Friday, 15 November 2024

Zondag 33 B

 

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Maar na die verschrikkingen in die dagen
zal de zon verduisteren
en de maan zal geen licht meer geven;
de sterren zullen van de hemel vallen
en de hemelse heerscharen zullen in verwarring geraken.
Dan zullen zij de Mensenzoon zien komen op de wolken met grote macht en heerlijkheid.
Dan zal Hij zijn engelen uitzenden
om zijn uitverkorenen te verzamelen uit de vier windstreken,
van het einde der aarde tot het einde des hemels.
Trekt uit de vergelijking met de vijgenboom deze les:
Wanneer zijn twijgen al zacht worden
en beginnen uit te botten,
weet ge dat de zomer in aantocht is.
Zo ook, wanneer gij al deze dingen ziet,
weet dan dat het einde nabij is,
ja voor de deur staat.
Voorwaar, Ik zeg u:
dit geslacht zal niet voorbijgaan totdat dit alles gebeurd is.
Hemel en aarde zullen voorbijgaan,
maar mijn woorden zullen niet voorbijgaan.
Van die dag of dat uur weet niemand af,
zelfs niet de engelen in de hemel,
zelfs niet de Zoon,
maar de Vader alleen.”

 

Beste vrienden,

“Pastoor”, zei iemand een tijdje geleden tegen me. “Het kan toch niet zo lang meer duren, het einde van de wereld. Met alles wat er nu gebeurt!” En dan komt er een opsomming van wat er allemaal gebeurt. In Oekraïne, in Israël en de Palestijnse gebieden , in de Verenigde Staten en natuurlijk in Amsterdam .

En hij is niet de enige. Veel mensen voelen dat er iets definitief voorbij gaat. Misschien nog niet de wereld zelf, maar iets is opgehouden. We staan aan het einde van een historisch tijdvak. Er is bijna  tachtig jaar stabiliteit geweest in ons land, na het einde van de Tweede Wereldoorlog, en nu zijn die vanzelfsprekendheden weg.

De toekomst is onzeker, en dat jaagt mensen angst aan. Dat gevoel is niet compleet onredelijk. Wij zijn niet gewend om met groeiende onzekerheid om te gaan. Onze cultuur is daar ook niet naar. Maar daar trekt de wereld zich dus niks van aan.

Wanneer je te maken krijgt met onbeheersbare ontwikkelingen zijn er drie mogelijke manieren om er mee om te gaan.

De eerste manier die je veel ziet is het probleem weg te denken. Daar lees je nu veel over in de krant. Het maakt niet uit of dat linkse of rechtse kranten zijn. Columnisten leggen je uit dat er niks aan de hand is. Dat slachtoffers eigenlijk daders zijn, of anderszins verdienen wat ze krijgen. Als dat zo is, is wat er gebeurt verklaarbaar. En wat verklaarbaar is, is beheersbaar. Dat geeft een veilig gevoel.

Om alles weg te denken moet je bovendien redelijk intelligent zijn. Het kost namelijk veel moeite om niet te zien wat alle andere mensen wél zien. Door te geloven dat het allemaal toch wel begrijpelijk is, kun je je ook nog eens erg slim voelen. (En dus beter dan andere mensen.)

Het is ook erg slim bedacht. Het is alleen jammer dat het even goed werkt als het kind dat zijn ogen dichtdoet en dan denkt dat hij zelf onzichtbaar wordt.

De tweede manier is precies het omgekeerde. Je laat je gek maken, door alles wat er gebeurt. Computer en televisie blijven 24 uur per dag aan zodat we niks missen. Elke gebeurtenis moet besproken worden op Facebook, of elders. Iedereen moet worden ontslagen! En sowieso is het einde nabij! En alles wat nog niet honderd procent fout loopt, dat zal wel een complot zijn! Om ons een rad voor de ogen te draaien! Die afslag kun je nemen, maar het is vaak een eenrichtingsweg. Als je eenmaal begint met overal catastrofes en complotten te zien is het einde zoek. Complotten zijn immers nog vruchtbaarder dan konijnen.

De Bijbel wijst ons een derde weg daar lezen we vandaag over. Jezus vertelt zijn leerlingen over het einde, het echte einde als de Mensenzoon terugkomt.

