ze zullen alles en iedereen kapotmaken om maar een greep naar de holle kroon te kunnen doen. Zelfs hun vrienden en bondgenoten vallen ze in de rug aan! Onvoorstelbaar! Maar Jezus is niet één van die mensen.

Maar stel dat je macht zou krijgen om goed te doen. Dat je mensen zou kunnen dwingen zich te gedragen, dat je maar een woord van macht hoeft te spreken – zoals Jezus tegen de boze geesten doet – en zelfs de grootste tiran verwelkt acuut, en trekt zich met zijn legers terug, en laat de mensen gerust. Een Ring van Macht om je vingers. Om goed te doen.

Maar wie In de Ban van de Ring gelezen heeft weet dat je een Ring van Macht niet ongestraft om je vinger kan schuiven. Dat is niet hoe macht werkt. En Jezus is gekomen niet om te heersen over de wereld, maar om alles wat in de wereld speelt te ondergaan.

Macht is dan een afleiding. Nog gevaarlijker dan goochelbrood! Niks daarvan!

Dan komt de derde. Het klinkt raar, van de Tempelpoort afspringen en veilig landen. Wat is dat nou voor verleiding. Het gaat niet om alleen maar onkwetsbaarheid. Het gaat om iets anders. Aandacht. Erkenning.

Dat de mensen zien wie je bent. Je wel moeten erkennen. Want je staat overal boven. Iedereen kan je zien neerzweven. Vervuld van Goddelijke kracht. Niemand gaat je ooit vergeten! Je hebt de zekerheid dat je nooit vergeten wordt, de zekerheid dat iedereen je fantastisch vindt. De waardering waar je recht op hebt. Die kun je krijgen! Even een klein sprongetje. En dan ben je nooit meer alleen.

Nooit meer alleen.

Wat moet Jezus eenzaam geweest in zijn leven. In Nazareth. Maar daarna ook. Want die drie verleidingen gaan van kwaad tot erger, ze gaan recht in Jezus zijn ziel. De duivel pelt Jezus af als een ui.  

Angst voor gebrek, één. Dat is nog maar de buitenkant. De wil om goed te doen, dat is twee. Dat is wat Hem motiveert! De wereld genezen! Maar daar dan nog onder ligt een kern, de angst voor verlatenheid. Het verlangen dat een ander je ziet, erkent, waardeert.

Nooit meer alleen.  

Ja, die komt het meest dichtbij.

Maar hij moet een andere weg gaan. Zijn koningschap ligt niet op tafel. Hij heeft lang in het verborgene moeten leven – terwijl zijn grote verlangen is om gekend te zijn. Te worden begrepen. Leerlingen, apostels om zich heen ja. Maar die begrijpen hem vaker niet dan wel.

Eenzaam, zelfs binnenin je eigen groep.

En uiteindelijk aanvaarden dat je wordt afgewezen. Dat mensen om je heen weglopen, je achterlaten.

En uiteindelijk de diepste verlatenheid, dat Jezus aan het kruis zelfs zijn verbondenheid met God niet meer voelt. “Mijn God mijn God waarom hebt gij mij verlaten… “ En zelfs wanneer hij dat zegt wordt hij nog niet begrepen. De mensen denken dat Eli Eli lama sabachtani betekent dat hij om Elia roept.

En toch haalt hij het ergens vandaan dat hij nee zegt. “Nee. We gaan God niet op de proef stellen”, want zelfs als je slaagt voor de proef, zak je er voor. Dat is niet waar je voor kwam. Maar dat antwoord moet uit zijn tenen gekomen zijn.

Waarom kan Jezus nee zeggen tegen deze drie verlangens, die hem zo ter harte gaan? Waar haalt hij de kracht vandaan om nee te zeggen? Ik dat gewoon een soort infuus van boven? Nee. Het is geen toverij. Jezus kan nee zeggen tegen de verleiding omdat hij zelfkennis heeft.

Hij weet wie hij is. Hij kent zijn relatie met God. Hij voelt waarheen zijn roeping gaat. Nog niet volledig scherp. Maar er zijn genoeg contouren. En hij weet waar zijn eigen zwakheden liggen. Hij kent zijn eigen angst en pijn. Hij doet niet alsof hij onkwetsbaar is. Zonder zonde, ja, maar niet zonder littekens. En enkel als je je littekens kent heb je vrijheid om de haakjes die je kunnen vangen te zien.

