In die
tijd sprak Jezus tot zijn leerlingen:
(“Er was eens een rijk man. Hij had een
rentmeester,
die bij hem werd aangeklaagd, omdat hij zijn bezit verkwistte.
Hij riep hem dus en vroeg:
Wat hoor ik daar van u?
Geef rekenschap van uw beheer,
want gij kunt niet langer rentmeester blijven.
Toen redeneerde de rentmeester bij zichzelf:
Wat zal ik doen nu mijn heer mij het rentmeesterschap afneemt?
Spitten kan ik niet, en bedelen: daarvoor schaam ik mij.
Ik weet al wat ik ga doen,
opdat ik na mijn ontslag als rentmeester onderdak vind.
Hij ontbood de schuldenaars van zijn heer, één voor één,
en zei tot de eerste:
Hoeveel zijt ge aan mijn meester schuldig?
Deze antwoordde:
Honderd vaten olie.
Maar hij zei: Hier hebt ge uw schuldbekentenis;
ga gauw zitten en schrijf: vijftig.
Daarop vroeg hij nog aan een tweede:
En hoeveel zijt gij schuldig?
Deze antwoordde:
Honderd maten tarwe.
Hij zei hem:
Hier hebt ge uw schuldbekentenis; schrijf: tachtig.
De heer prees het in de onrechtvaardige rentmeester,
dat hij met overleg had gehandeld,
want de kinderen van deze wereld
handelen onderling met meer overleg
dan de kinderen van het licht.
Zo zeg Ik u ook:
Maakt u vrienden door middel van de onrechtvaardige mammon,
opdat zij – wanneer die u komt te ontvallen –
u in de eeuwige tenten opnemen.)
Wie betrouwbaar is in het kleinste
is ook betrouwbaar in het grote;
en wie onrechtvaardig is in het kleinste is ook onrechtvaardig in het grote.
Zijt ge dus niet betrouwbaar geweest
met betrekking tot de onrechtvaardige mammon,
wie zal u dan het waarachtige goed toevertrouwen?
Als ge niet betrouwbaar zijt geweest
in het beheren van andermans goed,
wie zal u dan geven wat gij het uwe kunt noemen?
Geen knecht kan twee heren dienen,
want hij zal dan de een haten en de ander liefhebben,
ofwel de een aanhangen en de ander verachten.
Gij kunt niet God dienen en de mammon.”
Beste vrienden,
Toen ik nog op het seminarie zat gebruikten we altijd de maaltijden samen, met de andere studenten met docenten en vrijwilligers die er soms waren. Het gesprek ging dan vaak over wat er die dag gebeurd was, of op het nieuws was geweest.
En een zekere avond was er het bericht geweest dat in het restaurant van een ziekenhuis er voortaan gecontroleerd moest worden of mensen wel echt dokter of verpleegster waren, want er waren mensen geweest die een doktersjas hadden gekocht en dan naar het ziekenhuis gingen om gratis warm te eten.
Wij spraken daar onze verbazing over uit. Hoe kom je nou op zo`n idee? Om je te verkleden voor een gratis hapje eten? Dat leek ons wel erg omslachtig.
Eén van onze vrijwilligers, de bibliothecaresse, zei toen droogjes. “De kinderen van de duisternis zijn nu eenmaal uitgekookter dan de kinderen van het licht”
Aan die woorden moest ik weer denken toen ik het Evangelie van deze zondag las, we horen over de onrechtvaardige rentmeester. Dat is wel een beetje een boefje. Hij heeft gefoefeld met het geld dat hem toevertrouwd was en, zoals dat gaat: dat is uitgekomen.
Bij sommige mensen moet Deloitte dan eerst een heel rapport schrijven voor de ongerechtigheid aan het licht kan komen, maar anderen worden zo betrapt. Pech gehad!
De onrechtvaardige rentmeester verdedigt zich niet eens, want het is allemaal waar! Tegenstribbelen is zinloos, maar wat nu? Zijn baan raakt hij kwijt!
En hij heeft kennelijk niet zoveel gestolen dat hij er van kan rentenieren.
Er staat niet ergens een miljoen of negen op een Zwitserse rekening.
Ontslag op staande voet! En geen recht op een regeling of een uitkering. Dan blijven er maar twee opties over en beide zijn uitgesloten: Want “spitten kan ik niet, en om te bedelen schaam ik me.”
