Een man
had twee zonen.
Nu zei de jongste van hen tot zijn vader:
Vader geef mij het deel van het bezit waarop ik recht heb.
En hij verdeelde zijn vermogen onder hen.
Niet lang daarna pakte de jongste alles bij elkaar
en vertrok naar een ver land.
Daar verkwistte hij zijn bezit in een losbandig leven.
Toen hij alles opgemaakt had,
kwam er een verschrikkelijke hongersnood over dat land
en hij begon gebrek te lijden.
Nu ging hij in dienst bij een der inwoners van dat land,
die hem het veld instuurde om varkens te hoeden.
En al had hij graag zijn buik willen vullen
met de schillen, die de varkens aten,
niemand gaf ze hem.
Toen kwam hij tot nadenken en zei:
Hoeveel dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed,
en ik verga hier van honger.
Ik ga weer naar mijn vader
en ik zal hem zeggen:
Vader, ik heb misdaan tegen de hemel en tegen u;
ik ben niet meer waard uw zoon te heten,
maar neem mij aan als een van uw dagloners.
Hij ging dus op weg naar zijn vader.
Zijn vader zag hem al in de verte aankomen
en hij werd door medelijden bewogen;
hij snelde op hem toe,
viel hem om de hals en kuste hem hartelijk.
Maar de zoon zei tot hem:
Vader, ik heb misdaan tegen de hemel en tegen u;
ik ben niet meer waard uw zoon te heten.
Doch de vader gelastte zijn knechten:
Haalt vlug het mooiste kleed en trekt het hem aan,
steekt hem een ring aan zijn vinger en trekt hem sandalen aan.
Haalt het gemeste kalf en slacht het; laten we eten en feestvieren,
want deze zoon van mij was dood en is weer levend geworden,
hij was verloren en is teruggevonden.
Ze begonnen dus feest te vieren.
Intussen was zijn oudste zoon op het land.
Toen hij echter terugkeerde en het huis naderde,
hoorde hij muziek en dans.
Hij riep een van de knechten
en vroeg wat dat te betekenen had.
Deze antwoordde:
Uw broer is thuisgekomen
en uw vader heeft het gemeste kalf laten slachten,
omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen.
Maar hij werd kwaad en wilde niet naar binnen.
Toen zijn vader naar buiten kwam en bij hem aandrong,
gaf hij zijn vader ten antwoord:
Al zoveel jaren dien ik u en nooit heb ik uw geboden overtreden,
toch hebt gij mij nooit een bokje gegeven
om eens met mijn vrienden feest te vieren.
En nu die zoon van u is teruggekomen,
die uw vermogen heeft verbrast met slechte vrouwen,
hebt ge voor hem het gemeste kalf laten slachten.
Toen antwoordde de vader:
Jongen, jij bent altijd bij me
en alles van mij is ook van jou.
Maar er moet feest en vrolijkheid zijn,
omdat die broer van je dood was en levend is geworden.
Beste vrienden
Stelt u zich voor u bent een spannend verhaal aan het lezen, een Engelse detective. Of u bent naar een serie aan het kijken.
U zit dan op het puntje van uw stoel. Want daar is dat verhaal voor gemaakt.
U komt er niet zomaar achter wie de rijke lord vermoord heeft, verschillende mensen hebben een motief, of een gelegenheid.
En écht goede verhalen zetten je dan ook nog op het verkeerde been.
Je dénkt dat de butler het gedaan heeft, want hij maakt met iedereen ruzie en had ook nog de sleutel van de wapenkast! Maar dan, in de laatste tien minuten, blijkt het toch heel iemand anders geweest te zijn. Iemand van wie je het niet verwachtte!
Veel spannende verhalen werken zo. De lezer of de kijker moet een beetje een dwaalweg op worden gelokt om er onderweg achter te komen dat de waarheid ergens anders ligt.
Want als iemand
je zomaar de waarheid zou vertellen dan gaat het misschien langs je heen. Maar
als je de waarheid zelf ontdekt, dan maakt het meer indruk.
Het verhaal uit het evangelie van deze zondag werkt op die manier. Dat prachtige verhaal van de Verloren Zoon, of de Barmhartige Vader, of het verhaal van de Oudste Zoon – je kan elke keer weer over een ander personage preken – is een verhaal vol met dwaalwegen en verkeerde benen.
In het begin wordt je helemaal voorbereid om te denken dat de jongste zoon een grote boef is. Hij overtreedt elk taboe. Hij loopt weg van zijn verantwoordelijkheid en zijn familie. Hij verbrast zijn vermogen in een ver land en verhuurt zich daarna als varkenshoeder. En als je denkt dat hij niet dieper kan zakken komt hij ook nog terug om een baantje bij elkaar te schooien.
Wat een slechterik! Houd hem weg bij de wapenkast!
Maar we worden op het verkeerde been gezet, want de waarheid van liefde en vergeving is groter dan ons beeld van mensen.
Niemand is zó slecht dat hij of zij geen liefde kan ontvangen.
Maar dan struikelen we over de oudste zoon.
Die is zo goed, hardwerkend, plichtsgetrouw maar lijkt tegelijkertijd zo liefdeloos, afgunstig zelfs, jaloers op de onverdiende vergeving die zijn broertje ten deel valt.
En we gaan achterover zitten en denken misschien wel. Zie je wel: dát is de boef. Hij leek zo deugdzaam maar eigenlijk is het een gemene hork.