Wij bevinden ons nu ook in een woestijn, geen letterlijke natuurlijk, maar wel voor veertig dagen. Wij zijn uitgenodigd om afleidingen terug te brengen tot een minimum. Niet om onszelf te pesten maar zodat we ons beter leren kennen. Zelfkennis kweken in het licht van God. Doen we dat niet, krijgen we onszelf niet helder, dan komt ook onze relatie met God niet uit de verf.

Sterker nog: we kunnen dan makkelijk worden afgeleid door iedereen die een haakje op ons pad gooit. (En vaak hebben we geen duivel nodig, wij zijn zelf wel onze ergste vijand, daarom moeten we ook van onszelf houden!)

We groeien in zelfkennis, niet uit paranoia, maar omdat we weten dat we sukkelaars zijn – kwetsbare mensen. Mensen met gaten in ons hart. En in zo’n gat past altijd iets wat ons niet verder helpt.

Voor de één erkenning, die je nooit gehad hebt. Voor de ander échte intimiteit, warmte met je medemens. Voor de ander de koortsige obsessies met de wereld, die onbeheersbaarder is dan ooit. Dat als we maar steeds langer in die afgrond staren we er wél grip op krijgen. Voor veel mensen: angst voor auto, woning, welvaart. Dat we maar geen stap terug moeten doen! Wat zijn veel mensen daar bang voor. En ik ga er ook niet lacherig over doen. De angst is echt, want het gat in ons hart is echt. We moeten er mee leren omgaan en dat kan niet door te doen alsof die gaten er niet zijn. Of dat we er zomaar “boven staan”.

Als (als!) je er boven staat, dan heb je er eerst lang mee gevochten. Het is nooit zomaar klaar.

Mogen we onszelf zo weer leren kennen in  deze tijd. Opnieuw leren wie wij zijn, gatenkaas en al, vanuit onze relatie met God. Wordt dat helderder, dan zijn we ook vrijer, moediger, en , ja, sterker. Dan kunnen we ook datgene aan wat de wereld ons toewerpt. Want wat het ook is, we staan er nooit alleen voor.

Amen.

 

Saturday, 1 March 2025

Aswoensdag 2025

 

“Denkt er om:
beoefent uw gerechtigheid niet voor het oog van de mensen,
om de aandacht te trekken;
anders hebt gij geen recht op loon
bij uw Vader, die in de hemel is.
Wanneer gij dus een aalmoes geeft,
bazuin het dan niet voor u uit,
zoals de huichelaars doen in de synagoge en op straat,
opdat zij door de mensen geprezen worden.
Voorwaar, Ik zeg u:
Zij hebben hun loon al ontvangen.
Als gij een aalmoes geeft,
laat uw linkerhand dan niet weten wat uw rechter doet,
opdat uw aalmoes in het verborgene blijve;
en uw Vader, die in het verborgene ziet
zal het u vergelden.
Wanneer gij bidt,
gedraagt u dan niet als de schijnheiligen,
die graag in de synagogen
en op de hoeken van de straten staan te bidden
om op te vallen bij de mensen.
Voorwaar, Ik zeg u:
Zij hebben hun loon al ontvangen!
Maar als gij bidt,
ga dan in uw binnenkamer,
sluit de deur achter u
en bid tot uw Vader, die in het verborgene is;
en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden.
Wanneer gij vast,
zet dan geen somber gezicht, zoals de schijnheiligen;
zij verstrakken hun gezicht
om de mensen te tonen dat zij aan het vasten zijn.
Voorwaar, Ik zeg u:
Zij hebben hun loon al ontvangen.
Maar als gij vast,
zalf dan uw hoofd en was uw gezicht
om niet aan de mensen te laten zien, dat gij vast,
maar vast voor uw Vader, die in het verborgene is
en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden.”

 

Beste vrienden,

Ga in uw binnenkamer.

Dat zijn de woorden die Jezus vandaag spreekt. Bij het begin van Aswoensdag van de Vastentijd. We horen voorbeelden van mensen die naar buiten toe gericht zijn. Mensen die dingen van zichzelf lijken te geven maar eigenlijk met iets anders bezig zijn. Wat ze doen is geen gave – het is een transactie. Ze moeten er wat voor terug hebben.

Voor ons klinkt dat wat ver weg omdat religieus gedrag meestal niet naar buiten toe gericht is. In Nederland denken we al gauw dat alles privé is. Maar in de rest van de wereld en in de tijd van de Bijbel is religieus gedrag niet zomaar los te maken van je sociale positie. En je moet steeds laten zien hoe goed je bent.

Dat laatste herkennen we natuurlijk wèl. Laten zien hoe goed je bent. Want we zijn niet anders dan de mensen in de Bijbel.

