Wednesday, 14 May 2025

Vijfde zondag Paastijd C

 

Beste vrienden

Enige tijd geleden was er een Amerikaanse politicus die een verhaal hield over hoe er een volgorde zit in de liefde. De éne liefde staat hoger dan de andere. Kort gezegd: was zijn standpunt: hoe dichter bij datgene is waar je van houdt, des te meer heeft het recht op je affectie.

Er is een reden dat het zo vanzelfsprekend klinkt, zelfs wijs. We hebben immers het meeste te maken met de mensen om ons heen, we kunnen als het ware het beste op hen oefenen wat het betekent om liefdevol in het leven te staan. Misschien dat 80-90% van ons leven zich in die sfeer afspeelt. Gezin, familie, vrienden, onze gemeenschap, ons land. Alles daarbuiten voelt verder weg.

En als de wereld griezelig aanvoelt, dan wordt die kring verder strakgetrokken. We gaan achter dijken en waterlinies zitten en rantsoeneren de liefde die we geven kunnen, alsof het een zeldzaam aardmineraal is dat je niet met anderen kan delen.

Toch zei paus Franciscus - en toen paus Leo XIV nog kardinaal was  zei hij het hem na - had die politicus geen gelijk. Wat dichtbij is, staat niet direct hoger. Natuurlijk hebben we te zorgen voor mensen en gemeenschappen waar we concreet mee verbonden zijn. Die is niet opeens weg. Wanneer we de liefde echter droogkoken tot harde, exclusieve plicht, missen we de diepe dimensies ervan. Sterker nog, het object van onze liefde kan bederven.

Maar je kan het ook niet omdraaien, zoals er ook mensen zijn die wel erg van de mensheid zeggen te houden maar geen moment bezig zijn met de mensen om zich heen. Degenen die zeggen begaan te zijn met slachtoffers ver weg om toestemming te voelen om zich hier en nu onaangepast en zelfs boosaardig te gedragen tegen hun concrete naaste.

Beiden zijn voorbeelden van werelds denken. Binair, óf-óf. Het moet dit zijn, of de ontkenning daarvan. Het christelijke denken is anders. We leven in het evangelie vandaag, verzen uit de  redevoering van Jezus uit het Johannesevangelie .

Een nieuw gebod geef Ik u: gij moet elkaar liefhebben;
zoals Ik u heb liefgehad,
zo moet gij elkaar liefhebben.
Hieruit zullen allen kunnen opmaken
dat gij mijn leerlingen zijt:
als gij de liefde onder elkaar bewaart

We gaan dit even uitpakken wat dat betekent.

Een nieuw gebod geef Ik u:

Een nieuw gebod, dat wil dus niet zeggen, bovenop de tien geboden komt nu nog een elfde. Jezus voegt niks toe aan de wet, behalve een nieuwe dimensie. De weg waarop de Wet vervult wordt. Dat gaat door liefde. Gij moet elkaar liefhebben. Dat is het gebod. Dat kan nooit een beperkende, exclusieve liefde zijn. Het elkaar liefhebben kan niet betekenen: ik geef alleen maar om mijn eigen groep.

Stel je voor, een kerk die zegt: wij geven alleen maar om onszelf. Wat voor getuigenis zou dat zijn? Alleen omzien naar je eigen wijkkerk, je eigen groepjes. Nooit eens over de schutting kijken. Die houding maakt kerkelijke conflicten ook zo schadelijk. Want in de meeste gevallen ontstaan die door mensen die zich verschansen in hun “eigen” plek.

Of een houding van triomfalisme: “onze God is de beste”, en dat steeds zeggen, en neerkijken op anderen, en ze steeds vertellen hoe zij het verkeerd doen. Natuurlijk “om hun eigen bestwil”, maar eigenlijk ben je gewoon vervelend aan het doen. Zelfs als je gelijk hebt, hoef je niet verliefd te zijn op je eigen gelijk. Ten koste van anderen.

