Wednesday 28 September 2022

"Geef ons meer geloof"

 

In die tijd zeiden de apostelen tot de Heer:
“Geef ons meer geloof.”
De Heer antwoordde:
“Als ge een geloof had als een mosterdzaadje,
zoudt ge tot die moerbeiboom zeggen:
Maak uw wortels los uit de grond en plant u in de zee,
en hij zou u gehoorzamen.
Wie van u zal tot de knecht,
die hij in dienst heeft als ploeger of veehoeder
bij diens thuiskomst van het land zeggen:
Kom meteen aan tafel en tast toe?
Zal hij niet eerder zeggen:
Maak mijn maaltijd klaar;
omgord je en bedien mij, terwijl ik eet en drink;
daarna kun je zelf eten en drinken?
Moet hij die knecht soms dankbaar zijn,
omdat hij heeft uitgevoerd wat hem is opgedragen?
Zo is het ook met u:
wanneer ge alles hebt gedaan wat u opgedragen werd,
zegt dan: Wij zijn maar gewone knechten;
wij hebben alleen maar onze plicht gedaan.”

 

Beste vrienden,

We bevinden ons deze dagen in de nasleep van het moeilijke bericht vanuit ons bisdom dat we in de komende vijf jaar 60% van de kerken zullen moeten sluiten. Na tien jaar zal dat 80% moeten zijn. Ik heb dit vorige week ook aangestipt, ik hoop dat u het niet erg vindt dat ik er nog eens op terugkom. Dit harde feit is immers de context waarin we de komende jaren kerk zullen zijn. Daar mogen we niet zomaar overheen stappen. Er is geen “business as usual” meer.

Het besluit confronteert ons met onze diepe wensen, angsten en vragen: en vooral de vraag: doen wij er nog toe?

Wie wij zijn, wat wij doen, doet dat er toe?

We kunnen het niet voorkomen dat wij ons deze vraag stellen want dat is hoe wij in elkaar zitten. We leven in een samenleving waar je steeds moet laten zien dat wat je doet impact heeft, verschil maakt. En hoe meer je het verschil maakt, des te beter!

En als je niet zichtbaar genoeg verschil maakt, dan hang je er een beetje bij. Maar je doet er niet écht meer toe.

Deze angst is niet alleen maar iets van nu. Je proeft het ook bij de apostelen als ze aan de Heer vragen: geef ons meer geloof. We moeten eerst goed kijken wat hier bedoeld wordt, wát het is dat ze vragen. Als de apostelen vragen om geloof wil dat niet zeggen dat ze ongelovig zijn, niet écht in Jezus geloven. Ze geloven in de Heer, en vragen Hem om meer geloof.

Wát vragen ze? Het woord geloof hier in deze specifieke context betekent vooral – het werkdadige geloof, geloof dat bergen verzet, geloof dat dingen  voor elkaar krijgt.

De apostelen lijken te spreken vanuit een zorg dat wat zij doen niet genoeg gaat zijn om zichtbare resultaten te krijgen. De apostelen zijn wat dat betreft hele moderne mensen.

Ze vrezen dat ze niet het verschil gaan maken. Niet belangrijk genoeg kunnen zijn om in hun samenleving op te vallen. Ze vrezen dat ze hun morele ambities niet waar kunnen maken. Ze willen grootse dingen doen – en niet alleen voor henzelf – maar voor het welzijn van de wereld. Maar dat kan alleen als je dingen in beweging zet. Toch?

En als dat niet gaat, dan moeten ze in de spiegel kijken met de vraag of ze in de ogen van hun concurrenten de Farizeeërs en de rest van de wereld irrelevant zijn. Ze willen aan de goede kant van de geschiedenis staan en het verschil maken – daar hebben ze geloof voor nodig!

En dat is het: hun vrees is onze vrees. Mijn vrees als pastoor, de vrees van bestuurders, mensen met verantwoordelijkheid in de kerk, de vrees van veel gewone christenen: doen wij er nog toe? Zijn wij nog relevant?

We zijn als kerk altijd belangrijk geweest. Dat is vanaf de vierde eeuw een historisch feit. Politieke en maatschappelijke leiders vonden het van belang om de mening van de Kerk te horen en als er wat in Rome gebeurde stond het de volgende dag op de voorpagina van de krant. Die tijd is voorbij.

Of tenminste, het is hier voorbij. Dit daagt ons uit. Op een fundamentele manier. Want relevantie, invloed en, ja, macht is verslavend.