Maar wat gaat er dan specifiek mis? Waar is Jezus zo scherp op? Hij zal toch niet boos zijn omdat mensen zijn wie ze zijn? Laten we nog eens even goed kijken. De drie dingen. Die hij noemt.

Als ze een aalmoes geven, dan moet dat gezien worden. Om de waardering van anderen.

Als ze bidden, moet dat gezien worden – om de waardering van anderen.

Als ze vasten, moet dat gezien worden – om de waardering van anderen.

U hoort het ritme al, wat het probleem is met mensen die dat doen.

Als je iets geeft, maar je moet er meer voor terug. Dan ben je niet aan het geven. Je bent een soort  liefdadigheidswoekeraar. Wat je doet komt niet écht uit jezelf. Het is geen échte gave. Het is niet authentiek.

Als je bidt, maar er moet er van alles voor terugkrijgen. Dan ben je niet aan het bidden. Je spreekt misschien mooie woorden uit, zoals een acteur op het toneel, maar het is geen echt gebed. Het komt niet uit jezelf. Het is niet authentiek.

Als je vast, maar je moet er wat voor terugkrijgen. Dan ben je niet aan het vasten. Je bent hooguit een tijdje niet aan het eten, en daar heb je dan een verhaaltje bij over God of zo. Je bent een hongerkunstenaar, maar je bent niet echt aan het vasten. Je gaat niet echt de strijd met jezelf aan. Het is niet authentiek.

Het probleem is dus niet eens zozeer dat anderen het kunnen zien, maar dat je niet vrij bent in wat je doet – je hebt telkens in het geven, in het bidden, in het vasten – de drie dingen waarmee je je relatie met God en jezelf onderhoudt – goedkeuring van anderen nodig. Je bent behoeftig.

Je bent niet meer jezelf. Je bent je rol geworden. En onder die rol zit langzaamaan niemand meer. Je wordt een hol vat, een leegte. En ook je kostuum, je rol, gaat steeds slechter zitten. Dat zie je soms om je heen, met vervreemde mensen. Hoe wanhopig ze ook proberen om op iets Echts te lijken, het lukt niet. Het wordt vals. En mensen die leeg zijn van binnen zien het valse vaak aan voor het echte, en denken dat het echte het valse is. Dat is een grote vloek. Zo straft het kwaad zichzelf.

Hoe hard je ook schreeuwt, of misschien wel veel drinkt en vecht op zaterdagavond, of vrouwen slecht behandelt, zo word je geen echte man.

Daar moet je namelijk voor werken, om een echte man te zijn.

Hoeveel Machiavelli je ook leest, hoe doortrapt en manipulatief je ook bent. Hoe zeer je ook anderen probeert te vernederen. Of laat merken dat je geen zelfbeheersing hebt, zo word je geen echte leider.

Voorbeelden te over in deze dagen.

Want daar moet je voor werken, om een echte leider te zijn. Dat is geen kwestie van je eigen duisternis maar uitbraken voor een verdwaald publiek.

Hoeveel je ook praat met zalvende stem, anderen de maat neemt, hoeveel je ook laat merken dat je vast, het steeds hebt over hoe lang je wel niet bidt. Hoeveel je je misschien ook bezig houdt met kerkpolitiek. Je kent alle kardinalen uit je hoofd en weet of ze wel of niet deugen (volgens jou). Hoe graag je ook praat over jouw éne bijzondere parochie, waar alles wel precies gaat zoals jij vindt dat het hoort, en dat moet je iedereen laten blijken… Dat alles maakt je nog geen echte gelovige. Dat is buitenkant, oppervlakte. En blijf je aan de oppervlakte dan word je geen écht gelovige. Daar moet je het diepe voor in.

Daar moet je voor werken, om dat echt te worden. Elk jaar opnieuw.

En waar verrichten we dat werk? In de Binnenkamer. In contact met God. Zonder dat er steeds van alles bijkomt. Als we zeggen: minder afleiding in de Vastentijd, dan bedoelen we dat. Meer jezelf leren zijn, authentieker kunnen zijn. Zonder dat we steeds letten op wat anderen zeggen wat ze er van vinden. Maar ook zonder onze eigen fantasie over hoe het “eigenlijk” moet zijn. We weten dat niet, hoe het “eigenlijk” moet zijn, anders dan vanuit het licht van de binnenkamer, waar het ons getoond wordt.

Dus elk jaar opnieuw moeten we daarheen, veertig dagen lang naar die Binnenkamer.

