Thursday 18 April 2024

Vierde Zondag van de Paastijd

 

In die tijd sprak Jezus tot zijn leerlingen:
“Ik ben de goede herder.
De goede herder geeft zijn leven voor zijn schapen.
Maar de huurling,
die geen herder is en geen eigenaar van de schapen,
ziet de wolf aankomen,
laat de schapen in de steek en vlucht weg;
de wolf rooft ze en jaagt ze uiteen.
Hij is dan ook maar een huurling
en heeft geen hart voor de schapen.


Ik ben de goede herder.
Ik ken de mijnen en de mijnen kennen Mij,
zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken.
Ik geef mijn leven voor mijn schapen.
Ik heb ook nog andere schapen,
die niet uit deze schaapsstal zijn.
Ook die moet Ik leiden
en zij zullen naar mijn stem luisteren
en het zal worden: één kudde, één herder.


Hierom heeft de Vader Mij lief,
omdat Ik mijn leven geef
om het later weer terug te nemen.
Niemand neemt Mij het af,
maar Ik geef het uit Mijzelf.
Macht heb Ik om het te geven
en macht om het terug te nemen:
dat is de opdracht, die Ik van mijn Vader heb ontvangen.”

 

Beste vrienden,

Twee weken geleden hoorden we uit het Paasevangelie het verhaal van Thomas en de andere leerlingen. Ik heb het er toen over gehad hoe iedereen op zijn of haar eigen manier geraakt werd door Jezus. Er was niet één (efficiënte) verschijning die goed genoeg was voor alle discipelen. Integendeel er waren méérdere verschijningen. En elke verschijning was net een beetje anders. En hoewel de leerling of leerlingen Jezus eerst níet herkennen, zien ze hem daarna wel.

Maria Magdalena als haar naam wordt genoemd, de Emmaüsgangers bij het breken van het brood, en Thomas als hij met zijn hand Jezus kan aanraken.

Het stuk dat we vandaag horen is een soort vervolg daarop. Als Jezus vertelt dat hij de Goede Herder is, dan is dat heel beeldend. We zien het voor ons. Lieve Jezus, met een tevreden kijkend schaapje op zijn schouders, lopend door één of ander sappig weiland, met af en toe een bucolisch heuveltje voor de afwisseling.

Een mooi plaatje voor aan de muur. Maar als we van dit verhaal een mooi plaatje maken, dan raakt het zoek. En als iets zoek raakt, moeten we – in de geest van de Goede Herder - er achter aan. We laten dus negenennegentig mooie plaatjes even achter ons om op zoek te gaan naar wat de Herder en de kudde wérkelijk kunnen betekenen.

Het verhaal gaat namelijk echter dieper dan het mooie plaatje. We mogen tasten, voelen wat het betekent. Het is niet onbelangrijk, want herder is voor ons zo`n geladen woord. De traditie van de kerk ziet de herdersrol terug in de priesters, en dat ís ook zo. Maar je kan het nog wat breder trekken en zeggen iedereen die verantwoording draagt in de kerk, verantwoordelijkheid heeft voor anderen deelt op één of andere manier in dat herder-zijn. Het gaat niet alleen over de pastoor vandaag, of over de priesterstudenten – het is ook Roepingenzondag, heel mooi! – maar over iedereen.  

Het evangelie van de Goede Herder dan begint – wanneer we het lezen - niet héél erg romantisch. Het lijkt op het eerste gezicht niet op dat mooie plaatje aan de muur.

We beginnen met het verschil tussen herders en huurlingen, daar zit al een spanning. Jezus is de Goede Herder, hij zorgt voor de kudde. Maar die kudde is zonder herders in gevaar. Er zijn bedreigingen, er is kwaad in de wereld. En een bepaald soort… zaakwaarnemers, zal ik maar zeggen, brengen het er niet goed van af. De vertaling noemt ze huurlingen maar misschien zou dagloners beter zijn. Waar het namelijk om gaat is hun relatie of liever gebrek aan relatie met de kudde. De herder is betrokken bij wat er gebeurt met de kudde. De dagloner staat meer op afstand. Hij werkt wel degelijk, maar houdt zichzelf ook in reserve. Hij kan zich niet helemaal geven.

De dagloners zorgen voor de kudde omdat ze er voor betaald worden. Of dat veel of weinig geld is doet er niet toe. Waar het om gaat is dat hun hart uiteindelijk niet bij de kudde ligt.

