In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Laat uw hart niet verontrust worden. Gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis van mijn Vader is ruimte voor velen. Ware dit niet zo, dan zou Ik het u hebben gezegd, want Ik ga heen om een plaats voor u te bereiden. En als Ik ben heengegaan en een plaats voor u heb bereid, kom Ik terug om u op te nemen bij Mij, opdat ook gij zult zijn waar Ik ben. Gij weet waar Ik heenga en ook de weg daarheen is u bekend.” Tomas zei tot Hem: “Heer, wij weten niet waar Gij heengaat: hoe moeten wij dan de weg kennen?” Jezus antwoordde hem: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij.
(Als gij Mij zoudt kennen, zoudt gij ook mijn Vader kennen. Nu reeds kent gij Hem en ziet gij Hem.” Hierop zei Filippus: “Heer, toon ons de Vader; dat is ons genoeg.” En Jezus weer: “Ik ben al zo lang bij u en gij kent Mij nog niet, Filippus? Wie Mij ziet, ziet de Vader. Hoe kunt ge dan zeggen: Toon ons de Vader? Gelooft ge niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden die Ik u zeg, spreek Ik niet uit Mijzelf, maar het is de Vader die, blijvend in Mij, zijn werk verricht. Gelooft Mij: Ik ben in de Vader en de Vader is in Mij.)
Beste vrienden,
De cirkel van ons kerkelijk jaar is bijna rond. De avond is gevallen. Het is vroeg donker, de nachten zijn lang. We kunnen ons eenzaam voelen als we denken aan de mensen die we missen. Ouders, broers of of zussen, vrienden en kinderen. Vanuit ons gemis kunnen we ons ook verontrust voelen. Het leven voelt onaf, hoe lang het misschien ook duurt in de beleving van de mensen. We worden geboren, we bloeien op in opleiding, beroep of gezinsleven, en dan na een periode dat we rustiger aan mogen doen kijk je alweer tegen het einde aan. Misschien kijken we wel met spijt op verspilde jaren, achtergelaten kansen, en momenten die niet meer terugkomen.
Wanneer we geconfronteerd worden met het einde van het leven kan een ongemak ons achtervolgen dat zich onttrekt aan de dankbaarheid waarmee we terugkijken. Waartoe dit alles? Is dit nu wat het is?
De leerlingen van Jezus kenden dit gevoel. Ze zijn samen met Jezus in Jeruzalem, maar het leven bladdert af. Ze kunnen Jezus niet bij zich houden en de tijd dringt Het zijn de laatste uren.. Jezus probeert ze nog zoveel mogelijk te vertellen, en de leerlingen proberen met man en macht nog alle mogelijke wijsheid uit Jezus te trekken.
Ze weten dat Jezus toegang lijkt te hebben tot de zin en betekenis van het bestaan. Maar ze weten nog niet hoe. Ze blijven denken dat er een soort woord voor moet zijn of een techniek, of iets wat de meester moet doen zodat de leerling het kan ervaren. Dat is de vraag achter de vraag “toon ons de Vader!”. Ze hebben nood aan een antwoord, nu! Als Jezus het nu niet doet, nu niet zegt, de poort niet open gooit, dan is het te laat! Het kruis komt steeds dichterbij! Is dan niet alles zinloos geweest? Als Jezus sterft en je hebt nog steeds de Vader niet gezien?
Maar er is geen daar. Alles is hier, en het is er altijd al geweest. Het kan er niet niet zijn, want wij vinden onze oorsprong in dezelfde Vader. We zijn geroepen om een relatie met Hem te hebben, en door Hem met anderen. De zin van het bestaan ligt niet op een heilige berg of in een magisch woord van de Meester, of in eindeloze oefeningen die je daar moeten brengen. Alsof er ergens een geheime ladder staat, die jij met veel moeite moet beklimmen vanuit de illusie dat alles om jou en je prestaties draait.
Er is geen daar. Er is alleen het hier en nu en hier en nu is alles te vinden. Daar opent de eeuwigheid zich. Niks gaat verloren.
Wie mij ziet, ziet de Vader. Je hebt de Vader al Philippus! Hij is geen moment van je zijde weggeweest. De tijdelijkheid van het bestaan en de angst en verontrusting die je daarover voelt, drijven je om Hem te wíllen vinden. En wie zoekt zal vinden. Wie klopt wordt opengedaan. Want de deur zit nergens anders dan in onszelf.
Hoe moeilijker we het willen maken, hoe meer we er iets van onszelf in willen stoppen, des te moeilijker wordt dat om te vatten. Hoe meer je je vastklampt, des te meer je je voelt zinken. Het is enkel door los te laten dat we uitkomen bij waar we moeten zijn. Bij God zelf. En wat vinden we bij God zelf: alles wat er altijd al was. Het leven en zijn zin. Alle dingen die nooit ver weg waren.
Jezus staat al voor het kruis. Hij loopt er niet van weg, en niet omdat Hij weet dat het wel goedkomt. Jezus is ook mens. Hij voelt ook angst en pijn en ontzetting. Hij huilt bij het graf van Lazarus. De dood doet hem pijn. Zelfs als hij weet dat hij boven de dood uit kan stijgen, dat de dood niet almachtig is voelt hij die pijn. En hij uít die pijn.
Maar hij weet ook dat God pas doorbreekt als we leven uit aanvaarding, in ontleging. Niet uit een grabbelen naar een elders. Het is hier te vinden, en nu te doen. Zo is het altijd geweest en zo zal het blijven.
Vrij naar Johannes van het Kruis:
We hoeven nergens naar op zoek
Om alle dingen te vinden
Om alles te bevatten
Hoeven we het niet te be-grijpen
Om alles te ontvangen
Hoeven we niets te verlangen
We hoeven niemand te zijn
Om alles te wezen
Amen.