Maar na die verschrikkingen in die dagen
zal de zon verduisteren
en de maan zal geen licht meer geven;
de sterren zullen van de hemel vallen

We vallen weer midden in de redevoering, dus we moeten goed opletten. We komen terecht in een cataclysme, een universeel einde. Zon, maan en sterren houden er alle drie mee op. Maar daar gaat nog iets aan vooraf. “De verschrikkingen in die dagen”, die staan eerder in de Bijbel, buiten onze lezing. “Die verschrikkingen” zijn vervolgingen waaraan de gelovigen bloot zullen staan, de akelige dingen die er kunnen gebeuren als je er voor kiest Jezus te volgen en niet mee te huilen met de wolven in het bos. Dat zal je namelijk niet zomaar in dank afgenomen worden.

Je kan verschrikkelijke dingen meemaken, zonder dat je ergens schuld aan hebt. En nog erger, je kan vervolgd worden omdat je goed doet. Maar hoe pervers dat ook is, dat is niet het einde.

Je mag het kwaad niet weg verklaren, dat doen de mensen die het boze geestelijk voeren in de hoop dat zij zelf niet opgegeten gaan  worden. Dat loopt nooit goed af.

Maar je moet het ook niet omdraaien en in paniek heen en weer rennen, want dan kun je niets zinnigs meer doen. En dit is het einde niet. Zelfs wanneer het het einde is, is het niet het einde.

Het einde is wanneer zon, maan en sterren uitgaan. Dat is geen natuurkundig fenomeen. In de Bijbel zijn zon, maan en sterren de mijlpalen en wegwijzers van de tijd. Gaan die "uit", dan is dat Bijbeltaal voor: wanneer de tijd zelf ophoudt. Wie kan de tijd laten ophouden? Wie beslist dat de klok voor het laatst tikt? God alleen!

Zo zien we ook hoe dwaas als mensen aankomen met rekensommen over wanneer het einde der tijden zou zijn. Het einde kun je niet afleiden uit de zon, de maan of de sterren. Je kan het niet aflezen in het nieuws. Het is geen eindpunt van een meetbare trend. Je kan het niet zelf bijeen goochelen. Was dat zo, dan zou je God aan een touwtje hebben. Dan wil je alles beheersbaar maken, zelfs wat God in ons leven doet. Maar als je God aan een touwtje denkt te hebben geldt dat wat er ook aan dat touwtje hangt: het is niet God.

Voor zover er een teken is van het einde zal dat maar heel kort duren: het is een teken van de lente, en de lente duurt in het Joodse land maar heel kort. Zie je de takken uitbotten, dan weet je dat het zo zomer is.

En het einde der tijden is geen verschrikking onder anderen. Het is ook het eindpunt waarop de verschrikkingen van deze wereld voorbij zijn: de ballingen worden weer thuisgehaald, samengeroepen uit de wereldwijde verstrooiing. Het is geen nieuwe verschrikking, het is voor ons het einde van alle verschrikkingen. Niet iets om weer bang voor te zijn, maar een verwachting waar we naar uit mogen zien.

Het is alleen verschrikkelijk voor wie alles wil weg verklaren, want dat kan dan niet meer.

Als we de tv aanzetten, en alles is verschrikkelijk. Laten we dan dus het hoofd er bij houden. Als christenen bevinden we ons in de wereld. Alles wat er gebeurt moeten we dus serieus nemen en ons daartoe verhouden. We gaan pijn en miserie niet wegdenken of weg verklaren, alsof we niet in een gevallen wereld leven.

We zijn echter niet van de wereld. We maken onze gemoedsrust ook niet afhankelijk van of het wel of niet goed gaat met ons land of met de wereld. “Doe goed en zie niet om”, dat is ons motief. Want wie in de afgrond staart, wordt daar niets wijzer van.

Wij gaan tenslotte boven de wereld uit. Dit alles gaat voorbij. Misschien nú nog niet, maar het blijft niet zoals het is. We mogen voor de wereld zorgen, zo goed en kwaad als dat gaat, maar op een dag is het uit. Dan gaan wij op met eindeloos veel anderen. Vanuit deze ballingschap gaan wij ons thuisland dan tegemoet.

Amen.

 

Thursday, 7 November 2024

Zondag 32 B

 

Beste vrienden.

Misschien heeft u wel eens gehoord, of iets gezien, van Amerikaanse welvaartspredikers. Een aantal onder hen hebben een boodschap die er op neer komt dat als je hen veel geld geeft God jou met nog veel meer geld gaat zegenen. Ik vat het even samen. Nu is het makkelijk voor ons om te denken dat je dáár toch niet intrapt. Maar toch is het heel succesvol. In de krant stond een tijd  geleden een artikel over zo`n welvaartsprediker die inmiddels zijn tweede privéjet heeft gekocht. Kennelijk zijn er toch genoeg mensen te vinden die hem genoeg geloven dat ze hem zoveel geld willen geven! 