We merken al, het kan niet zo maar een gebod zijn, zomaar een opdracht die je volgt. Je kan niemand zomaar bevelen om een van een ander te houden. En als we het toch proberen, iets menselijks uit ons eigen hart te trekken, een aardse genegenheid, en die zetten we op de troon, die gaan we bewieroken… Hoe dierbaar dat ding ook is, het zal bederven. Zo maak je van iets dat goed was en edel een afgod. Hoezeer dat goede ding ook steunde op je gelijk. Hoe makkelijk is het niet om zelfs een parochie, een gemeenschap, een land, een volk tot afgod te maken? Als je goed je best doet kun je zelfs van de liturgie en de leer van de Kerk iets maken dat God zélf in de schaduw stelt.  

Nee, de vraag ligt ergens anders. We horen Jezus zeggen  

zoals Ik u heb liefgehad,
zo moet gij elkaar liefhebben

Het liefhebben dat wij gevraagd worden te doen is geen onhaalbare opdracht, een wurgend wetsartikel waar we nooit aan kunnen voldoen. Het is eerder een antwoord geven op de liefde die er al is. Jezus heeft ons liefgehad, dat komt eerst – en vervolgens kunnen wij binnen de grenzen van ons bestaan daarop antwoorden.

Dat is niks nieuws, dat is de rode draad door heel de Bijbel heen. God openbaart zich, de mens antwoordt. God biedt mensen een verbond aan, de mensen antwoorden daarop, hechten zich aan dat verbond. God laat de volheid van zijn liefde zien in Jezus Christus, de mensen volgend die liefde na. Je tilt je niet aan je eigen veters uit het moeras.

De Amerikaan had gelijk toen hij zei: er zit een volgordelijkheid in de liefde. Maar als het Ezeltje-Prik was, drukte hij de staart tegen de flanken aan, of in het oor van het arme dier. Wat een schouwspel!

Omdat de liefde in God berust, moet zij per definitie groter zijn dan een liefde die alleen maar geldt  voor je eigen omgeving, je eigen tijd, de tijdelijke gestalte die geloof en vieren in je favoriete tijdvak hebben. Dat inzicht vraagt drie dingen van ons.

Allereerst: het vraagt radicale openheid. Gods liefde is eindeloos veel groter dan die van ons. Zijn perspectief is eindeloos veel groter. Hij geeft prioriteit aan wat in onze dode hoek zit. Als we ons terugtrekken op veilige eilandjes, regionaal of geestelijk, dan missen wij nogal wat. Als de kerk in haar sociale leer spreekt over de optie voor de armen, is dat een deel daarvan. Degenen die wij niet zien hebben recht op meer dan wij denken.

Ten tweede vraagt het evenzeer om een even radicale houding van zelfrelativering. De liefde waar wij wat mee mogen komt van God. Wij mogen die liefde onderhouden. We kunnen die meer of minder zichtbaar maken in de wereld. Wat we doen maakt uit. Maar Gods kunnen is groter dan ons gekluns.

Ons antwoord is altijd imperfect. In de afgelopen weken hoorden we de lezing van Petrus bij het meer van Galilea. De Heer vraagt hem drie keer: heb je mij lief? Drie keer, want hij is ook drie keer weggelopen. Maar elke keer dat hij bevestigdend antwoord geeft de Heer hem steeds de opdracht: “hoed mijn schapen, weid mijn lammeren”. En ja, ons antwoord is nooit perfect. Maar dat hoeft ook niet. Wij zijn niet op de wereld om perfect te zijn, maar om telkens opnieuw het antwoord te wagen.

Ten derde vraagt dit inzicht: dat Gods liefde eerst komt, en wij slechts de mensen zijn die antwoord geven om een houding van radicale verantwoordelijkheid naar God en de mensen.

We horen

Hieruit zullen allen kunnen opmaken
dat gij mijn leerlingen zijt:
als gij de liefde onder elkaar bewaart

Wat wij doen, blijft niet alleen maar onder ons. Wat wij doen is niet alleen maar tussen God en onszelf. Wat wij doen, en laten, is zichtbaar voor iedereen. De manier waarop wij antwoord geven, met al onze beperkingen, maakt ook deel uit van een wijder getuigenis. Gods liefde wordt werkzaam in de wereld mede door het antwoord dat wij er op geven, de mate waarop wij het antwoord laten doorwerken in ons leven.