Elk jaar opnieuw! Elke Vasten. Niemand uitgezonderd! Want je bent nooit klaar met worden wie je bent. Of dat een echte man, een echte vrouw, een echte leider (of wat het ook is wat de taak in je leven is), of een echte gelovige.

Elk jaar opnieuw moet je te rade bij jezelf, de strijd aan met je eigen zwakheid, de leegte in jezelf, je afhankelijkheid van de goedkope roes van de goedkeuring van anderen. En wat je moet worden is niet iets dat buiten jou ligt. Het is geen set verordeningen of regels die je jezelf op onpersoonlijke manier eigen moet maken. Het gaat er ook niet om meer te gaan lijken op die persoon of op die persoon. Het gaat er om dat je jezelf leert zijn, in relatie – een echte relatie – tussen jouzelf, God en de naaste.  

Waarom moet dat? Over veertig dagen vieren we namelijk Pasen. Jezus verschijnt dan aan ons. Hij is de overwinnaar van de Dood. Hij is de man die door het Kruis de scheiding tussen hemel en aarde opheft. Dan is er ruimte om een nieuwe relatie aan te gaan met God. Werkelijk tot God te komen. Hij blijft ons niet eindeloos ver weg, een wensdroom voorbij het Dodenrijk. Na Pasen is de poort open.

Maar je kan alleen als jezelf door die poort heen. Niet als iemand anders. Alleen als jezelf kun je antwoord geven op wat God voor ons bedoeld heeft. God wil een relatie met ieder van ons, maar dan kunnen we geen rollenspel blijven doen. We kunnen niet teren op het applaus van anderen. Bij God is er geen theater er zijn geen acteurs en er worden geen Gouden Kalveren uitgereikt. Bij God kun je alleen maar genoemd zijn met je eigen naam.

Wij kunnen bij God niemand anders zijn dan onszelf. Laten we dan onszelf leren zijn. In deze veertig dagen in de binnenkamer. Ons confronteren met onszelf. En zo weer groeien. Relaties vernieuwen. Onszelf leren zijn. Minder aan de oppervlakte leven, onze wortels elke keer opnieuw steeds dieper in de grond te laten gaan. Totdat wij opbloeien in een licht dat niet meer ondergaat.

Amen.

 

 

 

Thursday, 27 February 2025

Zondag 8 door het jaar C

 

In die tijd hield Jezus zijn leerlingen deze gelijkenis voor:
“Kan soms de ene blinde de andere leiden?
Vallen dan niet beiden in de kuil?
De leerling staat niet boven zijn meester;
maar hij zal ten volle gevormd zijn als hij is gelijk zijn meester.
Waarom kijkt ge naar de splinter in het oog van uw broeder
en waarom slaat ge geen acht op de balk in uw eigen oog?
Hoe kunt ge tot uw broeder zeggen:
Broeder, laat mij de splinter uit uw oog halen,
terwijl ge de balk in uw eigen oog niet opmerkt?
Huichelaar,
haal eerst die balk uit uw eigen oog,
dan zult ge scherp genoeg zien
om de splinter te kunnen verwijderen
die in het oog van uw broeder zit.
Er bestaat geen goede boom die zieke vruchten voortbrengt
en evenmin een zieke boom die goede vruchten voortbrengt.
Een boom immers kent men aan zijn vruchten;
men plukt geen vijgen van dorens,
men oogst geen druiven van een braamstruik.
Een goed mens brengt het goede te voorschijn
uit de schat van goedheid in zijn hart;
maar een slechte brengt het slechte te voorschijn
uit zijn schat van slechtheid;
want waar het hart van vol is, daar loopt de mond van over.”

 

Beste vrienden,

Deze zondag is de derde zondag dat we luisteren naar Jezus’ toespraak tot de mensen bij de Berg van de Zaligsprekingen. Er zijn al veel onderwerpen aan de orde gekomen. Twee weken geleden ging het over de geestelijke betekenis van rijkdom en armoede, vorige week over geweld, verzet en hoe je je waardigheid behoudt. En vandaag gaat het over iets waar we ook niet aan ontsnappen. Oordelen, beoordelen, hoe we naar elkaar kijken.

Iedereen wil zichzelf goed presenteren, goed overkomen. Iedereen wil dat een ander goed over hem denkt. Nu heeft iedereen natuurlijk ook mindere punten – maar die houden we uit beeld. Dat is iets natuurlijks. Het zou ook niet goed zijn als het anders zou wezen. De keerzijde er van is echter dat we alles wat we wegstoppen niet meer zien, maar des te beter op anderen letten – wat hun onvolkomenheden zijn. Dat weten we meestal heel goed. Nog pijnlijker wordt het dan als mensen zichzelf op een voetstuk zetten en dan als zedenmeester anderen gaan lopen verbeteren.

