Friday 25 September 2020

Ik doe (niet meer) mee!

 

In die tijd zei Jezus
tot de hogepriesters en de oudsten van het volk:
“Wat denkt ge van het volgende?
Een man had twee zonen.
Hij ging naar de eerste toe en zei:
Mijn zoon, ga vandaag werken in mijn wijngaard. Goed vader, antwoordde deze, maar hij deed het niet.
Toen ging hij naar de tweede en zei hetzelfde.
Deze antwoordde: Neen, ik wil niet,
maar later kreeg hij spijt en ging toch.
Wie van de twee heeft nu de wil van zijn vader gedaan?”
Zij antwoordden: “De laatste.”
Toen zei Jezus hun:
“Voorwaar, Ik zeg u:
de tollenaars en de ontuchtige vrouwen gaan eerder dan gij het Rijk Gods binnen.
Johannes kwam tot u en beoefende de gerechtigheid;
toch hebt gij hem geen geloof geschonken,
terwijl de tollenaars en de ontuchtige vrouwen
hem wel geloof schonken.
Maar zelfs, nadat ge dit had gezien,
zijt ge toch niet tot inkeer gekomen
en hebt ge hem geen geloof geschonken.”

 “Ik doe niet meer mee!”

Dat, broeders en zusters, waren de woorden van allerlei bekende Nederlanders en “influencers” – mensen die vinden dat zij invloed hebben op wat andere mensen doen en laten. Ze waren tegen de maatregelen van de regering en wilden hun invloed inzetten om die zoveel mogelijk tegen te werken. U kunt zich voorstellen dat dat best gevaarlijk is, zeker nu het coronavirus weer zo erg oplaait.

De influencers kregen behoorlijk wat kritiek te verstouwen en de meesten hebben hun filmpjes - waarin ze naar ik aanneem zongen en dansten dat ze niet meer meededen – weer stilletjes verwijderd.

Één persoon uit die groep mensen viel mij echter op. Een jonge vrouw die Famke-Louise heette. Ik geloof dat zij iets met make-up influencet. Ik weet het niet zeker. Zij had nog veel meer kritiek gehad dan de anderen en kwam op TV in gesprek met professor Gommers, de bekende IC-arts.

Daarna kreeg ze nog meer kritiek. U weet hoe dat gaat: allerlei mensen die het zelf misschien ook niet zo nauw nemen met de regels bedelven dan een jonge vrouw onder lelijke woorden omdat zij ongelijk heeft en daarnaast niet zo goed uit haar woorden kan komen. Zeker niet tegenover een professor.

Maar een dag later verscheen er een berichtje van Famke waarin ze zei dat ze hier toch van had geleerd, dat ze besefte dat ze het verkeerd had aangepakt. Ze nam wat haar gezegd is ter harte en zal waarschuwingen van mensen die er echt meer zicht op hebben serieus nemen.

Als we dan het Evangelie van deze zondag nemen dan denk ik: Famke-Louise heeft het denk ik beter begrepen dan al die mensen die wel zeggen dat ze het allemaal goed snappen en die anderen uitlachen omdat ze niet alles kunnen begrijpen en niet zo goed waren op school, maar als het er op aankomt zèlf  niet leven naar hun eigen woorden. 

En, broeders en zusters, daar zullen er toch ook wel veel van zijn!

Zoals het in het leven is, zo is het ook met God. God vraagt van alles van ons, dat is ook niet altijd makkelijk. We moeten ons inzetten voor de mensen om ons heen, we moeten ons geestelijk leven onderhouden, tijd vrijmaken voor gebed. We moeten ons soms afhouden van dingen die we misschien wel zouden willen doen – omdat we weten dat dat verkeerd is, dat dat niet is wat God van ons vraagt. En dan kunnen we twee dingen doen.

Het eerste is dat we ons gedragen zoals de eerste zoon uit het Evangelie. Hij zegt wel dat hij dat alles gaat doen, waarschijnlijk schept hij ook in het café op dat hij wel zestig uur per week, wat zeg ik? Zeventig uur per week werkt voor die slavendrijver van een Vader van hem. Maar achter al zijn dappere tapkastverhalen gaapt een grote leegte.