En ik stel me voor, dat kan best lang goed gaan. Met zo`n dagloner. Aan de buitenkant zie je misschien geen verschil. Sterker nog: misschien zien ze er aan de buitenkant zelfs uit als efficiëntere herders met heel wat meer zichtbare resultaten!

Tót er een crisis uitbreekt. Dat noemt het evangelie “de wolf”. Dat kan van alles zijn, maar het is nooit goed nieuws: een wolf aan de deur. Opeens is er nood aan de man. Er is crisis. En dan vallen de maskers af.  Want dát is het kenmerk van een crisis: alles wordt zichtbaar. In een crisis kun je niet meer goed verbergen wie je werkelijk bent. Daar is geen energie meer voor. Je kan je lang voordoen als het één of het ander, tot de werkelijkheid inbreekt, in wolvenvorm. Het is pijnlijk om te zien wat er dan gebeurt. Maar het is wel duidelijk!

Jezus stelt zichzelf tegenover de dagloners. Hij presenteert zichzelf als hét voorbeeld van wat een  échte herder is. Hij legt ook uit wát Hem tot herder maakt. Dat kan ons een beetje afschrikken, want er staat: Ik geef mijn leven voor mijn schapen. Dan hebben we al gauw een beeld in ons hoofd over dat je – als je een goede herder wilt zijn – jezelf eigenlijk helemaal op moet branden. Of het zelfs niet moet overleven. Dat klinkt nogal rauw. Maar dat is niet de kern.  

Het woord dat er staat voor leven (psyche) betekent in het Grieks namelijk niet in de eerste plaats je biologische leven. Het leven van ons lichaam. Je kan het misschien het beste vertalen met met hart en ziel. Met hart en ziel is hij verbonden aan de gemeenschap, aan de mensen om hen heen. En niet alleen om de mensen die al bij de Jezusbeweging horen, nee, er moeten zoveel mogelijk mensen bij! Buiten de grenzen van land, en taal. Buiten de grenzen van het Joodse volk. De hele wereld in:

Ik heb ook nog andere schapen,
die niet uit deze schaapsstal zijn.
Ook die moet Ik leiden
en zij zullen naar mijn stem luisteren
en het zal worden: één kudde, één herder.

Enkel een boodschap die met hart en ziel gebracht wordt, brengt echte bevrijding. Geen ander verhaal, hoe slim het ook in elkaar zit, hoe diepzinnig het ook klinkt, kan dat. Als de boodschap niet met hart en ziel uitgedragen wordt, als je wezen niet meeneemt, als je er niet ten diepste mee verweven raakt – wordt het ook niet wat het moet zijn.  

Jezus zegt dus ook niet: ze zullen luisteren naar mijn boodschap, ze zullen luisteren naar mijn programma, ze zullen luisteren naar mijn uitleg, naar mijn boek. Jezus schreef geen boek, want Jezus’ boodschap is ten diepste Jezus zelf. Hij is degene die je hoort. Hij is degene die je herkent aan zijn toewijding in hart en ziel. Dat kun je niet imiteren. Je kan niet doen alsof. Of althans, niet lang.  

Kerk-zijn is dus maar ten dele het volgen van een leer of een kwestie van theologie. Die zijn er allemaal, ja, en ze zijn belangrijk, zeker. Maar je kan ze niet apartstellen, droogkoken en losmaken van de bezielde gemeenschap die ons draagt en die wij dragen. Als we dat toch doen dan wordt hetgeen  waar wij voor staan één leer onder velen. Een zoveelste boek op de grote plank  “Spiritualiteit en Zelfhulp” bij de boekwinkel.  

Nee. Wij allen hebben zijn stem gehoord, Jezus’ stem. Op de één of andere manier. Niemand op exact dezelfde manier. Uit welke schaapstal wij ook komen, wij zijn geroepen. Jezus roept ons als leden van zijn kerk. De één door het noemen van zijn naam, de ander door het breken van het brood, de derde door een aanraking. Hij blijft roepen, opdat wij Hem volgen.

Die bezieling voelen we misschien niet elke dag bij onszelf. Dat kan. Emoties komen en gaan. Ons geestelijke leven heeft geen knop waar je zomaar aan kan draaien. Het kan zijn dat we denken, ik voel die bezieling niet elke dag (of niet meer zo..). Maar als dat zo is: laten we onszelf dan niet in de put praten. Integendeel: laten we dan het mooie plaatje weer voor de geest halen. Nu kan dat wel, omdat we de betekenis er van zien. Als lam op de schouders van de Goede Herder: zo  worden wij meegenomen. Ons eigen “hart en ziel” is soms weifelmoedig, maar de Herder draagt ons. Hij geeft zichzelf – hart en ziel - voor de schapen. Moge die realiteit óns bemoedigen, bezielen, en moed geven – in alles wat wij doen.