Zoals altijd prikt Jezus door de ambities en het zelfbeeld van de apostelen heen. Hij wijst hen erop dat ze maar gewone knechten zijn. Ze moeten doen wat hen opgedragen is zonder eindeloos bezig te zijn met morele ambities en impact.

Want achter al die grote woorden schuilt iets anders, en de Heer die de harten van mensen kent ziet het. Achter ons verlangen naar het verschil te maken, grote successen te hebben, impact te hebben ligt ook vaak onuitgesproken of zelfs onbewuste zelfzucht en trots.

Maar het Woord van God is scherper dan een tweesnijdend zwaard (…) het ontleedt de bedoelingen en gedachten van de mens. (Hebreeën 4:12) 

Het soort geloof waar de apostelen om vragen, ja, waar ze geen genoeg van kunnen krijgen is niet zomaar iets wat iedereen toevalt. De apostel Paulus legt ons in de Eerste Korintenbrief uit waar het werkelijk om gaat.

Al heb ik de gave der profetie, al ken ik alle geheimen en alle wetenschap, al heb ik het volmaakte geloof dat bergen verzet: als ik de liefde niet heb, ben ik niets. (1 Kor 13:2)

Profetie, kennis en het geloof dat bergen verzet zijn bijzondere gaven van God. Ze komen niet iedereen toe. We kunnen niet allemaal profeteren, we hebben niet allemaal heel veel kennis en we hebben zeker niet allemaal het geloof dat bergen verzet.

En hoewel we er naar kunnen verlangen om die gaven te hebben zijn het in de eerste plaats gaven van God. Als wij ons tekort voelen schieten omdat wij ze niet ontvangen hebben dan zijn we niet meer gericht op wat God wél van ons vraagt: in liefde een gewone knecht zijn.  

Als we daar niet op gericht zijn en steeds denken wat we wat missen, dan gaan we ook voorbij aan hoe God werkt. De God van de Bijbel werkt zelden door de voorname, de machtige, degene die het meeste vooraan staat of het grootste bereik heeft.

Hij werkt door Mozes, een jongen die niet spreken kan en op de vlucht is voor de politie. Hij werkt niet door Farao. Hij werkt door Rachab, een verachte vrouw – en niet door de koning van Jericho.

Hij werkt door David die zo onbelangrijk was dat zijn familie hem op het land achterliet om de schapen te hoeden terwijl zijn belangrijke broers naar de afspraak met de profeet Samuel gingen! Hij werkt niet door Absalom die zélf de macht zelf wilde grijpen.

Hij werkt door de profeet Amos die door God vanachter de ossen getrokken werd om mensen te waarschuwen, niet door de Koning van Israël die zijn eigen heiligdommen, zijn eigen staatsgodsdienst oprichtte.

Hij werkt door een timmermanszoon uit Nazareth een plek waarvan de mensen zeiden: “kan daar iets goeds vandaan komen”? En hij werkt door apostelen die zichzelf soms belangrijker vinden dan ze zijn. Hij werkt door de eeuwen heen door mensen van wie we nooit gehoord hebben, maar die hun taak, liefdevolle knechten van God zijn, nooit vergeten.

En of wíj het zullen zien of niet, dat onooglijke knechtschap, dat kleine beetje liefde, is als een mosterdzaad en dát zal groeien. Niet door ons maar door God. Hij zal het doen groeien. Niet naar het ons uitkomt maar in zíjn tijd.

Mogen we in de komende tijd, weken, maanden, jaren oog blijven houden voor dat kleine, dat onooglijke, want voor God is niets irrelevant. Amen. 

Friday 23 September 2022

Het Woord van God is Dichtbij

 