Ondertussen zal het op het café misschien ook wel gaan over zijn broer. U weet wel hoe hij genoemd wordt “die niksnut die mij, de eerste zoon, met al het werk laat zitten” Die is weggelopen naar de grote stad en zet daar maar de bloemetjes buiten! Die doet wat met filmpjes en doet de make-up van ontuchtige vrouwen, of zoiets.

En de tweede heeft misschien ooit heel hard “ik doe niet meer mee!” geroepen. Maar terwijl de eerste zoon slingerend naar huis rijdt na een lange dag “netwerken” wordt de toko van God stilletjes overeind gehouden door degene naar wie niemand omkeek.

Die was toch weggelopen, heeft de school niet afgemaakt, verdient zijn of haar geld misschien op een manier waar anderen op neerkijken – maar het hart zit op de juiste plek.

Hij of zij, want dit verhaal gaat iedereen aan, kan tot inkeer komen en zeggen “ik zei wel nee maar ik bedoelde ja” en daarnaar handelen.

Nee zeggen en ja bedoelen, dat is zegenrijker dan ja zeggen en nee bedoelen, want God kijkt niet naar de buitenkant, maar wel naar het hart van de mensen.

Zo mag het ook voor ons zijn:  onze woorden, dat is één ding. Maar wat we tegen anderen zeggen, rijmt dat ook met wat er in ons hart leeft?

Als dat niet het geval is moeten we maar voorzichtig zijn, voorzichtig met onszelf en zeker voorzichtig met anderen. Zo raken we niet van de weg af en blijven we op koers – op weg naar Gods Koninkrijk.

Amen.

 

 

 

 

Saturday 19 September 2020

Dat is niet eerlijk!!

 In die tijd vertelde Jezus aan zijn leerlingen de volgende gelijkenis:
“Met het Rijk der hemelen is het als met een landeigenaar,
die vroeg in de morgen uitging
om arbeiders te huren voor zijn wijngaard.
Hij werd het met de arbeiders eens voor een denarie per dag
en stuurde ze naar de wijngaard.
Rond het derde uur ging hij er weer op uit
en zag nog anderen werkeloos op de markt staan.
En hij zei tot hen:
Gaat ook naar mijn wijngaard
en ik zal u geven wat billijk is.
En zij gingen.
Rond het zesde en negende uur ging hij nog eens uit en deed hetzelfde.
Rond het elfde uur ging hij opnieuw uit
en vond er weer anderen  staan.
Hij zei tot hen:
Wat staat ge hier de hele dag werkeloos?
Zij antwoordden hem:
niemand heeft ons gehuurd.
Daarop zei hij tot hen:
Gaat ook gij naar mijn wijngaard.
Bij het vallen van de avond
sprak de eigenaar van de wijngaard tot zijn rentmeester:
Roep de arbeiders en betaal hen uit,
te beginnen bij de laatsten en zo tot de eersten.
Toen de arbeiders van het elfde uur kwamen,
kregen zij elk een denarie;
toen nu ook de eersten  kwamen,
meenden dezen dat zij meer zouden krijgen,
maar ook zij kregen ieder de overeengekomen denarie.
Ze namen hem wel aan,
maar begonnen tegen de landeigenaar te morren
en zeiden:
Dezen hier, die het laatst gekomen zijn,
hebben maar één uur gewerkt
en gij stelt ze gelijk met ons,
die de last van de dag en de brandende hitte hebben gedragen.
Maar hij antwoordde één van hen:
Vriend, ik doe u toch geen onrecht?
Zijt gij niet met mij overeengekomen voor een denarie?
Neemt wat u toekomt en ga heen.
Ik wil aan degene die het laatst gekomen is,
evenveel geven als aan u.
Mag ik soms met het mijne niet doen wat ik verkies
of zijt gij kwaad, omdat ik goed ben?
Zo zullen de laatsten de eersten
en de eersten de laatsten zijn.”