Maar hij heeft een plannetje!
Hij laat de schuldenaars komen en vervalst met hen de schuldbekentenissen. Een slimme Bijbelgeleerde heeft dat eens uitgerekend, al die vaten olie en maten tarwe, wat voor bedrag dat zou kunnen zijn en – beste vrienden – je ogen gaan er van wateren, dat zijn een flink aantal jaarsalarissen.
Er zijn bijbelcommentatoren die zeggen, de rentmeester geeft terug wat hij gestolen heeft, maar daar geloof ik niks van. Dat is denken als kind van het licht, maar dit is een uitgekookte jongen. Hij komt echt niet tot bekering, het ene plannetje is ontploft, en hij draait bliksemsnel een ander plannetje in elkaar.
En zo koopt hij nieuwe vrienden, met het geld van zijn baas. Een laatste stukje oneerlijkheid koopt hij genoeg goodwill om de toekomst voorlopig door te komen. Slim.
Jezus doet dat vaker: voorbeelden aanhalen van mensen die op zich niet goed zijn, maar van wie je toch iets kan leren. Boze mensen zijn namelijk vaak bijzonder creatief, bijvoorbeeld om manieren te vinden om anderen te flessen. Wat ze doen is slecht, maar van hun originaliteit kunnen wij iets leren.
Wat kunnen we leren van de onrechtvaardige rentmeester?
Met wat hij heeft, en de positie die hij heeft - hoe oneerlijk hij daar ook mee omgaat - hij handelt met overleg , hij denkt aan de toekomst. Hij leeft niet voor de dag maar zal creatieve manieren vinden om ook als zijn leventje instort hij toch de komende tijd wel doorkomt.
Wat hij heeft is op de toekomst gericht.
Het verschíl tussen hem en ons is aan de ene kant dat hij een stuk uitgekookter is dan wij, maar aan de andere kant dat wij – kinderen van het licht, zeg ik even – weten dat de toekomt langer duurt dan we ons kunnen voorstellen. Want onze toekomst ligt bij God.
En als de onrechtvaardige rentmeester al zo creatief is om de komende twee, drie jaar door te komen, want dat is wel de grens van zijn horizon. Hoe creatief mogen wij dan wel niet zijn als we ons voorbereiden op het leven bij God?
En zoals de rentmeester creatief is in het listige, zo mogen wij creatief zijn in het goede. Om zo vrienden te maken die ons mee op weg helpen naar de “eeuwige tenten”.
Niet voor eventjes, maar voor goed.
Ieder van ons heeft een andere achtergrond, een andere persoonlijkheid, een eigen karakter. Iedereen heeft ook een unieke mandje met talenten, ervaring, vermogen, schuld en ook problemen die samen de contouren van het verhaal van ons leven vormen.
Maar alles wat wij hebben en alles waar wij mee te maken hebben staat niet op zichzelf.
Al die zaken zijn, zoals de onrechtvaardige rentmeester begreep: op de toekomst gericht en dus ook op anderen gericht.
Wij dan weten dat we niet creatief moeten zijn in het bedrog, maar creatief in de betrouwbaarheid.
Niet creatief in het slechte, maar in het goede.
Niet creatief voor even, maar voor de lange termijn – en nog langer.
Alles wat wij doen heeft betekenis, hoe wij met de dingen van het hier en nu omgaan is ook vorming voor het leven bij God. Want christen zijn is geen zaak van zondagochtend maar omvat het hele leven.
Als we dat niet begrijpen dan proberen we God te dienen én de Mammon [de geldgod]. Dan behandelen we die twee allebei als wat in zichzelf van belang is.
Maar de Mammon moet ten dienste staan van God. Want als wat we hebben niet uiteindelijk ten dienste staat van iets anders – dan maken we er onherroepelijk een god van, en rijden we zo de sloot in.
Moge dat inzicht ons vrij maken om buiten onze kaders te denken, ons niet alleen maar vast te klampen aan wat we hebben, of alleen maar geobsedeerd te zijn door de problemen van vandaag
Beiden wijzen naar iets groters, beiden nodigen ons uit om op te kijken, om te zien naar eenieder om ons heen en om op te zien naar Gods eeuwige beloften.
Amen.