Iets soortgelijks zien we terug in het Evangelie van vandaag. Jezus spreekt een oordeel uit over de Schriftgeleerden, die zijn belust – zegt hij – op de uiterlijkheden, mooie kleren, vooraan zitten bij de burgemeester aan tafel. Hij zegt niet, dat dát verkeerd is. Je mag best mooie kleren hebben en naast de burgemeester zitten, en wat hem betreft zit je elke week op een versierde stoel. Al die dingen zijn niet in zichzelf verkeerd. 

Wat wel verkeerd is, is de manier waarop die Schriftgeleerden aan al die mooie dingen komen. Ze zuigen andere mensen uit, ze “slokken de huizen van weduwen op”, en “spreken voor de schijn lange gebeden uit”. Ze zijn geen herders, maar huurlingen. Ze staan in een uitbuitingsrelatie tot de mensen voor wie ze zogenaamd in de weer zijn. En niet alleen de Schriftgeleerden zijn dat, het is breder dan dat. Ook de Tempel in Jeruzalem, dat is waar Jezus en zijn leerlingen op bedevaart, is in de praktijk zo`n uitbuitingsmachine geworden.

Dit is niet hoe het begon. De Tempel was een soort bank geworden, en we denken, dat is de bedoeling niet. Maar daar was een goede reden voor. In de tijd waren er namelijk geen banken! Stelt u zich dat voor, waar je zou dan iets in bewaring achterlaten? Bij de mensen die je vertrouwen kan, natuurlijk! En oorspronkelijk waren de priesters van de tempel bij uitstek díe mensen die vertrouwd werden. Dat vertrouwen kregen ze, omdat ze het waard waren! Het begon goed! Maar zoals dat gaat, wat goed begint eindigt vaak in iets anders. In iets dat verontmenselijkt. De geldkisten op het tempelplein bijvoorbeeld, dat was niet zomaar een collectebus. Daar zat een een hele trukendoos aan vast. Je munten ging door een soort ronde trechter naar beneden, bleven een hele tijd ronddraaien, en aan het geluid dat er dan uitkwam kon je horen wat voor munt het was. 

Als het een dikke gouden munt is hoor je dan het Gloria van Vivaldi, en als het een kwartje is dan komt er een “sad trombone” uit, zo stel ik me dat voor.  Jezus spreekt daar een oordeel over uit. De lezing houdt op bij deze gave, maar je zou kunnen zeggen – het verhaal gaat verder op de volgende bladzijde, Marcus 13, laat iets zeer verontrustends zien: Toen Jezus de tempel verliet, zei een van zijn leerlingen tot Hem: “Meester, kijk eens, wat een stenen en wat een gebouwen!” Maar Hij zei: “Ziet ge die grote gebouwen? Geen steen zal op de andere gelaten worden, alles zal worden verwoest.”

De leerlingen zijn nog steeds enorm onder de indruk van al dat blinkende goud, die rijkdom, die uiterlijkheden. Ze denken dat dat iets zegt over het innerlijk, dat dat nog steeds iets zegt over vertrouwen. Maar dat is niet meer zo. De integriteit is er uit. Het is klatergoud (glitter and tinsel)   De mensen dachten dat ze deel konden hebben aan dat leven met God, dat waar de tempel over ging, door gaven te geven. Grote en kleine. En ook dat is goed bedacht. Geven aan de gemeenschap maakt deel uit van ons leven. Maar als het uit verhouding raakt wordt het iets pervers. Zoals de Schriftgeleerden dan de huizen van de weduwen verzwelgen. Zo zuigt de Tempel als een soort vergulde spons de laatste muntjes op. 

Het verhaal van vandaag is geen verhaal van liefde, maar een verhaal van onmacht, uitbuiting en verdrukking. En het “wee gij Schriftgeleerden” geldt ook, en nog meer voor de Tempel. Aan wie veel gegeven is, wordt immers ook het meeste gevraagd.

De waarheid is: die Tempelgaven dienen nergens meer voor. Al die zakken goud, en die rijen rijke mensen die hun lawaaierige gaven in de kist laten vallen. Díe gaven zijn voor niks. De gaven van het volk, met al hun koperstukken, zijn voor niks. De gave van de weduwe, die schilfertjes brons, alles waar ze van leven moet, is voor niks. Er wordt wel eens gezegd, de weduwe is een voorbeeld van geloof. Ik denk dat niet. De weduwe wordt op klaarlichte dag bestolen van haar laatste centje.  En dát is waar Jezus kwaad om wordt.