Zijn we in niks anders dan anderen, is de kerkpolitiek net zo giftig als de wereldse? Zijn de leerlingen van Jezus niet meer te onderscheiden van Farizeeërs? Of begint de geestelijkheid te lijken als op die van de tempel, tweeduizend jaar geleden? Zijn we niet meer aanspreekbaar? Dan zal dat ook zijn uitwerking hebben op hoe God aangevoeld wordt in de wereld.

Er zijn tijden waarin het moeilijk is om iets te laten zien. Tijdvakken waarin de kerk gewond is door gezapigheid, corruptie of verderf. Momenten waarop, als men zegt “zie eens hoe zij elkaar liefhebben” slechts cynisch commentaar is. Ook dat is een realiteit.

Maar zelfs die realiteit verandert niks aan de kern van onze opdracht. Die is immers groter dan wij zijn, en houdt nooit op te werken. We krijgen, net als Petrus ooit, opnieuw de vraag – heb je mij lief?   en krijgen opnieuw een kans om bevestigend te antwoorden. Zo vaak als wij nodig hebben. Petrus drie keer, wij misschien nog meer keren. Met vallen en opstaan gaan wij zo verder op de weg, samen met de Heer, op het pad van zijn leerlingen.

Amen.

 

Friday, 9 May 2025

Vierde zondag Paastijd C

 

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Mijn schapen luisteren naar mijn stem
en Ik ken ze
en ze volgen Mij.
Ik geef hun eeuwig leven;
zij zullen in eeuwigheid niet verloren gaan
en niemand zal ze van Mij wegroven.
Mijn Vader immers die ze Mij gegeven heeft
is groter dan allen;
en niemand kan iets uit de hand van mijn Vader roven.
Ik en de Vader, Wij zijn één.”

 

Beste vrienden,

 

Wat hebben we veel te vieren vandaag. Het is moederdag én roepingenzondag, én we vieren dat we een nieuwe paus hebben. Paus Leo XIV. Een kloeke, historische naam.  

Vandaag gaat dus alles een beetje anders dan normaal. De preek is korter, u krijgt hem vandaag in zowel het Engels als het Nederlands en het is ook nog eens een duopreek. Ik krijg ondersteuning van seminarist Stefan, die gaat ook wat vertellen over roeping, en wat dat voor hem betekent.

In het Evangelie horen we Jezus zeggen, ik en de Vader zijn één. Kernachtig gezegd is dat het kenmerk van élke roeping. Niet alleen geestelijken, religieuzen, bisschoppen en de paus hebben een roeping, we zijn allemaal geroepen. Geroepen tot eenheid! Wanneer je getrouwd bent, ben je verenigd met elkaar. Priesters en religieuzen zijn verenigd met hun gemeenschappen. De paus verenigt de katholieke kerk. Hij leeft de eenheid voor voor iedereen.

Wat is het dan prachtig om te horen dat de wapenspreuk van de nieuwe paus (vrij vertaald) Eén in de Ene is. Zoals Jezus verenigd is met de Vader, zo zijn wij – in en door de kerk – verenigd met de éne Christus.

Die eenheid is geen kadaverdiscipline of uniformiteit. Eenheid betekent ook, juist, dialoog, elkaar ontmoeten, voor elkaar openstaan. En ja, soms moet iemand de lijnen uitzetten en beslissingen nemen. In het gezin, in de samenleving, in de kerk. Maar ook degene die dat doet, doet dat nooit alleen, afgesloten van anderen.

Wanneer paus Franciscus sprak over dialoog en synodaliteit werden nogal wat mensen bang. “Dialoog en praten, daar komt maar verdeeldheid van!” Zo leken ze te denken. Een armoedige en oppervlakkige gedachte. Je weet dan ook altijd dat je te maken hebt met een zwakke leider, een zwakke gemeenschap, als niemand wat terug mag zeggen. Alle neuzen lijken dezelfde kant op te staan, maar met het eerste zuchtje wind stort alles in. Dan is het makkelijkste om de wind de schuld te geven. Maar het probleem zit  toch echt ergens anders.