Amen.

Saturday 6 April 2024

Tweede Zondag van de Paastijd

 

In de avond van de eerste dag van de week,
toen de deuren van de verblijfplaats der leerlingen
gesloten waren uit vrees voor de Joden,
kwam Jezus binnen,
ging in hun midden staan en zei:
“Vrede zij u”.
Na dit gezegd te hebben toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde.
De leerlingen waren vervuld toen zij de Heer zagen.
Nogmaals zei Jezus tot hen:
“Vrede zij u.
Zoals de Vader Mij gezonden heeft,
zo zend Ik u.”
Na deze woorden blies Hij over hen en zei:
“Ontvangt de heilige Geest.
Wier zonden gij vergeeft,
hun zijn ze vergeven,
en wier zonden gij niet vergeeft,
hun zijn ze niet vergeven.”
Tomas, een van de twaalf, ook Didymus genaamd,
was echter niet bij hen toen Jezus kwam.
De andere leerlingen vertelden hem:
“Wij hebben de Heer gezien.”
Maar hij antwoordde:
“Als ik niet in zijn handen het teken van de nagelen zie,
en mijn vinger in de plaats van de nagelen kan steken,
en mijn hand in zijn zijde leggen,
zal ik het niet geloven.”
Acht dagen later waren zijn leerlingen weer in het huis bijeen,
en nu was Tomas er bij.
Hoewel de deuren gesloten waren kwam Jezus binnen,
ging in hun midden staan en zei:
“Vrede zij u.”
Vervolgens zei Hij tot Tomas:
“Kom hier met uw vinger en bezie mijn handen.
Steek uw hand uit en leg die in mijn zijde
en wees niet langer ongelovig, maar gelovig.”
Toen riep Tomas uit:
“Mijn Heer en mijn God!”
Toen zei Jezus tot hem:
“Omdat ge Mij gezien hebt gelooft ge?
Zalig die niet gezien en toch geloofd hebben.”
In het bijzijn van zijn leerlingen
heeft Jezus nog vele andere tekenen gedaan
welke niet in dit boek zijn opgetekend,
maar deze hier zijn opgetekend, opdat gij moogt geloven,

 

Beste vrienden

Deze week hebben we allemaal Paasevangelies gelezen. Elke dag van het octaaf van Pasen lezen we  verschillende verslagen van ontmoetingen van leerlingen met de verrezen Jezus. En al die verhalen bouwen als het ware de spanning op tot dat zij een climax bereikt, een hoogtepunt in het verhaal: de ontmoeting van Jezus met Thomas.

Over Thomas wordt altijd van alles gezegd, zelfs dat hij “Ongelovige Thomas” zou zijn. Dat zegt echter niet zoveel over Thomas, maar alles over onszelf. In de psychologie noemen we dat “projectie”: het fenomeen dat je de hebbelijkheden die je niet fijn vindt juist extra gaat terugzien in andere mensen. Maar het “ongeloof” dat we denken te zien, is niet het ongeloof van Thomas: het is een universele reactie wanneer iemand wordt geconfronteerd met de waarheid van het  Paasmysterie, of beter, wanneer we de Verrezene ontmoeten.

Het is namelijk een onoverkomelijk feit dat die waarheid in eerste instantie te groot is voor ons. Het is niet dat mensen niet willen geloven, het is dat het on-gelofelijk is. De waarheid van de Verrijzenis past niet in ons referentiekader. Het onthutst ons, laat ons stamelen, stilvallen en gekke dingen zeggen. Oftewel: wij zijn niet anders dan de leerlingen, de leerlingen niet anders dan wijzelf.

Hoe kun je de Verrezene herkennen? Hoe leer je de Messias zien?

Dat is niet alleen onze eigen vraag. Velen waren en zijn naar Hem op zoek. En als we niet uitkijken gaan we oordelen, over hoe goed we zoeken. En als we niet gauw genoeg iets vinden dan komt dat op ons eigen hoofd terecht (“had je maar beter moeten zoeken”). Voor je het weet is de ontmoeting met de Verrezene dan een soort prestatie geworden: een messiaanse vossenjacht! Degene die het beste zoekt wint!  En wie het niet ziet, die heeft niet goed gezocht!