Als we dan de eerste lezing uit het OT lezen, dan zien we in de profeet Elia het tegendeel van de Schriftgeleerden en de Tempel. Hij vraagt een serieus offer aan de weduwe. Hij vraagt om een plaats aan de tafel bij hun laatste avondmaal. Hij brengt alleen maar een wonderlijke belofte mee, maar die belofte wordt wél ingelost. Hij zegt: vrees niet, dat is belangrijk. Hij probeert niet te imponeren of te dreigen, of te chanteren. Hij zegt de mensen vrede aan.

We kunnen in nog drie punten een groot contrast zien tussen de profeet Elia en de religieuze machthebbers van later.

Ten eerste: Elia vraagt een deel van wat de weduwe heeft, een broodje. De Schriftgeleerden en de Tempel verzwelgen alles wat de weduwe heeft. 

 Twee: zowel Elia als de Schriftgeleerden en de Tempel doen beloften – wat je offert zal je ten goede komen! Maar alleen Elia spreekt de waarheid. De Schriftgeleerden en de Tempel zijn machteloos. De tempel is de verwoesting toegewijd. De schone schijn – de lange gewaden, de vergulde stenen – bedekt het zicht op de leegte die er achter schuil gaat. Net zoals het privévliegtuig van de welvaartsprediker veel kracht uitstraalt en daardoor zijn machteloosheid verbergt. Want wat de prediker ook verzonnen heeft, hij heeft geen macht over Gods zegen. Hij heeft God niet aan een touwtje. Hij voegt niets toe aan wat God zal doen of laten. Hij kost alleen maar heel veel geld.  

Ten derde: je kan als goed mens verzeild raken in situaties die goed of slecht zijn, zonder dat het jouw schuld is. Geen van de weduwen denkt in de eerste plaats aan zichzelf, vanuit de goedheid van hun hart offeren ze dat laatste beetje wat ze hebben. En God kijkt naar de zuiverheid van het hart, we kunnen niet zeggen dat de weduwe uit het Evangelie iets verkeerd doet. Als Jezus een oordeel uitspreekt is dat over mensen die verantwoordelijk zijn voor iets, dan kijkt hij naar de machtigen, niet naar de machtelozen. 

Waar laat dit alles ons? Wat vragen we van mensen, wat eisen we van mensen? Maken we anderen tot ons werktuig, leven we van de inzet van anderen? Wat geven we daarvoor terug? Maken we ons groot en belangrijk, als Schriftgeleerden? Of maken we deel uit van een lege huls zoals de Tempel? Dan moeten we ons dringend beraden op waar we mee bezig zijn. Ook als we geven moeten we uitkijken, maar als we vragen moet we dat zeker. 

Als we zuiver van hart mogen zijn bij alles wat we geven, laten we nóg zuiverder zijn als we wat vragen; alleen dan rust er wérkelijk zegen op wat we doen. Amen.

Friday, 1 November 2024

Allerzielen 2024

 

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Laat uw hart niet verontrust worden. Gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis van mijn Vader is ruimte voor velen. Ware dit niet zo, dan zou Ik het u hebben gezegd, want Ik ga heen om een plaats voor u te bereiden.  En als Ik ben heengegaan en een plaats voor u heb bereid, kom Ik terug om u op te nemen bij Mij, opdat ook gij zult zijn waar Ik ben.  Gij weet waar Ik heenga en ook de weg daarheen is u bekend.” Tomas zei tot Hem: “Heer, wij weten niet waar Gij heengaat: hoe moeten wij dan de weg kennen?”  Jezus antwoordde hem: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij. 

(Als gij Mij zoudt kennen, zoudt gij ook mijn Vader kennen. Nu reeds kent gij Hem en ziet gij Hem.”  Hierop zei Filippus: “Heer, toon ons de Vader; dat is ons genoeg.”  En Jezus weer: “Ik ben al zo lang bij u en gij kent Mij nog niet, Filippus? Wie Mij ziet, ziet de Vader. Hoe kunt ge dan zeggen: Toon ons de Vader?  Gelooft ge niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden die Ik u zeg, spreek Ik niet uit Mijzelf, maar het is de Vader die, blijvend in Mij, zijn werk verricht.  Gelooft Mij: Ik ben in de Vader en de Vader is in Mij.)