In die tijd zei Jezus tot de Farizeeën:
“Er was eens een rijk man,
die in purper en fijn linnen gekleed ging
en iedere dag uitbundig feest vierde,
terwijl een arme, die Lazarus heette,
met zweren overdekt voor de poort lag.
Hij verlangde ernaar zijn honger te stillen
met wat bij de rijkaard van de tafel viel.
Maar er kwamen alleen honden, die zijn zweren likten.
Nu gebeurde het dat de arme stierf
en door de engelen in de schoot van Abraham werd gedragen.
De rijke stierf ook en kreeg een eervolle begrafenis.
In de onderwereld, ten prooi aan vele pijnen,
sloeg hij zijn ogen op en zag van verre Abraham
en Lazarus in diens schoot.
Toen riep hij uit:
Vader Abraham, ontferm u over mij
en geef Lazarus opdracht de top van zijn vinger in water te dopen
en mijn tong daarmee te komen verfrissen,
want ik word door de vlammen hier gefolterd.
Maar Abraham antwoordde:
Mijn zoon, herinner u hoe gij tijdens uw leven
uw deel van het goede hebt gekregen
en hoe op gelijke manier aan Lazarus het kwade ten deel viel;
daarom ondervindt hij nu hier de vertroosting,
maar wordt gij gefolterd.
Daarenboven gaapt er tussen ons en u voorgoed een wijde kloof,
zodat er geen mogelijkheid bestaat
– zelfs als men zou willen –
van hier naar u te gaan, noch van daar naar ons te komen.
De rijke zei:
Dan vraag ik u, vader,
dat gij hem naar het huis van mijn vader wilt sturen,
want ik heb nog vijf broers;
laat hij hen waarschuwen,
opdat zij niet eveneens
in deze plaats van pijniging terechtkomen.
Maar Abraham sprak:
Zij hebben Mozes en de profeten; laat ze naar hen luisteren.
Maar hij zei:
Och neen, vader Abraham!
Maar als er een uit de doden naar hen toegaat,
zullen ze zich bekeren.
Hij echter sprak tot hem:
Als ze naar Mozes en de profeten niet luisteren,
zullen ze zich ook niet laten overreden
als er iemand uit de doden opstaat.”

 

 

Beste vrienden

Het kan voor velen van u als een pijnlijk bericht gekomen zijn, afgelopen dinsdag in de krant, dat het bisdom besloten heeft tot hele forse maatregelen.

In ons bisdom zal de komende vijf jaar zestig procent van alle kerken zullen moeten sluiten. Samen om en nabij de honderd kerken. Ik zelf  en de andere pastores en bestuursleden van de regio wisten er al eerder van. De eerste brieven van het bisdom arriveerden voor de zomer, maar wij konden er niet openlijk over praten tot het bekendgemaakt was.

Ondanks dat ik er dus op voorbereid was en de getallen al eerder had gezien werd ik toch onverwacht verdrietig toen ik het las.

Je denkt soms dat je je emoties aan een touwtje hebt, want je weet wat er komt, je snapt waarom het gebeurt, je beseft dat het niet anders kan.

Maar als je dan die dag de krant openslaat wordt je toch overvallen door droefheid. Want als iets in de krant staat, dán is het pas echt. Zo werkt dat in het leven.

In het bericht van het bisdom staan ook veel andere dingen geschreven – over het verleden en de toekomst, veel over de toekomst. Over hoe die eruit gaat zien. En dat toekomstbeeld staat vol met  vitaliteitsplannen, levensvatbare gemeenschappen, activiteitenwaaiers en wat meer, en dat is vast allemaal erg belangrijk.

Maar beste vrienden, daar ligt niet onze hoop. Niet in zo`n verslag over de kerk van morgen.

Daar ligt onze hoop niet in.   

Wij zijn geen mensen van plannen en rapporten. Wij stellen onze hoop niet in dossiers en verslagen, synodes, statistieken en balansen. En of daar nu goed of slecht nieuws uitkomt.

Daar ligt onze hoop niet.

Wij zijn mensen van Gods Woord. Dáár geloven wij in. In Gods Woord.

En we hebben Gods Woord gehoord deze zondag, het verhaal van Lazarus en de Rijke Man. Lazarus in de Hemel en de Rijke Man die gepijnigd wordt in de onderwereld.

Het is dan makkelijk om te denken, dat is een stukje sociaal commentaar maar we moeten eerst iets belangrijks in gedachten houden: in de wereld van de Bijbel de rijke en de arme ook symbolen zijn die iets uitdrukken over hoe je ziel er voor staat.  

De Rijke Man heeft het goed, maar deelt niks. Zelfs de kruimels van de tafel komen niet bij Lazarus terecht.

De Rijke Man is afgesloten voor zijn medemens. Hij geeft niet te weinig: hij geeft niets.

(Ook hier geen trickle-downeffect!)

Maar zelfs in de hel heeft hij nog noten op zijn zang. Hij vraagt Abraham of Lazarus hem een druppel water kan komen brengen.

En nu kun je denken, wat gemeen van Abraham dat hij Lazarus dat niet laat doen. Zoiets kleins. Een druppel water!