Maar als we zo denken, dan maken we onszelf weer veel te belangrijk. Dat is een vaste weeffout in ons leven, alles naar onszelf toe redeneren en denken dat het uiteindelijk gaat om onze prestaties. Ik ga jullie uit de brand helpen: het Paasgeloof is geen gouden medaille voor zoekvaardigheid. Het is het werk van de Heer zelf die voor iedereen een deur open maakt om tot Hem te komen. En die deur is voor ieder mens anders. (Je moet dan wel zélf door die deur heen, maar degene die aan de deur klopt – dat ben jijzelf niet )

Dát is wat we zien in alle Paasevangelies. Elke leerling, en elke groep leerlingen heeft zijn eigen toegangspoort als het ware. Zijn of haar eigen deur. (Of zoals we nu zouden zeggen, een trigger, iets dat ze raakt ). De deur van de één is niet de deur van de ander. Ieder mens moet geraakt worden door de Verrezene op zijn of haar eigen manier. Het is altijd persoonlijk. Daarom kun je ook niemand tot geloof brengen met een formule of een definitie of een lezing. Het is nooit afstandelijk, want de deur tot de ontmoeting met God is een deur van het hart. En de uitdaging is dat wij zelf misschien ook niet altijd weten welke deur voor ons de juiste is. Ik denk zelfs dat je dat pas kan ontdekken door een levende ontmoeting. We kunnen ideeën hebben over welke deuren we zouden willen hebben, of welke deuren in onze tijd, onze plaats onze cultuur zouden passen – en dan denken we misschien dat dat het is. Maar dat is niet per se zo.

Een aantal voorbeelden uit de Paasevangelies. Over hoe iedereen een andere “toegangsweg” heeft,  een eigen “deur” tot het Paasgeloof. En hoe Jezus die deur vindt.

 In de Paasnacht horen we van de vrouwen bij het graf. Ze zien een leeg graf en een engel. De engel vertelt hen wat er gebeurt is. “Zeg het voort”, zegt de engel en dat is wat ze doen. Bleek van schrik, dat wel. Maar het woord van een engel is voor nu genoeg.

Later horen we het verhaal uit het Johannesevangelie over Maria Magdalena[1], alleen schreiend bij het graf. Er zitten twee engelen in het graf, maar ze heeft het helemaal niet door. De engel is de deur voor de één, maar niet de deur voor de ander. Dan komt Jezus zélf er bij, maar ze herkent hem niet – en denkt dat hij de tuinman was. Ze ziet niet wie Hij is. Pas als Hij haar bij haar Naam noemt gebeurt er wat. Dát is haar toegang. Genoemd worden bij haar naam is haar toegangsweg.  

De leerlingen op de weg naar Emmaüs herkennen Jezus niet terwijl ze druk pratend hun verblijf in Jeruzalem, en hun Messiaanse droom, opgeven. Jezus opent voor hen de Schriften. Maar de ontmoeting met het Woord is nog steeds niet genoeg. Jezus blijft versluierd onder woorden en zinnen en redeneringen. Jezus doet er nog eens stapje bovenop en breekt voor hen het brood. Dán zien ze hem. De maaltijd van de Heer is hun toegangspoort. De Emmaüsgangers dachten misschien dat ze vooral mensen van het Woord waren, maar ze zijn ten diepste mensen van het Brood. Pas na deze ontmoeting met Jezus weten zij ook werkelijk wie zij zelf zijn.

Zo komen we bij Thomas. De andere leerlingen hebben allemaal op hun manier Jezus ontmoet, maar Thomas niet. Bij elke leerling moest er een toegangsweg gevonden worden, bij niemand was de weg zonder obstakels. En dan verwachten we van Thomas dat hij álles aanneemt, zonder zelf een ontmoeting met Jezus te hebben gehad. Nee. Daar hoeven we dus niet van staan te kijken dat dat niet zo werkt. Het geloof volgt op de ontmoeting met de Heer, niet andersom.

En dan verschijnt Jezus, weer te midden van de leerlingen, maar in het bijzonder voor Thomas. Thomas heeft al aangekondigd waar zijn toegangspoort zit. Wat een zelfkennis! Thomas kent zichzelf veel beter dan de gemiddelde leerling, en daardoor is het voor Jezus makkelijker en niet moeilijker om hem te bereiken. Daarom is het Thomasverhaal een climax van deze serie Paasverhalen. Deze serie verhalen eindigt met Thomas omdat Thomas het punt precies laat zien.

