Friday 1 November 2024

Allerzielen 2024

 

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Laat uw hart niet verontrust worden. Gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis van mijn Vader is ruimte voor velen. Ware dit niet zo, dan zou Ik het u hebben gezegd, want Ik ga heen om een plaats voor u te bereiden.  En als Ik ben heengegaan en een plaats voor u heb bereid, kom Ik terug om u op te nemen bij Mij, opdat ook gij zult zijn waar Ik ben.  Gij weet waar Ik heenga en ook de weg daarheen is u bekend.” Tomas zei tot Hem: “Heer, wij weten niet waar Gij heengaat: hoe moeten wij dan de weg kennen?”  Jezus antwoordde hem: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij. 

(Als gij Mij zoudt kennen, zoudt gij ook mijn Vader kennen. Nu reeds kent gij Hem en ziet gij Hem.”  Hierop zei Filippus: “Heer, toon ons de Vader; dat is ons genoeg.”  En Jezus weer: “Ik ben al zo lang bij u en gij kent Mij nog niet, Filippus? Wie Mij ziet, ziet de Vader. Hoe kunt ge dan zeggen: Toon ons de Vader?  Gelooft ge niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden die Ik u zeg, spreek Ik niet uit Mijzelf, maar het is de Vader die, blijvend in Mij, zijn werk verricht.  Gelooft Mij: Ik ben in de Vader en de Vader is in Mij.)

 

Beste vrienden,

De cirkel van ons kerkelijk jaar is bijna rond. De avond is gevallen. Het is vroeg donker, de nachten zijn lang. We kunnen ons eenzaam voelen als we denken aan de mensen die we missen. Ouders, broers of of zussen, vrienden en kinderen. Vanuit ons gemis kunnen we ons ook verontrust voelen. Het leven voelt onaf, hoe lang het misschien ook duurt in de beleving van de mensen. We worden geboren, we bloeien op in opleiding, beroep of gezinsleven, en dan na een periode dat we rustiger aan mogen doen kijk je alweer tegen het einde aan. Misschien kijken we wel met spijt op verspilde jaren, achtergelaten kansen, en momenten die niet meer terugkomen.

Wanneer we geconfronteerd worden met het einde van het leven kan een ongemak ons achtervolgen dat zich onttrekt aan de dankbaarheid waarmee we terugkijken. Waartoe dit alles? Is dit nu wat het is?

De leerlingen van Jezus kenden dit gevoel. Ze zijn samen met Jezus in Jeruzalem, maar het leven bladdert af. Ze kunnen Jezus niet bij zich houden en de tijd dringt Het zijn de laatste uren.. Jezus probeert ze nog zoveel mogelijk te vertellen, en de leerlingen proberen met man en macht nog alle mogelijke wijsheid uit Jezus te trekken.

Ze weten dat Jezus toegang lijkt te hebben tot de zin en betekenis van het bestaan. Maar ze weten nog niet hoe. Ze blijven denken dat er een soort woord voor moet zijn of een techniek, of iets wat de meester moet doen zodat de leerling het kan ervaren. Dat is de vraag achter de vraag “toon ons de Vader!”. Ze hebben nood aan een antwoord, nu! Als Jezus het nu niet doet, nu niet zegt, de poort niet open gooit, dan is het te laat! Het kruis komt steeds dichterbij! Is dan niet alles zinloos geweest? Als Jezus sterft en je hebt nog steeds de Vader niet gezien?

Maar er is geen daar. Alles is hier, en het is er altijd al geweest. Het kan er niet niet zijn, want wij vinden onze oorsprong in dezelfde Vader. We zijn geroepen om een relatie met Hem te hebben, en door Hem met anderen. De zin van het bestaan ligt niet op een heilige berg of in een magisch woord van de Meester, of in eindeloze oefeningen die je daar moeten brengen. Alsof er ergens een geheime ladder staat, die jij met veel moeite moet beklimmen vanuit de illusie dat alles om jou en je prestaties draait.

Er is geen daar. Er is alleen het hier en nu en hier en nu is alles te vinden. Daar opent de eeuwigheid zich. Niks gaat verloren.

Wie mij ziet, ziet de Vader. Je hebt de Vader al Philippus! Hij is geen moment van je zijde weggeweest. De tijdelijkheid van het bestaan en de angst en verontrusting die je daarover voelt, drijven je om Hem te wíllen vinden. En wie zoekt zal vinden. Wie klopt wordt opengedaan. Want de deur zit nergens anders dan in onszelf.

