Wednesday 17 April 2019

Grenzen aan de Eerlijkheid

Dit opinie-artikel verscheen op 18 april 2019 in het Nederlands Dagblad 


De afgelopen weken was mijn collega, pastoor Pierre Valkering, behoorlijk in het nieuws. In zijn niets verhullende boek en  interviews in kranten en tijdschriften vertelde hij de lezers over zijn omgang met het celibaat – en dan vooral hoe hij dat níet beleefd heeft.  

Nu zijn bekentenissen op straat liggen is  het is nu aan de bisschop om te bepalen hoe het verder moet met het priesterschap van Pierre Valkering.  Ik kan me voorstellen dat dit behoorlijk wat tijd en reflectie in beslag zal nemen.

Ik heb vorige week zijn boek aangeschaft en deels gelezen. Ik dacht dat ik er kennis van moest nemen omdat het boek publiek besproken wordt, en je moet je informeren om een goed standpunt in te nemen.  Ik heb de afgelopen week geleerd dat dit niet zo werkt.

Één van de dingen die ik vreemd vond was dat een aantal mensen Pierre Valkerings boek en interviews prezen omdat hij zo eerlijk was. Onder die lofprijzing verschuilt zich echter een verwijt: als je niet zo openhartig over je seksleven en intieme gedachten schrijft als Pierre Valkering ben je dus eigenlijk oneerlijk naar jezelf en anderen toe.

Het is geen onbegrijpelijk standpunt. We worden in onze samenleving vaak gevraagd om zo transparant mogelijk te zijn en door het gebruik van sociale media zijn er waarschijnlijk meer mensen op de hoogte van ons persoonlijke leven dan ooit tevoren. Ook leven we in een tijd waarin “alles gezegd moet kunnen worden”, hoe onaangenaam het gezegde ook is. Pim Fortuyn’s uitspraak : “ik zeg wat ik denk” zijn profetische woorden geweest.

Toch vond ik het geen verrijkende of bevrijdende ervaring om zijn proza te lezen. Ik voelde me integendeel als iemand die onuitgenodigd deelgenoot werd gemaakt van de diepste intimiteiten van een ander, tot aan zijn seksuele fantasieën toe. Het is ongetwijfeld waar dat Pierre Valkering dit of dat zo voelt of beleeft maar het enkele feit dat iets waar is, betekent ook nog niet dat de rest van de wereld het ook moet weten.

Eerlijkheid heeft zijn grenzen. Er is een groot verschil tussen waarachtigheid, d.w.z. leven uit de waarheid, vanuit een respect voor zowel de feiten als onze zelfkennis en een ongedisciplineerde openheid waarmee alles maar op straat gegooid wordt. Het leven mag zijn geheimen hebben, en het is een grote rijkdom om een paar goede vrienden te hebben met wie je delen van je levensverhaal in vertrouwen delen mag. Alles op elk moment zonder schroom tegen iedereen zeggen maakt het samenleven moeilijker.

De klassieke katholieke ethiek ziet een deugd zoals eerlijkheid  als een midden tussen twee ondeugden. Ondeugden kenmerken zich door een te weinig of een te veel van een bepaalde deugd. Zoals tegenover moed lafheid en overmoed staan, zo staan tegenover eerlijkheid de ondeugden van leugenachtigheid, of zelfs overmatige geslotenheid (te weinig eerlijkheid) en ongedisciplineerde openheid (te veel eerlijkheid). Zo`n publieke bekentenis heeft dus weinig met eerlijkheid te maken.
Maar deugden en ondeugden bestaan ook  niet in een vacuüm. Schrijvers die geen maat kunnen houden in hun bekentenissen zijn afhankelijk van lezers zijn die hun verhaal opnemen, ook als het  om intimiteiten gaat die niet voor hun oren bedoeld zijn, hierbij geholpen door een ongedisciplineerde media die het ook niet laten kan ons deze ontboezemingen voor te schotelen.
Tegenover de ongedisciplineerde openheid van de schrijver – die vertelt wat niet voor onze oren 

bestemd is, staat de ongedisciplineerde consument. Ik dacht ook dat ik kennis moest nemen van dit boek. Ik had het mis. Ik heb geen recht op zijn ontboezemingen, niemand buiten zijn nauwste vrienden en familie heeft dat recht.  Ik betreur het zijn boek te hebben gekocht en deels gelezen te hebben.  Ook ik ben slachtoffer geworden van een ondeugd, namelijk degene die de katholieke traditie curiositas noemt: nieuwsgierigheid. Niet het soort gezonde nieuwsgierigheid dat tot nieuwe kennis leidt, maar onwaardige nieuwsgierigheid, de neiging om onze neus te steken in zaken die ons niet aangaan.