Maar dat is ons eigen denken dat ons in de war stuurt, ons supergenuanceerde denken die van elke dader een beetje slachtoffer maakt en van elk slachtoffer een beetje dader, zodat we onszelf in slaap kunnen sussen in een wereld met alleen maar grijstinten.

Maar die druppel water ís niet iets kleins.

Die druppel water is als “wat bij de rijkaard van de tafel viel” maar Lazarus niet gegund werd, dat is één.

Maar meer nog: De Rijke Man ziet Lazarus als iemand die iets voor hem moet doen, iemand die hij gebruiken kan.

De Rijke Man heeft nooit naar Lazarus omgekeken, hij heeft hem nooit gezien tot hij hem ergens voor gebruiken kon.  

En het gaat van kwaad tot erger.

Want als hij geen druppel water krijgt vraagt hij om een wonder. Hij vraagt dat de dode Lazarus zijn familie moet bezoeken om hen te waarschuwen.

Als je daar goed over nadenkt zie je hoe onbeschaamd dat is.  Voor de tweede keer wil de Rijke Man dat Lazarus moet worden gebruikt voor een klusje en niet zomaar één: hij moet worden ingezet voor een wonder van de buitencategorie: terugkeren na de dood.

 Nou. Het wordt wel duidelijk waarom hij in de Hel zit hè?

Niet omdat er teveel geld op zijn rekening stond. Het is zijn minachting voor zijn medemens en voor God, want God is het die wonderen doet, en wonderen bestellen alsof het gaat om een pakje van Bol.com is écht buiten de orde.

En voor de tweede keer zie je hoe absurd het verzoek is: In leven heeft de rijke en zijn familie Lazarus niet willen zien, hoe zouden ze aandacht aan hem kunnen schenken als hij terug zou keren uit de dood? Met een boodschap dat ze zich moeten bekeren?

Die boodschap hebben ze al. Ze hebben de Wet en de Profeten.

Dus als Abraham dat zegt: “ze hebben toch de Wet en de Profeten?” dan is dat niet eens zomaar een afpoeier. Het is integendeel de kern van het verhaal. Ze hebben de Wet en de Profeten. Ze hebben de Schriften, ze hebben het Woord van God.

De Wet en de Profeten, zo noemden de Joden de hele Joodse Bijbel, daar hoort nog wat meer bij,  maar dan wordt het een hele mond vol.

De Wet en de Profeten. De Wet: wat je moet doen. De profeten: waar je op mag hopen. Op die twee pijlers is alles gebouwd. En wat voor de Joden uit de tijd van de Bijbel geldt, geldt nog veel meer voor ons, want wij hebben nog het hele Nieuwe Testament erbij die ons uitlegt hoe het Oude Testament vervuld wordt.

En het Woord van God is niet ver weg.

Het is dichtbij. Zelfs de familie van de rijke man kan het vinden als ze het willen.

Wie God is, wat Hij doet, wat Hij van ons vraagt en waar we op mogen hopen dat is allemaal geen mysterie waar je alleen maar bij kan komen als je rijk bent of heel slim. Of als je heel lang gestudeerd hebt, of nog langer gemediteerd, het liefst ergens op een berg in de Himalaya.

Nee.

Het Woord van God is dichtbij.

Je hoeft geen toren tot in de Hemel te bouwen of kilometerslange tunnels te graven naar het dodenrijk om het te vinden.

Nee. Hier en nu is het te doen, want het Woord van God is dichtbij.

En het Woord van God blijft dichtbij.

Ook als we niet weten hoe de toekomst er uit ziet, ook als we niet weten hoe het verder moet. Er is crisis in de wereld, er is crisis in de kerk. We weten dat er veel kerken dicht moeten gaan, deze niet – maar sommige anderen wel.

Dat doet pijn. We lijden mee met iedereen die er door getroffen wordt.

Het zal voor sommige mensen het geestelijk leven moeilijker maken. Daar mogen we niet makkelijk overheen stappen.    

Maar het Woord van God is en blijft dichtbij.

Wie God is, wat Hij doet, wat Hij van ons vraagt en waar we op mogen hopen is niet opeens verstopt, niet opeens versluierd.

Het Woord van God laat zich vinden overal waar christenen zijn, waar een Bijbel open gaat.

En het Woord bemoedigt ons, voedt ons geloof, het bewerkt nieuw leven in ons, juist in moeilijke tijden. Het is voedsel voor onderweg en geeft het ons nieuw leven en nieuwe kracht.  

Mogen we dat vaker leren: met en door dat Woord te leven, niet alleen op zondag in de Mis, maar dagelijks.