Hoe moeilijker we het willen maken, hoe meer we er iets van onszelf in willen stoppen, des te moeilijker wordt dat om te vatten. Hoe meer je je vastklampt, des te meer je je voelt zinken. Het is enkel door los te laten dat we uitkomen bij waar we moeten zijn. Bij God zelf. En wat vinden we bij God zelf: alles wat er altijd al was. Het leven en zijn zin. Alle dingen die nooit ver weg waren.

Jezus staat al voor het kruis. Hij loopt er niet van weg, en niet omdat Hij weet dat het wel goedkomt. Jezus is ook mens. Hij voelt ook angst en pijn en ontzetting. Hij huilt bij het graf van Lazarus. De dood doet hem pijn. Zelfs als hij weet dat hij boven de dood uit kan stijgen, dat de dood niet almachtig is voelt hij die pijn. En hij uít die pijn.

Maar hij weet ook dat God pas doorbreekt als we leven uit aanvaarding, in ontleging. Niet uit een grabbelen naar een elders. Het is hier te vinden, en nu te doen. Zo is het altijd geweest en zo zal het blijven.

 

Vrij naar Johannes van het Kruis:

 

We hoeven nergens naar op zoek

Om alle dingen te vinden

 

Om alles te bevatten

Hoeven we het niet te be-grijpen

 

Om alles te ontvangen

Hoeven we niets te verlangen

 

We hoeven niemand te zijn

Om alles te wezen

 

Amen.

 

Allerheiligen 2024

 Toen Jezus de menigte zag, ging Hij de berg op,
en nadat Hij zich had neergezet, kwamen zijn leerlingen bij Hem.
Hij nam het woord en onderrichtte hen aldus:
“Zalig de armen van geest,
want aan hen behoort het Rijk der hemelen.
Zalig de treurenden,
want zij zullen getroost worden.
Zalig de zachtmoedigen,
want zij zullen het land bezitten.
Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid,
want zij zullen verzadigd worden.
Zalig de barmhartigen,
want zij zullen barmhartigheid ondervinden.
Zalig de zuiveren van hart,
want zij zullen God zien.
Zalig die vrede brengen,
want zij zullen kinderen van God genoemd worden.
Zalig die vervolgd worden om de gerechtigheid,
want hun behoort het Rijk der hemelen.
Zalig zijt gij wanneer men u beschimpt,
vervolgt en lasterlijk van allerlei kwaad beticht om Mijnentwil:
Verheugt u en juicht, want groot is uw loon in de hemel.”

Beste Mensen,

Vandaag vieren we het Hoogfeest van Allerheiligen. In de katholieke kerk hebben veel heiligen een eigen plek op de kalender maar op Allerheiligen  vieren we alle heiligen – alle mensen die bij God in de hemel zijn – alle beroemde en minder beroemde mensen. Vooral de niet zo beroemde omdat we weten dat veruit de meeste heiligen in het verborgene leefden. 

Ze waren niet wereldberoemd, kwamen niet in de krant, hun verzamelde werken worden niet in leren banden met goed op snee uitgegeven. Het waren doodgewone mensen die op een buitengewone manier de Heer hebben nagevolgd. 

 De heiligen in de Hemel, leven in het aanschijn van God. Wie kan het zich voorstellen? Dat lukt ons niet met mensenogen. Als we midden op Aarde zijn met al onze sores en problemen kan de blik naar boven een uitdaging zijn, met de ogen van het geloof hebben we soms een beetje een gissende blik, en die mag ons vooruit helpen. 

Er is zelfs wel eens gezegd: die blik naar boven dat leidt maar af, dat is Opium voor het Volk – zo noemde Karl Marx dat – en het wordt nog steeds gezegd. Het geloof, dat houdt de mensen maar braaf terwijl anderen het echte werk, het werk van barmhartigheid en rechtvaardigheid moeten oppakken. 

Wat hebben we dan toch een mooie lezing vandaag, op dat feest van Allerheiligen. Mattheus 5. De zaligsprekingen. Die drukken uit dat er geen grens is, geen hoge muur, tussen hoe wij in het leven staan op de Aarde, en hoe het leven zal zijn in de Hemel bij God. In de katholieke traditie brengen we die grens ook niet aan. Er is maar één kerk die alle christenen op aarde en alle mensen in de hemel omvat. De traditie noemt dat de strijdende kerk op Aarde, strijdend tegen alles wat van God afbrengt, strijdend tegen kwaad en onrecht en voor de menselijke waardigheid, en dan is er ook de overwinnende kerk in de Hemel. Dan is de strijd gestreden en mogen mensen in vreugde putten uit die eeuwige diepten van God. 