Broeders en zusters, als u kinderen heeft bent u vast bekend met de uitroep:

“Ja maar, dat is níet eerlijk!!”

En dat u dan misschien wel gezegd heeft: “jammer dan, het leven ís ook helemaal niet eerlijk.”

En zo is het. Het leven is niet eerlijk. En dat steekt ons. Ook als we volwassen zijn. Nu roepen we misschien wel niet “dat is niet eerlijk!!” als we niet krijgen wat we verdienen. Maar we denken het wel. En we zeggen het soms op twitter of op Facebook. Maar we hebben geleerd dat ónze woorden het verschil niet gaan maken. Het leven is immers niet eerlijk – en we hebben geleerd er niet altijd teveel van te verwachten.

We kunnen ook gevoelens van oneerlijkheid voelen als we zien dat een ander voor ons gevoel wordt voorgetrokken, wij krijgen misschien wel loon naar werken, maar de ander krijgt hetzelfde loon voor een stuk minder inzet. Ook dan speelt ons rechtvaardigheidsgevoel op. We voelen ons tekortgedaan, ook al komen we zelf misschien niks tekort.

Daar gaat het verhaal van deze zondag over. Over de oneerlijkheid van God. God is namelijk best vaak  oneerlijk. Maar God is op een andere manier oneerlijk dan de wereld oneerlijk is! (En dat is maar goed ook!)

We hebben de afgelopen zondagen verhalen gelezen over schulden, soms enorme bedragen, die al dan niet werden kwijtgescholden of soms tot de laatste cent moesten worden terugbetaald.

Al die verhalen zetten ons rechtvaardigheidsgevoel onder druk. Want het is ergens wel eerlijk als je je schuld die je zelf bent aangegaan terugbetaalt. Voor mensen die altijd netjes elke maand hun hypotheek en studieschuld aflossen is het niet per se fijn als de ander van een schuld van meerdere tonnen wordt afgeholpen door een genadige schuldeiser.

U hoort de goede burger, die altijd betaald heeft, al mopperen “en ik maar sappelen, en zij maar de bloemetjes buitenzetten!”

Héél oneerlijk. En God doet dat dus continu, schulden waarin mensen vastgelopen zijn kwijtschelden. Of mensen het volle dagloon geven voor …. Toch niet echt dezelfde inzet. De werkers van het elfde uur krijgen hetzelfde loon als de degenen die de volle dag gewerkt hebben. Hoe oneerlijk is dat wel niet? De één die zijn hele leven zich aan alle regels van de wet gehouden heeft, of misschien als religieus  of vrijwilliger zich altijd inzet voor anderen kan hetzelfde loon krijgen als iemand die misschien pas op het laatste moment een miljoenenschuld mag laten kwijtschelden door God.

Want laten we eerlijk zijn: het is makkelijk mensen te wijzen op hun schulden, vooral als we weten dat ze nooit kunnen worden afgelost. Dan kun je mensen altijd gevangen houden in hun eigen schuld. En wij kunnen dan gekleed in het cipiersuniform van onze rechtvaardigheid en verantwoordelijkheid blijven zitten waar ze zitten. Zo zijn “wij” dan altijd beter dan “zij” en dat voelt natuurlijk heel fijn. Eerlijkheid is misschien wel eerlijk, maar niet altijd goed.

Het is maar goed dat God dan een beetje oneerlijk is, ten behoeve van de mensen die wij misschien hebben neergeslagen met onze moraalknuppel.

En als we er ons over zouden beklagen zegt God hetzelfde tegen ons als tegen de dagloners: maar wat, beste vriend, kom jij dan tekort als ik vanuit mijn rijkdom genade en vrede geef aan alle mensen, ook degenen die het volgens jou niet verdienen? Kom jij dan iets te kort? Ik dacht het niet.