In goede of slechte dagen, mogen we het Woord horen, en ons er door laten raken. Om zo ons geloof opnieuw te leren leven tijdens onze eigen reis naar God.

Amen.

 

 

 

Saturday 17 September 2022

"De Kinderen van de Duisternis zijn Uitgekookter dan de Kinderen van het Licht"

 

In die tijd sprak Jezus tot zijn leerlingen:
(“Er was eens een rijk man. Hij had een rentmeester,
die bij hem werd aangeklaagd, omdat hij zijn bezit verkwistte.
Hij riep hem dus en vroeg:
Wat hoor ik daar van u?
Geef rekenschap van uw beheer,
want gij kunt niet langer rentmeester blijven.
Toen redeneerde de rentmeester bij zichzelf:
Wat zal ik doen nu mijn heer mij het rentmeesterschap afneemt?
Spitten kan ik niet, en bedelen: daarvoor schaam ik mij.
Ik weet al wat ik ga doen,
opdat ik na mijn ontslag als rentmeester onderdak vind.
Hij ontbood de schuldenaars van zijn heer, één voor één,
en zei tot de eerste:
Hoeveel zijt ge aan mijn meester schuldig?
Deze antwoordde:
Honderd vaten olie.
Maar hij zei: Hier hebt ge uw schuldbekentenis;
ga gauw zitten en schrijf: vijftig.
Daarop vroeg hij nog aan een tweede:
En hoeveel zijt gij schuldig?
Deze antwoordde:
Honderd maten tarwe.
Hij zei hem:
Hier hebt ge uw schuldbekentenis; schrijf: tachtig.
De heer prees het in de onrechtvaardige rentmeester,
dat hij met overleg had gehandeld,
want de kinderen van deze wereld
handelen onderling met meer overleg
dan de kinderen van het licht.
Zo zeg Ik u ook:
Maakt u vrienden door middel van de onrechtvaardige mammon,
opdat zij – wanneer die u komt te ontvallen –
u in de eeuwige tenten opnemen.)
Wie betrouwbaar is in het kleinste
is ook betrouwbaar in het grote;
en wie onrechtvaardig is in het kleinste is ook onrechtvaardig in het grote.
Zijt ge dus niet betrouwbaar geweest
met betrekking tot de onrechtvaardige mammon,
wie zal u dan het waarachtige goed toevertrouwen?
Als ge niet betrouwbaar zijt geweest
in het beheren van andermans goed,
wie zal u dan geven wat gij het uwe kunt noemen?
Geen knecht kan twee heren dienen,
want hij zal dan de een haten en de ander liefhebben,
ofwel de een aanhangen en de ander verachten.
Gij kunt niet God dienen en de mammon.”

 

Beste vrienden,

Toen ik nog op het seminarie zat gebruikten we altijd de maaltijden samen, met de andere studenten met docenten en vrijwilligers die er soms waren. Het gesprek ging dan vaak over wat er die dag gebeurd was, of op het nieuws was geweest.

En een zekere avond was er het bericht geweest dat in het restaurant van een ziekenhuis er voortaan gecontroleerd moest worden of mensen wel echt dokter of verpleegster waren, want er waren mensen geweest die een doktersjas hadden gekocht en dan naar het ziekenhuis gingen om gratis warm te eten.

Wij spraken daar onze verbazing over uit. Hoe kom je nou op zo`n idee? Om je te verkleden voor een gratis hapje eten? Dat leek ons wel erg omslachtig.

Eén van onze vrijwilligers, de bibliothecaresse, zei toen droogjes. “De kinderen van de duisternis zijn nu eenmaal uitgekookter dan de kinderen van het licht”

Aan die woorden moest ik weer denken toen ik het Evangelie van deze zondag las, we horen over de onrechtvaardige rentmeester. Dat is wel een beetje een boefje. Hij heeft gefoefeld met het geld dat hem toevertrouwd was en, zoals dat gaat: dat is uitgekomen.

Bij sommige mensen moet Deloitte dan eerst een heel rapport schrijven voor de ongerechtigheid aan het licht kan komen, maar anderen worden zo betrapt. Pech gehad!

De onrechtvaardige rentmeester verdedigt zich niet eens, want het is allemaal waar! Tegenstribbelen is zinloos, maar wat nu? Zijn baan raakt hij kwijt!

En hij heeft kennelijk niet zoveel gestolen dat hij er van kan rentenieren.