Dán is de strijd gestreden, als we daar zijn. Niet eerder. Als de marxisten – of andere activisten– zeggen: “dat geloof leidt maar af”, dan is dat er hooguit een teken van dat de kerk op aarde haar roeping niet goed heeft gevolgd. 

We mogen niet berusten als we op ons pad naar heiligheid zijn. Dat is duidelijk – maar wat is de weg dan wel? De zaligsprekingen geven ons een antwoord. Het is een achtvoudig pad dat ons naar de zaligheid – het geluk dat van God komt – leidt. 

Je moet nederig van hart zijn  - het draait allemaal niet om ons, niet om ik en jij. Het ego speelt hier niet de eerste viool. 

Zalig ook de treurenden – alleen de treurenden begrijpen waar de gaten in de wereld zitten. Je kunt pas weten waar God moet zijn, waar je God moet brengen, als je het van de treurenden gehoord hebt.

Zalig de zachtmoedigen. Zachtmoedigheid, dat is geen zachtheid, maar het hebben van een goede wil die het heil van alle mensen zoekt. We zijn geen partijgangers: vóór dit of tegen dat, maar we willen ons voorbij het hier en nu laten leiden door wat allen nodig hebben. 

Zalig die hongeren en dorsten naar gerechtigheid. Let op er staat niet: wie gerechtigheid bewerkt, of voor elkaar krijgt. Dat is niet in onze handen. Dat kunnen maar een paar mensen, vaak mensen met macht. En deze boodschap is voor iedereen. Gerechtigheid bewerken is ons niet allen gegeven – maar er naar verlangen, haast niet kunnen wachten tot je die dag ziet waarop recht wordt gedaan. Ja, daar wordt je zalig van. 

Zalig de barmhartigen, want die kunnen in iedereen iets goeds zien, net als God dat kan.

Zalig de zuiveren van hart, want alleen die kunnen zich echt concentreren op wat er werkelijk toe doet, en worden niet steeds heen en weer geslingerd door de dagelijks wisselende verlangens van het hart.

Zalig die vrede brengen, dat kunnen we. We kúnnen vrede brengen. Niet in conflictcirkels stappen is al een goed begin. Altijd zoeken naar een weg waardoor mensen die elkaar gevangen houden in nijd zich daarvan kunnen bevrijden. Ook dat is een pad naar zaligheid. 

En zalig die vervolgd worden omwille van de gerechtigheid. Daar hebben we die gerechtigheid weer, voor de tweede keer. En het punt van de eerste maal – dat het niet aan ons om fundamenteel gerechtigheid te verwerkelijken – wordt nog aangescherpt. Je honger en dorst moet zo groot zijn dat je zelfs de bereidheid mag hebben hiervoor pijn te lijden. Honger en dorst is al een vorm van lijden, maar daar komt nog wat bij. 

Hier zijn we bij het diepste geheim van de heiligen in de hemel aanbeland. De toekomst van God kan niet worden afgedwongen door mensen. De rechtvaardigheid van God is te groot voor een menselijk partijprogram. Het is geen program van macht, maar een program van kwetsbaarheid.

De Franse filosofe en mystica Simone Weil bekritiseerde pogingen om die kwetsbaarheid weg te doen, om het religieuze leven te baseren op bijvoorbeeld een Sterke God die alle kwaad zo uit de wereld wegblaast, of een religieus leven dat alleen maar gebaseerd is op actie. 

Zo’n opvatting, zegt Simone Weil, zo`n godsdienst, is niet verheven genoeg om kwetsbaar te kunnen zijn. 

Dat is de les van het kruis. God, in Jezus Christus, is dat pad gegaan. Hij heeft niet met een machtswoord allen uitgeschakeld die Hem niet wilden volgen – maar deed het omgekeerde, wetende dat je het kwaad alleen kan vernietigen door het te dragen en te ondervinden. Alleen dan kan het kwaad zichzelf vernietigen en blijft er niets anders over dan God. 

Het is geen toeval dat de verrezen Christus nog de wonden draagt in zijn handen, voeten en zijde. Zo wordt een nederlaag tot overwinning, zo wordt openbaar wat van alle tijden verborgen is gebleven. 

En zo staan wij nu hier op het Hoogfeest van Allerheiligen, we verbinden ons in gebed met de Kerk in de Hemel en alle christenen op Aarde. Vanuit honger en dorst naar gerechtigheid voor alle slachtoffers van oorlog en geweld. En we werken voor hun en onze vrede.  We kennen de uitkomst van ons handelen niet. Dat maakt alles wat we doen kwetsbaar – en als het anders loopt zullen er genoeg mensen zijn die zeggen: het was geheel en al zinloos. 