 

Beste vrienden,

De cirkel van ons kerkelijk jaar is bijna rond. De avond is gevallen. Het is vroeg donker, de nachten zijn lang. We kunnen ons eenzaam voelen als we denken aan de mensen die we missen. Ouders, broers of of zussen, vrienden en kinderen. Vanuit ons gemis kunnen we ons ook verontrust voelen. Het leven voelt onaf, hoe lang het misschien ook duurt in de beleving van de mensen. We worden geboren, we bloeien op in opleiding, beroep of gezinsleven, en dan na een periode dat we rustiger aan mogen doen kijk je alweer tegen het einde aan. Misschien kijken we wel met spijt op verspilde jaren, achtergelaten kansen, en momenten die niet meer terugkomen.

Wanneer we geconfronteerd worden met het einde van het leven kan een ongemak ons achtervolgen dat zich onttrekt aan de dankbaarheid waarmee we terugkijken. Waartoe dit alles? Is dit nu wat het is?

De leerlingen van Jezus kenden dit gevoel. Ze zijn samen met Jezus in Jeruzalem, maar het leven bladdert af. Ze kunnen Jezus niet bij zich houden en de tijd dringt Het zijn de laatste uren.. Jezus probeert ze nog zoveel mogelijk te vertellen, en de leerlingen proberen met man en macht nog alle mogelijke wijsheid uit Jezus te trekken.

Ze weten dat Jezus toegang lijkt te hebben tot de zin en betekenis van het bestaan. Maar ze weten nog niet hoe. Ze blijven denken dat er een soort woord voor moet zijn of een techniek, of iets wat de meester moet doen zodat de leerling het kan ervaren. Dat is de vraag achter de vraag “toon ons de Vader!”. Ze hebben nood aan een antwoord, nu! Als Jezus het nu niet doet, nu niet zegt, de poort niet open gooit, dan is het te laat! Het kruis komt steeds dichterbij! Is dan niet alles zinloos geweest? Als Jezus sterft en je hebt nog steeds de Vader niet gezien?

Maar er is geen daar. Alles is hier, en het is er altijd al geweest. Het kan er niet niet zijn, want wij vinden onze oorsprong in dezelfde Vader. We zijn geroepen om een relatie met Hem te hebben, en door Hem met anderen. De zin van het bestaan ligt niet op een heilige berg of in een magisch woord van de Meester, of in eindeloze oefeningen die je daar moeten brengen. Alsof er ergens een geheime ladder staat, die jij met veel moeite moet beklimmen vanuit de illusie dat alles om jou en je prestaties draait.

Er is geen daar. Er is alleen het hier en nu en hier en nu is alles te vinden. Daar opent de eeuwigheid zich. Niks gaat verloren.

Wie mij ziet, ziet de Vader. Je hebt de Vader al Philippus! Hij is geen moment van je zijde weggeweest. De tijdelijkheid van het bestaan en de angst en verontrusting die je daarover voelt, drijven je om Hem te wíllen vinden. En wie zoekt zal vinden. Wie klopt wordt opengedaan. Want de deur zit nergens anders dan in onszelf.

Hoe moeilijker we het willen maken, hoe meer we er iets van onszelf in willen stoppen, des te moeilijker wordt dat om te vatten. Hoe meer je je vastklampt, des te meer je je voelt zinken. Het is enkel door los te laten dat we uitkomen bij waar we moeten zijn. Bij God zelf. En wat vinden we bij God zelf: alles wat er altijd al was. Het leven en zijn zin. Alle dingen die nooit ver weg waren.

Jezus staat al voor het kruis. Hij loopt er niet van weg, en niet omdat Hij weet dat het wel goedkomt. Jezus is ook mens. Hij voelt ook angst en pijn en ontzetting. Hij huilt bij het graf van Lazarus. De dood doet hem pijn. Zelfs als hij weet dat hij boven de dood uit kan stijgen, dat de dood niet almachtig is voelt hij die pijn. En hij uít die pijn.

Maar hij weet ook dat God pas doorbreekt als we leven uit aanvaarding, in ontleging. Niet uit een grabbelen naar een elders. Het is hier te vinden, en nu te doen. Zo is het altijd geweest en zo zal het blijven.

 

Vrij naar Johannes van het Kruis:

 

We hoeven nergens naar op zoek

Om alle dingen te vinden

 

Om alles te bevatten

Hoeven we het niet te be-grijpen

 

Om alles te ontvangen

Hoeven we niets te verlangen

 

We hoeven niemand te zijn

Om alles te wezen

 

Amen.