Ik denk dat we daar allemaal wel voorbeelden van kennen, en misschien hebben we het (een hele enkele keer!) ook wel eens zelf gedaan. Het probleem met dat doen is niet alleen dat we meestal minder gekwalificeerd zijn om dat te doen, dat we zelf meer balken hebben dan de ander splinters, maar ook dat we onszelf op een hoger plan zetten dan anderen. Je staat niet meer naast de ander, als een vriend, maar je verheft je boven de ander. Je maakt van jezelf een hoge boom. Maar hoge bomen kunnen niet alleen veel wind vangen, soms vallen ze zelfs om, en dan richten ze heel veel schade aan.

In de kerk hebben we hier denk ik ook recent genoeg voorbeelden van gezien. Het is nooit ver weg.

Nee, we moeten niet per se een hoge boom zijn, waar iedereen tegen op kijkt en van onder de indruk is. Het tegenovergestelde is ook niet waar, je moet je zelf ook niet kleiner maken dan dat je bent. Alsof je verdwijnen moet. Dat staat er ook niet.

Het beeld dat het evangelie gebruikt is van de vruchtbare boom. Of die wat hoger is of wat kleiner, dat doet er niet zo toe. Dat is bijzaak. Wat wel zaak is, is dat je vrucht draagt. Bomen dragen vruchten. Dat doen ze op een hele natuurlijke manier. Iedereen die wel eens een fruitkwekerij van dichtbij gezeten heeft weet dat je fruitbomen wel goed moet verzorgen en een handje moet helpen, goed snoeien, al dat soort dingen, maar uiteindelijk doet de boom het allemaal uit zichzelf.

De boom hoeft niet steeds een peptalk te houden voor de spiegel, of steeds zeggen dat hij beter is dan andere bomen, of zelfs maar beter dan de braamstruik. Misschien is het zelfs beter dat de boom zich niet teveel bezighoudt met de struiken, tenzij waar steeds gezegd wordt dat de struik een fantastische boom is. Of de struik dingen gaat zeggen als “kom maar in mijn schaduw”. (Rechters 9:15). Daar mag je dan wel wat van vinden.

Maar de boom moet bovenal boom zijn, zichzelf. Integer, dat wil zeggen: uit één geheel. Hij doet wat hij zegt, wat hij zegt is gegrond in wie hij is. De boom is niet perfect, want niemand is perfect, maar als wat de boom doet aansluit op wie hij hoort te zijn, naar hoe zijn wortels staan, dan komt het ook goed.

Wat betekent dit dan voor ons. Wat is belangrijk voor ons? Drie dingen.

Één, we moeten meer bezig zijn met onszelf dan met anderen. Dat is gezond. Mensen die alleen maar denken aan wat anderen zeggen, anderen doen, anderen laten die worden als vanzelf een beetje leeg van binnen. Dat is niet wat we moeten zijn. Holle vaten, veel kabaal. Nee.

Twee, als je goed gegrond bent, stevig staat, we zouden tegenwoordig zeggen: duidelijkheid hebt over je identiteit – de wortels – dan heb je ook een mogelijkheid om vrij te zijn. Vrijheid hier niet in de zin van alle opties openhouden, elke week ergens anders zijn, maar vrijheid in  de zin dat je onder alle omstandigheden iets goeds kan doen. Wie stevig staat kan vrucht dragen, ook al werkt het weer niet zo mee, of waait het hard. Misschien krijg je niet alle vruchten die je wilt, maar het moet wel heel bar zijn wil er niks komen.

Tenslotte, de vruchten komen op een natuurlijke manier. Als we weten wie zijn, als we verbonden zijn met het goede, met God, met de mensen om ons heen. Dan gebeurt er zeker wat. Net zoals een boom zorg nodig heeft, gevoed moet worden, gesnoeid, zo hebben wij onze gemeenschappen nodig, de gemeenschap van de kerk. We voeden ons niet alleen met de nabijheid van mensen, maar ook door Gods Woord en de sacramenten, met alles wat God ons geeft.

Laat je dan planten in die tuin, als een goede boom. Laat je wortels dieper doordingen in die grond. Geef het tijd. Met haast wordt niks goeds gebouwd. En wanneer het zover is, zullen we die vruchten zien: die van anderen, en die van onszelf, in Gods goede tijd.

Amen.