Er staat niet ergens  een miljoen of negen op een Zwitserse rekening.

Ontslag op staande voet! En geen recht op een regeling of een uitkering. Dan blijven er maar twee opties over en beide zijn uitgesloten: Want “spitten kan ik niet, en om te bedelen schaam ik me.”

Maar hij heeft een plannetje!

Hij laat de schuldenaars komen en vervalst met hen de schuldbekentenissen. Een slimme Bijbelgeleerde heeft dat eens uitgerekend, al die vaten olie en maten tarwe, wat voor bedrag dat zou kunnen zijn en – beste vrienden – je ogen gaan er van wateren, dat zijn een flink aantal jaarsalarissen.

Er zijn bijbelcommentatoren die zeggen, de rentmeester geeft terug wat hij gestolen heeft, maar daar geloof ik niks van. Dat is denken als kind van het licht, maar dit is een uitgekookte jongen. Hij komt echt niet tot bekering, het ene plannetje is ontploft, en hij draait bliksemsnel een ander plannetje in elkaar.

En zo koopt hij nieuwe vrienden, met het geld van zijn baas. Een laatste stukje oneerlijkheid koopt hij genoeg goodwill om de toekomst voorlopig door te komen. Slim.

Jezus doet dat vaker: voorbeelden aanhalen van mensen die op zich niet goed zijn, maar van wie je toch iets kan leren. Boze mensen zijn namelijk vaak bijzonder creatief, bijvoorbeeld om manieren te vinden om anderen te flessen. Wat ze doen is slecht, maar van hun originaliteit kunnen wij iets leren.

Wat kunnen we leren van de onrechtvaardige rentmeester?

Met wat hij heeft, en de positie die hij heeft - hoe oneerlijk hij daar ook mee omgaat - hij handelt met overleg , hij denkt aan de toekomst. Hij leeft niet voor de dag maar zal creatieve manieren vinden om ook als zijn leventje instort hij toch de komende tijd wel doorkomt.

Wat hij heeft is op de toekomst gericht.

Het verschíl tussen hem en ons is aan de ene kant dat hij een stuk uitgekookter is dan wij, maar aan de andere kant dat wij – kinderen van het licht, zeg ik even – weten dat de toekomt langer duurt dan we ons kunnen voorstellen. Want onze toekomst ligt bij God.

En als de onrechtvaardige rentmeester al zo creatief is om de komende twee, drie jaar door te komen, want dat is wel de grens van zijn horizon. Hoe creatief mogen wij dan wel niet zijn als we ons voorbereiden op het leven bij God?

En zoals de rentmeester creatief is in het listige, zo mogen wij creatief zijn in het goede. Om zo vrienden te maken die ons mee op weg helpen naar de “eeuwige tenten”.

Niet voor eventjes, maar voor goed.

Ieder van ons heeft een andere achtergrond, een andere persoonlijkheid, een eigen karakter. Iedereen heeft ook een unieke mandje met talenten, ervaring, vermogen, schuld en ook problemen die samen de contouren van het verhaal van ons leven vormen.

Maar alles wat wij hebben en alles waar wij mee te maken hebben staat niet op zichzelf.

 Al die zaken zijn, zoals de onrechtvaardige rentmeester begreep: op de toekomst gericht en dus ook op anderen gericht.  

Wij dan weten dat we niet creatief moeten zijn in het bedrog, maar creatief in de betrouwbaarheid.

Niet creatief in het slechte, maar in het goede.

Niet creatief voor even, maar voor de lange termijn – en nog langer.

Alles wat wij doen heeft betekenis, hoe wij met de dingen van het hier en nu omgaan is ook vorming voor het leven bij God. Want christen zijn is geen zaak van zondagochtend maar omvat het hele leven.

Als we dat niet begrijpen dan proberen we God te dienen én de Mammon [de geldgod]. Dan behandelen we die twee allebei als wat in zichzelf van belang is.

Maar de Mammon moet ten dienste staan van God. Want als wat we hebben niet uiteindelijk ten dienste staat van iets anders – dan maken we er  onherroepelijk een god van, en rijden we zo de sloot in.

Moge dat inzicht ons vrij maken om buiten onze kaders te denken, ons niet alleen maar vast te klampen aan wat we hebben, of alleen maar geobsedeerd te zijn door de problemen van vandaag

Beiden wijzen naar iets groters, beiden nodigen ons uit om op te kijken, om te zien naar eenieder om ons heen en om op te zien naar Gods eeuwige beloften.

Amen.