Jezus hoeft niet te zoeken, wat het is, waar de poort bij Thomas verscholen zit. Hij hoeft geen verschillende dingen te proberen. Geen langzame opbouw met eerst een engel, of eerst een lezing over de messiaanse teksten uit de Bijbel, met wat er allemaal in het Grieks en het Hebreeuws staat en als dat niet werkt halen we brood uit de ransel… Nee!

Thomas heeft het nodig – hij zegt het letterlijk! - dat hij de vinger op de zere plek kan leggen. Jezus’ wonden, Jezus’ lichaam kan aanraken. Dát is zijn weg. Dát is zijn poort.

En is de poort eenmaal open dan is de bevestiging van Thomas ook volledig. Hij stapt daar in één keer helemaal doorheen. Er is geen drempelgeweifel, niks. Als énige noemt Thomas Jezus niet alleen mijn Heer, maar ook mijn God. Thomas, die (samen met Johannes?) de meeste zelfkennis heeft van alle leerlingen is ook degenen die na dat Jezus hem de toegangspoort geopend heeft de volledigheid van het paasgeloof uitspreekt. Mijn Heer en mijn God.

Mogen wij in ons geestelijk leven ook komen tot zo`n zelfkennis. Dat we de deuren van ons geestelijk leven leren herkennen. Misschien is dat niet de deur waar we op hoopten, of de deur die we altijd verwachtten dat het zou zijn. Het kan een andere zijn. Ga in tot jezelf en luister goed, aan alle deuren!  Wáár wordt er geklopt? En wáár zit de ketelmuziek? Soms zoeken we op de tast, voor we Hem kunnen aanraken. De één moet het Woord horen, de ander ziet Hem in het breken van het brood. De derde hoeft alleen maar de zwachtels te zien, een stille hint! Een ander moet zich genoemd weten met haar naam. En wie weet welke deuren er nog meer zijn! Hoe het ook zij, er ís een deur voor elk van ons is een deur. Daar mogen we doorheen. En als we de stap zetten mogen we de woorden van Thomas naspreken. In geloof:

Mijn Heer en mijn God.

Amen.



[1] Het paasnachtevangelie uit Marcus gaat ook mede over Maria Magdalena. Ik ga niet proberen deze lezingen met elkaar te “verzoenen”. Ik vind dat geen interessant vraagstuk. Er zijn verschillende verhalen, ze belichten verschillende aspecten van de Verrijzeniservaring. De evangelies zijn geen puzzelwerk of onderzoeksjournalistiek.

Saturday 30 March 2024

Paasnacht 2024

 Toen de sabbat voorbij was kochten Maria Magdalena,
Maria de moeder van Jakobus,
en Salome
welriekende kruiden om Hem te gaan balsemen.
Op de eerste dag van de week,
heel vroeg,
toen de zon juist op was,
gingen zij naar het graf.
Maar ze zeiden tot elkaar:
“Wie zal de steen
voor ons van de ingang van het graf wegrollen?”
Opkijkend bemerkten ze echter dat de steen weggerold was;
en deze was zeer groot.
Binnengetreden in het graf
zagen ze tot hun ontsteltenis
aan de rechterkant een jongeman zitten in een wit gewaad.
Maar hij sprak tot haar:
“Schrikt niet.
Gij zoekt Jezus de Nazarener die gekruisigd is.
Hij is verrezen,
Hij is niet hier.
Kijk, dit is de plaats waar men Hem neergelegd had.
Gaat aan zijn leerlingen en aan Petrus zeggen:
Hij gaat u voor naar Galilea;
daar zult gij Hem zien, zoals Hij u gezegd heeft.”
De vrouwen gingen naar buiten en vluchtten weg van het graf,
want schrik en ontsteltenis hadden hen overweldigd.
En uit vrees zeiden ze er niemand iets van.

Beste vrienden


Op Stille Zaterdag las ik in een krant dat het niet goed ging met de kerk. Die stond op uitsterven, zo wist  de krant me te vertellen. Er stond ook een behulpzaam grafiekje bij. Met zo`n lijn die recht naar beneden gaat. Ik vond dat heel treffend, om juist op Stille Zaterdag dat de lezen. Op Goede Vrijdag zijn we meegegaan op de Kruisweg. We horen het Passieverhaal. Iedereen die íets te zeggen heeft –  is het opeens roerend met elkaar eens. Die Jezus, daar moet het klaar mee zijn.