Het is de vraag of het duveltje weer terug in zijn doosje kan. Wat gezegd is kan niet worden ontzegd, wat geschreven is kan niet worden ontschreven. Wellicht is het het beste als de ontboezemingen van pastoor Valkering langzaamaan uit de nieuwscyclus verdwijnen, en een aanleiding worden tot nadere reflectie over wat het werkelijk betekent om waarachtig te zijn.









Saturday 6 April 2019

Een Ontmoeting van Vergeving

In die tijd begaf Jezus zich naar de Olijfberg.
’s Morgens vroeg verscheen Hij weer in de tempel
en al het volk kwam naar Hem toe.
Hij ging zitten en onderrichtte hen.
Toen brachten de schriftgeleerden en Farizeeën Hem een vrouw
die op overspel was betrapt.
Zij plaatsten haar in het midden en zeiden tot Hem:
“Meester,
deze vrouw is op heterdaad betrapt terwijl ze overspel bedreef.
Nu heeft Mozes ons in de Wet bevolen
zulke vrouwen te stenigen.
Maar Gij,
wat zegt Gij ervan?”
Dit bedoelden ze als een strikvraag
in de hoop Hem ergens van te kunnen beschuldigen.
Jezus echter boog zich voorover
en schreef met zijn vinger op de grond.
Toen zij bij Hem aanhielden met vragen
richtte Hij zich op en zei tot hen:
“Laat degene onder u die zonder zonden is,
het eerste een steen op haar werpen.”
Weer boog Hij zich voorover en schreef op de grond.
Toen zij dit hoorden
dropen zij een voor een af,
de oudsten het eerst,
tot dat Jezus alleen achterbleef met de vrouw
die daar was blijven staan.
Nu richtte Jezus zich op en sprak tot haar:
“Vrouw, waar zijn ze gebleven?
Heeft niemand u veroordeeld?”
Zij antwoordde:
” Niemand, Heer.”
Toen zei Jezus tot haar:
“Ook Ik veroordeel u niet;
ga heen en zondig van nu af niet meer.”


ad destinatum persequor

We lezen het Evangelie van de Overspelige Vrouw. Een bekend verhaal, zwanger van betekenis. Een verhaal met vele lagen – over een diepe ervaring van vergeving. Het begin van een nieuw leven.

We zijn met Jezus in de Tempel, waarschijnlijk één van de voorhoven en hij onderwijst de mensen die om hem heen staan, we kunnen ons voorstellen dat dat allerlei mensen uit alle standen zijn, inclusief die mensen waar anderen niks mee te maken willen hebben. Zondaars, tollenaars.

Dan marcheren de farizeeën binnen met een vrouw die ze hebben betrapt op overspel. "Op heterdaad!" zeggen ze er triomfantelijk bij. Dat betekent: er kan geen misverstand zijn, en geen verzachtende omstandigheden, onder de Wet. Het is bewezen! Daarop staat de doodstraf! Nou Jezus, zeg het maar! Wat ga je doen? Stem je in met het oordeel?

Het is de farizeeën natuurlijk niet echt te doen om de zonde of de heiligheid, het is ook nog maar de vraag of ze echt gechoqueerd zijn. Ze brengen haar niet naar de politie, maar naar Jezus. Als Hij haar veroordeelt, nou dan is het duidelijk: Jezus is helemaal geen vriend van de zondaars, hij is precies zoals de farizeeërs, en daar hebben ze geen problemen mee!