Je roeping leren volgen is ook leren hoe je voor de eenheid kan zorgen. Dat heeft minder van doen met machtswoorden en hoempa, en meer met de vreugdevolle ontmoeting met elkaar, zodat wij verenigd in het licht van het geloof kunnen opbloeien tot de mensen die wij zijn.

Dan wil ik nu graag het woord geven aan seminarist Stefan. Hij bereidt zich al een hele tijd voor om antwoord te mogen geven, hopelijk binnenkort, op de roeping op het priesterschap. Wat kan ik zeggen: een uitstekende keuze!

Stefan, aan jou het woord:

Tuesday, 29 April 2025

Derde Zondag Paastijd C

 

Na het ontbijt zei Jezus tot Simon Petrus:
“Simon, Zoon van Johannes,
hebt gij Mij meer lief dan dezen Mij liefhebben?”
Hij antwoordde:
“Ja Heer, Gij weet dat ik U bemin.”
Jezus zei hem:”
“Weid mijn lammeren.”
Nog een tweede maal zei Hij tot hem:
“Simon, zoon van Johannes, hebt gij Mij lief?”
En deze antwoordde:
“Ja Heer, Gij weet dat ik U bemin.”
Jezus hernam:
“Hoed mijn schapen.”
Voor de derde maal vroeg Hij:
“Simon, zoon van Johannes, hebt ge Mij lief?”
Nu werd Petrus bedroefd,
omdat Hij hem voor de derde maal vroeg:
Hebt gij Mij lief? en hij zeide Hem:
“Heer, Gij weet alles; Gij weet dat ik U bemin.”
Daarop zei Jezus hem:
“Weid mijn schapen.
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u:
Toen ge jong waart
deed ge zelf uw gordel om en gingt waarheen ge wilde,
maar wanneer ge oud zijt zult ge uw handen uitstrekken,
een ander zal u omgorden
en u brengen waarheen ge niet wilt.”
Hiermee zinspeelde Hij op de dood
waardoor Hij God zou verheerlijken.
En na deze woorden zei Hij hem:
“Volg Mij.”

 

Beste vrienden,

Over enkele dagen opent het Conclaaf, waar een nieuwe paus zal worden gekozen. Een zeldzame gebeurtenis (gelukkig!) en mede daardoor één die erg tot de verbeelding spreekt. Er worden spannende films over gemaakt. In gedachten zijn we al bij complotten, fluistercampagnes, gifringen en smoezelende prinsen van de Kerk. Het is niet het eerste spannende verhaal over conclaven. Er zijn er meer. Romans, films.

Dat kan ook bijna niet anders, want wat er in het Conclaaf gebeurt is geheim. En, tja. Niks spreekt zo tot de verbeelding als geheimen! Wat wij niet kunnen weten, dat vult onze fantasie wel voor ons in. In Rome wordt er zelfs gegokt op de kardinalen. Toto Cardinale heet dat. Het is weer eens wat anders dan een tientje zetten op 2-1 voor AZ. En iedereen heeft zijn favoriete renpaard! Wordt het de Patriarch van Jeruzalem? Of toch de Kardinaal-Staatssecretaris? Of misschien de goedlachse oud-aartsbisschop van Manilla? De boekjes met loten gaan van hand tot hand, een beetje als onze Lourdesloterij, maar dan anders.

Zo zie je maar, overal waar God werkt, daar verzinnen mensen er wel wat bij. Een spannende film, of een kardinalentoto. Dat houdt de sjeu er een beetje in. Maar het is natuurlijk niet waar het om draait.

Want waarom zijn de kardinalen in afzondering? Waarom is wat ze zeggen, doen en stemmen geheim? Daar zijn natuurlijk praktische redenen voor, maar de belangrijkste reden is geestelijk. Het conclaaf gaat namelijk niet over de kardinalen. De kerk is geen casino of competitie, waarbij er één scharlaken speler uiteindelijk tot kampioen wordt gekroond. Het Conclaaf is de plek waar Jezus aan de nieuwe Petrus, Petrus zijn 266e opvolger, vraagt om zijn schapen te weiden.