En dat is een belangrijke les. Als we alleen maar letten op wat wij verdienen – en wat anderen ons schuldig zijn - dan kunnen we nooit een stap zetten naar de ander toe. Want er zullen altijd mensen zijn die zichzelf in een hoek geverfd hebben, die hun zaken niet op orde kregen, die rood staan naar anderen toe, die verkeerd hebben gedaan. En dan kun je twee wegen gaan: de weg dat je zegt “je komt er niet uit totdat je de laatste cent terugbetaald hebt van wat je hebt uitstaan”, of dat je zegt: “de schuld is niet het laatste woord, we gaan samen naar een toekomst toe waarin we er allebei mogen zijn, en we onderhandelen wat er goedgemaakt moet worden, en wat we tegenover elkaar kwijtschelden”

Elke stap naar vrede is ook een stap van kwijtschelding. Als er een conflict is geweest tussen twee of meer partijen of landen dan is er een situatie waarin iedereen bij elkaar in het krijt staat.

Als landen dan toch weer een vredesverdrag sluiten, elkaar gaan erkennen – tegen elkaar zeggen dat ze mogen bestaan – en ambassadeurs gaan uitwisselen (dat wil zeggen: beter en directer met elkaar gaan praten) dan is dat een grote stap.

Van de week kwam in het nieuws dat er bijvoorbeeld nieuwe vredesverdragen gesloten zijn in het Midden-Oosten, tussen Israël en de landen in de Golf. En dat is toch mooi dat je tegen elkaar kan zeggen: wij gaan voortaan met elkaar in gesprek. Wij zeggen tegen elkaar dat je mág bestaan. Dat is toch een mooie eerste stap naar vrede in de regio toe?  

De schulden uit het verleden zijn daarmee nog niet weg – we denken ook aan de verantwoordelijkheid die alle landen in de regio hebben voor het Palestijnse volk , daar moet écht nog heel veel gebeuren – maar het is al een stap als je zegt: “de schulden zijn niet meer allesbepalend en niet alles moet nu worden afgelost en opgelost voordat we ook maar de eerste stap zetten.”

In het klein, in ons dagelijks leven en in het groot mogen we dan omzien naar kansen om elkaar niet in schulden gevangen te houden om pijn uit het verleden niet allesbepalend te laten zijn en de weg open te houden naar een toekomst waarin er sprake mag zijn van vergeving en vrede.

Vrede in ons huis, vrede in de wereld.

Amen.

 

 

 

 

Saturday 12 September 2020

Uit mildheid leven

 In die tijd kwam Petrus naar Jezus toe en sprak:
“Heer, als mijn broeder tegen mij misdoet,
hoe dikwijls moet ik hem dan vergeven?
Tot zevenmaal toe?”
Jezus antwoordde hem:
“Neen, zeg Ik u, niet tot zevenmaal toe,
maar tot zeventig maal zevenmaal.
Daarom gelijkt het Rijk der hemelen op een koning,
die rekening en verantwoording wilde vragen
aan zijn dienaren.
Toen hij hiermee begon,
bracht men iemand bij hem
die tienduizend talenten schuldig was.
Daar hij niets had om te betalen,
gaf de heer het bevel hem te verkopen
met vrouw en kinderen en al wat hij bezat
om zo de schuld te vereffenen.
Maar de dienaar wierp zich voor hem neer en smeekte:
Heer, heb geduld met mij en ik zal u alles betalen.
De Heer kreeg medelijden met die dienaar,
liet hem gaan en schold hem de geleende som kwijt.
Maar toen die dienaar buiten kwam,
trof hij daar een andere dienaar,
die hem honderd denariën schuldig was;
hij greep hem bij de keel en zei:
Betaal wat je schuldig bent.
De andere dienaar wierp zich voor hem neer en smeekte:
Heb geduld met mij en ik zal u betalen.
Maar hij weigerde
en liet hem zelfs in de gevangenis zetten,
totdat hij zijn schuld betaald zou hebben.
Toen nu de overige dienaars zagen wat er gebeurd was,
waren zij diep verontwaardigd
en gingen hun heer alles vertellen.
Daarop liet de heer de dienaar roepen en sprak:
Jij, lelijke knecht,
heel de schuld heb ik je kwijtgescholden,
omdat je mij erom gesmeekt hebt.
Had jij dan ook geen medelijden moeten hebben
met je mededienaar,
zoals ik met jou medelijden heb gehad?
En in toorn ontstoken,
leverde zijn heer hem over aan de beulen,
totdat hij zijn hele schuld betaald zou hebben.
Zo zal ook mijn hemelse Vader
met ieder van u handelen,
die niet zijn broeder van harte vergiffenis schenkt.”