Maar dat is denk ik het tweede verkeerde been.
Want ook de Oudste Zoon leert ons ook een waardevolle les:
Niemand is zo goed, zo hardwerkend dat hij geen liefde of vergeving nódig heeft.
De zonen zijn elkaars tegenpolen, maar ook elkaars spiegelbeeld. Ze hebben elkaar nodig.
En dan houdt het verhaal op, halverwege. Het feest moet beginnen, de Oudste Zoon staat nog boos te kijken met zijn armen over elkaar, en dán is er opeens de aftiteling!
"Dat gaat zomaar niet!" , zeggen we boos.
Maar ook dat heeft een betekenis.
Er is een grote tegenstelling, een grote spanning in dit verhaal, en het wordt even niet voor ons opgelost.
Een grote tegenstelling: de vergeven losbol aan de ene kant, en de vreugdeloze plicht aan de andere kant. Hoe kunnen die boven elkaar uitstijgen?
Want de jongste zoon is misschien nog steeds een losbol, en de oudste zoon komt ook niet tot zijn recht. Hoe brengen we plicht en genade bij elkaar?
We lezen geen oplossing. Heel gemeen van het verhaal.
Het evangelie laat ons nu in verwarring achter.
Dat is niet per ongeluk, dat is expres. We moeten in onszelf kijken en naar anderen om ons heen een antwoord te krijgen.
We vinden misschien een antwoord waar we het niet verwachtten.
Want wij zijn allemaal deels jongste en deels oudste zoon. We hebben taken te volbrengen én we moeten leven uit genade.
Het antwoord kan dus denk ik alleen liggen in mensen die die twee kanten, die spanning doorleefden en uithielden.
En die zijn er, misschien best een aantal. Velen onzichtbaar, en enkelen heel zichtbaar.
Afgelopen donderdagavond hoorden we het verdrietige nieuws van het overlijden van koningin Elizabeth II van het Verenigd Koninkrijk. En terugdenkend aan het verhaal van haar leven denk ik, zij heeft die spanning doorleefd wij kunnen wat van haar leren.
Koningin Elizabeth sprak als eenentwintigjarige jonge vrouw de belofte uit dat haar hele leven, of het nu kort of lang zou zijn in het teken zou staan van de toewijding aan haar land.
Zij heeft die toewijding ook waargemaakt. Haar leven dat hebben we in de krant kunnen lezen stond volledig in het teken van het plichtsbesef. Aftreden was er voor haar niet bij. Tot haar dood heeft ze haar taken vervuld.
In
Groot-Brittannië wordt een koning of koningin dan ook gezalfd, net als
bij een priesterwijding. Koning of koningin zijn is een roeping.
Haar taak is niet alleen maar mensenwerk geweest, maar je bent ook heel wezenlijk door God aangesteld. En zo voelde zij dat ook.
Iemand die zo sterk uit haar plichtsgevoel werkte had misschien wel een soort oudste zoon kunnen worden, iemand die wordt geconsumeerd door haar verplichtingen, maar een plicht zonder vreugde, een plicht zonder liefde, dan wordt het leven niet meer dan een hele lange gevangenisstraf
Maar ze heeft toch vreugde weten te bewaren, ook in moeilijke tijden. Dat kwam ten diepste door haar geloof, want geloof brengt je in contact met je innerlijke jongste zoon. Die weet diep van binnen dat je je niet kan redden door hard werk, dat je altijd minder geweldig bent dan je denkt, maar dat je toch geliefd bent, je in die liefde van God mag verblijven.
Dat relativeert al dat moeilijke, serieuze werk.
We weten dit van haar omdat de koningin hier vaak over sprak. Ze had een diep doorleefd geloof en dat maakte haar zware last dragelijk. Want God die je een taak heeft opgelegd is ook de God die bij je blijft als het moeilijk wordt.
Ze zei eens: “ik hoop dat ik het nog meemaak wanneer Jezus terugkomt. Want dan kan ik mijn kroon aan Hem geven. Die hebben wij dan niet meer nodig.”
Dat kun je alleen zeggen als je het hart hebt van de jongste zoon, die leeft uit de genade.
Als je lang genoeg die twee kanten blijft vasthouden, je niet alleen maar het ene of het andere wilt zijn, dan deel je ook in het werk van de Barmhartige Vader. Dan leer je ook vergeven en mensen vasthouden. Juist als ze verkeerd gedaan hebben of je teleurstellen.
Als je je leven in het teken stelt van je taak en je tegelijkertijd in je kleinheid gedragen weet door God dan ben je een getuige van de Allerhoogste, ben je een boodschapper van de eerste liefde en heb je deel aan de hoogste wijsheid.
Dan leef je niet voor jezelf en sterf je niet voor jezelf, maar leef en sterf je in verbondenheid met alle mensen en met God
Wij zijn zelf geen koning of koningin, maar we hebben wel allemaal belangrijke taken. Sommige er van zijn door God aan ons gegeven en daar mogen we trouw aan blijven; maar dit zonder valse trots, of afgunst naar mensen die met minder “wegkomen”.
Want ook wij hebben liefde en vergeving nodig.
Mogen we dapper leren wat het betekent om zo te leven. Tegelijkertijd jongste en oudste zoon te zijn, maar bovenal, en alomvattend: kind van God.
Amen.