Maar wij weten beter. De uitkomst is ons niet om het even – maar het ligt niet in onze macht om het hart van anderen in beweging te brengen. Dat kan er maar één en hij is de Eeuwige. Hem roepen we vandaag aan, en morgen en als het moet overmorgen, zo lang als moet. Met Hem blijven wij verbonden omdat wij weten dat Hij trouw blijft aan Zijn belofte voor alle mensen. Amen.


Thursday 31 October 2024

31e Zondag door het Jaar

 

In die tijd trad een schriftgeleerde op Jezus toe
en legde Hem de vraag voor:
“Wat is het allereerste gebod?”
Jezus antwoordde:
“Het eerste is:
Hoor, Israël!
De Heer onze God is de enige Heer.
Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart,
geheel uw ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht.
Het tweede is:
Gij zult uw naaste beminnen als uzelf.
Er is geen ander gebod voornamer dan die twee.”
Toen zei de schriftgeleerde tot Hem:
“Juist, Meester, terecht hebt Ge gezegd:
Hij is de enige, en er bestaat geen andere buiten Hem;
en Hem beminnen met heel zijn hart,
heel zijn verstand en heel zijn kracht
en de naaste beminnen als zichzelf,
dat gaat boven alle brand- en slachtoffers.”
Omdat Jezus zag dat hij wijs gesproken had, zei Hij hem:
“Gij staat niet ver af van het Koninkrijk Gods.”
En niemand durfde Hem nog een vraag stellen.

 

Beste vrienden

Als u actief bent op het internet dan weet u misschien dat mensen dol zijn op discussies, en meestal gaan die discussies over veel van hetzelfde. Als je voor dit bent, dan moet je als vanzelf ook tegen dat zijn. En iedereen moet het vooral over hetzelfde hebben. Het is eigenlijk meer een sociaal proces. Door allemaal hetzelfde te zeggen voelen we alsof we een beetje bij elkaar horen. Je krijgt een soort imitatie-gemeenschap. We zijn even samen, rond ons gelijkje. Dat voelt goed, want als mensen hebben we gemeenschappen om ons heen nodig. Het probleem is alleen: het is geen échte gemeenschap. Het is nep! Maar dat zien we niet. Dus des te wankeler ons gelijkje blijkt, des te hardnekkiger we er ons aan vasthouden! Want op een gegeven moment is dat gemeenschapje van gelijkhebbers alles wat je hebt. Het wordt wie je bent.

Als je geen “gelijk” meer hebt, jij samen met je groepje, wie ben je dan nog? Die vraag is te beangstigend om over na te denken. Beter sluit je je nóg beter af voor wat de ander zegt.  

Dat werkt best goed. Tot het níet meer werkt. Want dóen alsof je gelijk hebt, is uiteindelijk afhankelijk van de idee dat er goed en fout is, waarheid en dwaling. Uiteindelijk klopt het wat je zegt, of het klopt niet. En als duidelijk is dat iets waar is kun je niet meer eindeloos het tegengestelde blijven volhouden, ook al is degene die het zegt geen goedgekeurde expert of denk je diep van binnen dat dit niet gezegd mag worden omdat het volk daar maar onrustig van wordt.

Het geloof is, net als de democratie, niet voor bange mensen. De boodschap die je krijgt is niet altijd comfortabel. Maar het is je voorrecht, je koninklijke waardigheid om iets met de waarheid te mogen doen. Enkel slaven hebben vreugde in leugens.

Vandaag lezen we over een strijdgesprek met Jezus, of liever: een serie strijdgesprekken. Er zijn er drie. We horen hier alleen over de laatste. Er komt een hele polonaise tegenstanders van Jezus voorbij.

Allereerst de Sadduceeën. Dat zijn gestudeerde mensen, die weten alles beter. Of tenminste, dat denken ze. Eigenlijk is dat niet zo. Ze denken alleen dat wat niet in hun wereldbeeld past dus ook niet klopt. Jezus laat zien dat wat ze vinden in strijd is met zichzelf. Dan is het gauw voorbij.

Dan heb je de Herodianen, die twitteren de hele dag over politiek. Ze zeggen dan dingen als “dus jij vindt eigenlijk dat…..” en dan krijg je een bizar voorbeeld. Maar Jezus draait hun vraag om, en dan blijkt dat het helemaal geen serieuze mensen zijn.