Het is een plek van afzondering. Ja, maar geen afzondering meer zoals vorige week “uit vrees voor de vijanden”, maar een  blijde afzondering, een afzondering in paasgeloof. Een Galilea, waar de kardinalen samen zijn met de Heer, om te horen wie het is die hij roept tot deze taak. Het is de afzondering van de gekozene zelf, die in zijn hart de vrijheid moet vinden om te zeggen : Heer, Gij weet dat ik van u houd.

Het is de opdracht van de kardinalen om goed te luisteren naar de beweging van de Geest, om de noden van de tijd te verstaan. Het gaat er niet om wie er “wint”, want er is uiteindelijk niks te winnen. Bij een toto wint het beste renpaard, bij een conclaaf word je omgord, en gebracht naar een plaats waar je niet per se wil zijn.

Wie de kerk goed kent weet dat wanneer je “omhoog” gaat je er alleen maar meer taken en problemen bijkrijgt. De meeste er van kun je je niet goed voor op voorbereiden, zijn onoplosbaar en je kan niet zomaar je ontslag indienen als je er geen zin meer in hebt.

En we hebben geen idee waar de nieuwe paus mee te maken zal krijgen. Van Pius XII is gezegd dat toen hij gekozen werd tot paus, in het voorjaar van 1939, het pausschap heeft aanvaard met de woorden accepto in crucem: ik aanvaard deze taak – als een kruis. Petrus worden, betekent ook dat je moet openstaan voor alle gevaren waar Petrus mee te maken kreeg, in de wetenschap dat je nooit meer helemaal van jezelf bent.

Nu zijn wij allen geen kardinaal, en ondanks dat paus Franciscus wel eens met gewone mensen belde om te vragen hoe het ging, hebben wij geen stem in dit kapittel. Dat wil ook niet zeggen dat we er volledig buitenstaan. De Geest die in het Conclaaf werkt, is dezelfde geest die door de hele Kerk heen werkt. Wie geeft de richting aan? Alleen maar 135 kardinalen? Nee, dat zijn wij – mede – allemaal.

Zo zijn er drie dingen die wij nu kunnen doen.

Verbinden wij ons als eerste deze zondag en de komende tijd met de wereldkerk. Dat we niet alleen bekommerd zijn om ons eigen kerkje, eigen streekje, eigen land, maar werkelijk rond de paus bijeen komen en elkaar in de geest ontmoeten. De volheid van het christenvolk, verenigd rond de bisschoppen, de kardinalen en tenslotte het Conclaaf, afgezonderd van alle wereldse druk en belangen om Petrus onder hen te vinden.

Laten we ook ten tweede ons niet bezig houden met al dan niet angstige speculatie, “oh als het die maar wordt” of erger nog “nee, nee, niet díe!”. Wij hoeven niet geobsedeerd te zijn door een renbaan met rode hoedjes, terwijl wij sidderend kijkend naar onze lootjes voor de Toto Cardinale. En u kent mijn mening: een obsessie met kerkpolitiek is een zeker teken van een zwak geloof.

Degene die het wordt heeft immers het vertrouwen van minstens twee derde van de kiesgerechtigde kardinalen, en net zoals de Geest door de Kerk werkt, werkt diezelfde Geest ook in het Conclaaf. Er kunnen niet zómaar ongelukjes gebeuren. De kardinalen zoeken naar iemand die verenigt, samenbrengt. En de Geest van God is geen geest van wanorde, maar van vrede. We mogen er dus ook vertrouwen in hebben dat er goede, nodige dingen gebeuren. Het is geen Kamerverkiezing waarbij de verkeerde partij zomaar de grootste kan worden!

Tenslotte hebben wij hoop op de toekomst. We weten niet hoe die er uit ziet. Er kunnen altijd goede en slechte dingen gebeuren. Maar wij weten wel dat de Geest ons herders geeft die boodschappers van de hoop willen zijn, apostelen van de vrede in moeilijke tijden.

Niemand kan ons garanderen dat er geen nare dingen gebeuren, maar zolang de Kerk er is (en de Kerk zal er altijd zijn) leeft de hoop, is er een Petrus. Een Petrus die houdt van de Heer, een Petrus die houdt van zijn schapen.

Amen.