Als Jezus haar niet veroordeelt, dan is hij geen vriend van de zondaars, maar een vriend van de zonde! Dan laat Hij zien dat de Wet en de Profeten en alle geboden van het geweten voor hem niks waard zijn, en ook dat vinden ze dan niet erg. Dan laat iedereen Jezus vallen.

Wat een gemene val. Het gaat ze niet ééns echt om de vrouw, of om de Wet, of om de moraal. De wet, de moraal is hier een wapen geworden om een gevaarlijke concurrent de nek om te draaien. Het is niet langer een richtingwijzer van God geworden, een handreiking voor de mensen dat ze zó kunnen leven dat ze recht doen aan God en aan elkaar, maar haast zoiets als een dik boek met spelregels voor een heel ingewikkeld politiek spel, en degene die de regeltjes best uit zijn hoofd kent en te pas en te onpas kan gebruiken en misbruiken wint. Wat een cynisme!

En als Jezus schrijft in het zand. Wat gebeurt daar? Jezus schrijft in het zand. Het is het enige moment in alle Evangeliën dat we lezen dat Jezus iets schrijft. Wat het ook is, de een na de ander druipt af, nadat hij tweemaal op de grond geschreven heeft zijn ze verdwenen, er is geen discussie over welk artikel van de wet wel of niet van toepassing is, en wie welke bevoegdheid heeft om een klacht over een zondaar in te dienen: Jezus schrijft in het zand, en de aanklager druipt af.

Een uitleg is dat Jezus niet hardop zegt wat de farizeeërs op hun geweten hebben maar het ze zichtbaar maakt , in woorden die niet beklijven, woorden die zo door de wind weggevaagd zullen worden. Hij zegt niet hardop: jij Piet, of jij Klaas ik weet wat jij de afgelopen zomer gedaan hebt, en ik zal het hier eens hardop zeggen. Hij schrijft in het zand, met verdwijnende beelden en woorden. Als de farizeeën het hadden toegelaten zou Jezus het hen liefdevol in het oor gefluisterd hebben. Waar jij een ander van beschuldigt, leeft ook in jouw hart – weet je zeker dat je dit wilt doen? Als je een oordeel uitspreekt, veroordeel je ook jezelf.  

Jezus koppelt altijd de mogelijkheid om te oordelen aan de gesteldheid van de persoon. Zoals Hij elders zegt, met de maat waarmee je oordeelt zal je geoordeeld worden, zo ook hier, wie zonder zonde is werpe de eerste steen maar. Het is een uitgebreide manier om te zeggen dat alleen God het definitieve oordeel toekomt, niet de mensen. Zeker niet mensen die zelf zo beperkt en beschadigd zijn.

Je hoeft geen boek te schrijven over alles wat je niet goed gedaan hebt. Dat is niet wat God van ons vraagt. Voor het geval we het nodig hebben mogen we onze tekortkomingen, onze fouten, ons kwaad uittekenen in het zand. En daarna waaien die beelden en woorden ook weer weg. Ze definiëren ons niet, ze maken ons niet tot wie we zijn. Ze worden niet op ons voorhoofd getatoeëerd en dat hoeven we zelf ook niet te doen. Hij veroordeelt de vrouw niet, hij veroordeelt de farizeeërs niet. Ze zijn geconfronteerd met hun fouten en mogen verder. De toekomst is nu in hun hand.

Jezus Christus maakt ons vrij van wat er achter ons ligt en opent de deur naar wat voor ons ligt. We mogen andere wegen en nieuwe paden gaan. Het is de ontmoeting met Jezus Christus die ons vrij maakt, en vanuit die vrijheid mogen we getuigen van Hem, leven uit Hem. Zoeken Zijn Wil te doen. Elke ervaring van vergeving, elke ervaring van vernieuwing mag dan ook een ervaring van bekering worden: een oproep om ons leven te veranderen, ons geloof te verdiepen en geen kwaad te doen.

In de woorden van Paulus uit de Filippenzenbrief die we vandaag gelezen hebben:  

ik vergeet wat achter me ligt
ik reik naar wat voor me ligt
ik storm af op het doel:
de prijs van Gods heerlijke roeping.

Amen.