Aan het kruis met hem, en dan een diep graf. Goed aanstampen ook. Dan hebben we geen last meer van Hem. En op Stille Zaterdag is het dan missie volbracht! Het is stil. De lijn liep recht naar beneden, het graf in. Eindelijk rust. Dat zie je de machthebbers denken, Pilatus, Herodes, de Hogepriesters. Eindelijk eens  een rustige Zaterdag. Pantoffels aan, voetjes omhoog. De zaterdagkrant met kruiswoordpuzzel...

En misschien stond er in de Nieuwe Jeruzalemsche Courant van die dag ook nog een grafiekje, “Volgelingen van Jezus” staat er dan boven. Met zo`n lijn die recht naar beneden gaat.

Maar die Stille Zaterdag, beste mensen, dat ís geen Rustige Zaterdag. Die stilte is maar buitenkant. In de diepste diepten gebeurt er van alles. In de geloofsbelijdenis bidden we altijd Hij is nedergedaald ter helle, en dat is wat die dag gebeurt. Jezus gaat het Dodenrijk in, niet als machteloos en onttakeld mens, zoals iedereen die Hem daarin is voorgegaan. Nee, hij treedt daar binnen in macht.

Hij breekt de poorten daar open en keert het Dodenrijk binnenstebuiten. Wij weten wat het betekent als er mensen op bevrijding wachten. En dat zijn dan nog de levenden die wachten op verlossing. Maar de doden wachtten daar ook op. En nú is het zover. Aan de buitenkant is nog niks te zien, maar de dood is al overwonnen.

Over het moment zelf dat Jezus in overwinning terugkeert van die bevrijding van de mensen uit het dodenrijk lezen we niks. Dat blijft een geheim van de binnenkant van het graf. Maar het geheim blijft niet in het graf, het wordt niet in het graf meegenomen. Het zijn de vrouwen die het ontdekken. Ook daar worden alle verwachtingen weer omgedraaid.

De eerste mensen die bevrijd worden, dat zijn de doden. De meest machteloze mensen die er zijn, want wie dood is kan écht niets meer. De eerste getuigen zijn de vrouwen. Zij zijn de eersten die het verhaal laten rondgaan. En dan moet je weten dat de verklaring van een vrouw geen rechtswaarde had. Dat gaat nog wat verder dan wij gewend zijn. In die tijd en plaats kon je niet zomaar zeggen dat je iets geloofde omdat een vrouw het zei.

Als we puur in menselijke categorieën zouden denken had je kunnen overwegen: als Jezus zo graag had gewild dat hij geloofd zou worden zou hij toch wél eerst verschenen zijn aan een respectabele mannelijke leerling (een apostel natuurlijk, een leerling eerste klas!) met alle juiste kwalificaties. Zijn getuigenis is dan boven alle kritiek verheven!

Maar als Jezus zo zou denken, dan zou Hij Jezus niet geweest zijn. Jezus werkt niet van boven naar beneden. Hij roept zichzelf niet uit tot keizer om de wereld aan zijn wil te onderwerpen. Hij werkt van onderop. Hij begint zijn bevrijdingstocht bij de doden, de mensen die niemand horen kan, en maakt zich daarna bekend via de vrouwen, de mensen die niemand horen wil. Ze durven het zelfs niet te zeggen. Maar het verhaal vindt zijn weg.

De lijn naar beneden is evengoed een lijn naar boven. Je ziet niet altijd wat er gebeurt. De harde feiten zijn soms het meest misleidend! Aan de buitenkant zie je een onbeweeglijke steen die geen mens van zijn plaats kan krijgen. Maar achter onbeweeglijke stenen, harde feiten en de oordelen van mensen werkt God op ongeziene wijze. En God houd je niet tegen. Zelfs als je Hem dood maakt houd je Hem niet veilig in het graf.

En nu staan we bij het lege graf, en we weten niet wat we zien. De werkelijkheid is te groot voor ons om het zomaar te vatten. We moeten dus met de leerlingen mee, in deze komende Paastijd. Mee naar Galilea - om Jezus opnieuw te leren kennen, nu Hij alles overwonnen heeft: de Wereld en het Dodenrijk.

Amen. Zalig Pasen!