Tenslotte komt er een Schriftgeleerde. Die heeft ook gestudeerd, maar anders dan de Sadduceeën. Sadduceeën kijken naar buiten. Naar wat men zegt op de Griekse universiteiten bijvoorbeeld. En dan vinden zij dat ook. Schriftgeleerden kijken echter niet naar buiten, dat vinden ze niet zo belangrijk. Ze kijken naar binnen. Ze kijken naar de Bijbel zélf en willen díe laten spreken. De Bijbel zèlf, daar zijn ze mee bezig, in plaats van dat ze napraten wat prestigieuze academici of machtige leiders vinden.

In tegenstelling tot de voorgaande groepen zijn ze dus geïnteresseerd in de waarheid zèlf. Dat gaat ze niet altijd goed af, en soms hebben ze het fout. Maar ze zouden in principe ergens voor open moeten staan. Wie de waarheid zoekt heeft ook ergens iets van openheid in zich, enkel daar kan contact ontstaan.

De Schriftgeleerde stelt zijn vraag naar het grootste gebod. Ik weet niet wat hij daarmee van plan was. Hij zal in ieder geval niet zijn uitgezocht om Jezus gelijk te geven!

Maar wanneer Jezus zijn antwoord geeft houdt de discussie op en zegt hij: Jezus, je hebt gelijk. Alle geboden, alles wat je moet doen in het leven – en die vraag naar wat je moet doen vinden wij net zo belangrijk als de Schriftgeleerden – laat zich samenvatten. De geboden staan niet op zichzelf. Ze draaien om het wezenlijke. Dat wezenlijke is de liefde, en die liefde kun je niet inperken. Liefde is uiteindelijk universeel, die gaat alle kanten op.

De liefde is allereerst verticaal: van God houden boven alles. Waarom? Omdat God er eerst voor ons was. Niemand van ons zou bestaan als we niet door God gewild en geliefd waren. En omdat liefde nooit eenrichtingsverkeer is mogen wij wat van die existentiële liefde teruggeven.

Maar de liefde is ook horizontaal: wij zijn niet als eenlingen gemaakt. Alle mensen zijn door God gewild en geliefd, en als je dat beseft weet je dat je anders in het leven moet staan. Het gaat dan niet meer om je trouw aan je gelijkgestemden maar om een openheid naar de hele wereld toe.

Maar de liefde is ook geen amorfe blubber, of een soort roze wolk waar we sentimenteel op rond zweven terwijl we zachtjes Imagine neuriën.

Nee, liefde is verticaal, liefde is horizontaal. En als we dan denken aan twee lijnen, dan moet er ergens een punt zijn waar die twee elkaar raken. We hebben iemand nodig waarin je die universele liefde concreet kan ontmoeten en herkennen. Iemand die er niet op uit is om gelijk te krijgen, maar iemand die de waarheid toont in wie hij is.  Soms met behulp van woorden – maar uiteindelijk voorbij alle woorden.

De Schriftgeleerde ontmoet Jezus als het brandpunt van die diepere waarheid: de waarheid voorbij discussies en argumenten. Er gaat een knop in hem om. We weten niet hoe of wat precies. Dat staat niet opgeschreven. Maar dat is denk ik ook het punt. Wat er overspringt is fundamenteel. Hij krijgt geen nieuw argument waar hij niet eerder aan dacht. Geen grafiek met nieuwe informatie. Geen kunstige salto met Hebreeuwse grammatica waardoor dit of dat woordje nét iets anders betekent. Hij krijgt een nieuw perspectief, een blikwissel waardoor alles anders wordt.

Je kan zo`n ontmoeting niet afdwingen. Sterker nog: als die ontmoeting komt, komt die op een onverwachts moment. De Schriftgeleerde kwam daar echt niet om die ontmoeting te hebben. Hij kwam om te winnen. En hij kwam er inderdaad niet slechter vandaan, maar niet op de manier waarop hij het van plan was.

We kunnen zelfs niet zeggen dat je “niet kan openstaan voor zo`n ontmoeting als je altijd opgaat in je gelijk”. Want daar was de Schriftgeleerde juist kampioen in: gelijk hebben! Nee hoor, God trekt zich niks aan onze morele praatjes en vromelarij. Hij komt wanneer hij wil.

Het enige advies is misschien: wannéér je die ontmoeting voelt, heb dan de moed om er wat mee te doen, net als de Schriftgeleerde. Die ontmoeting zal namelijk alles anders maken.

Je weet niet hoe, maar dat is het avontuur. Je bent niet meer ver af van het Koninkrijk van God.

Amen.