 

Broeders en zusters

Als je het goed hebt, schept dat verantwoordelijkheden naar anderen toe. En dat geldt nog meer als we dat goede in de eerste plaats ontvangen hebben van anderen. Dat geldt voor onrechtvaardige dienaars en dat geldt voor u en voor mij.

Deze zondag hebben we het verhaal gehoord over de onrechtvaardige dienaar, die zelf van een miljardenschuld wordt vrijgesproken maar ogenblikkelijk het incassobureau belt als één van zijn schuldeisers in gebreke blijft.

Zoals de andere dienaren boos werden op de onrechtvaardige dienaar die wel ontving maar niet wilde toegeven, zo is dat ook in het hier en nu. Het voorbeeld van die slechte dienaar – die genade vraagt en ontvangt maar vervolgens degenen die van hém afhankelijk zijn op de huid gaat zitten raakt ons gevoel voor rechtvaardigheid.

De tekst gaat in de eerste plaats over vergeving: wij worden gevraagd om zelf mildheid te betrachten als wij mildheid hebben ontvangen.

Tegelijkertijd gaat het voorbeeld, gaat het Evangelie, over méér dan vergeving. Het wijst ons ook de weg naar een levenshouding waarmee we plaats maken voor iedereen. Het is ook een tekst die te maken heeft met het onderwerp wat ons vandaag aan het hart gaat: ziekenzondag: de zondag in het jaar waarin we bijzonder aandacht hebben voor wie ziek is of medische problemen heeft.

Iedereen komt hulpbehoevend de wereld in. We zijn afhankelijk van vader en moeder, familie, artsen, leraren, verzorgenden. Wij hebben onszelf niet als mens gemaakt. Wij worden gevormd tot wij verantwoordelijkheid kunnen nemen voor onszelf en als volwassenen kunnen bijdragen aan de samenleving. Maar nadat we onze bijdrage gedaan hebben zullen we ook weer hulpbehoevend worden. De één meer, de ander minder. Maar er komt een tijd dat je minder kan en meer op anderen aangewezen bent. Dit geldt voor ieder mens die de genade ontvangt om oud te mogen worden. En daar hopen we toch allemaal op, dat dat zo mag zijn.

We zijn uit de mildheid van anderen volwassen geworden, en hopen op mildheid als we ouder worden. Dat vraagt ook om onze mildheid in onze omgang met zieken, met mensen die voor hun lichamelijk of geestelijk welzijn afhankelijk van ons zijn. Het één kan niet zonder het ander. We kunnen niet om mildheid vragen, zonder zelf ook mild te willen zijn. Wie spreekt over mildheid en genade moet dat ook in zijn gedrag tonen, wil hij niet geraakt worden door het oordeel van zijn omgeving.

Jammer genoeg komt dit toch voor. Er zullen altijd mensen zijn die zelf eisen dat ze alle zorg en aandacht krijgen die ze willen. Maar als een ander hulp nodig heeft racet men in een dure auto naar een of ander praatprogramma om daar te vertellen dat de armen en oude en zieke mensen dor hout zijn waar we zo gauw mogelijk van af moeten.  

Zo, broeders en zusters moet het niet. Laten we dus altijd in onze naaste omgeving voor ogen houden wat wij voor anderen kunnen betekenen. Vanuit de kennis dat we uit mildheid goede dingen ontvangen hebben, en hopen mildheid te ontvangen wanneer wij dat nodig hebben moeten we zelf ook mild zijn. Mild naar onszelf, mild naar anderen om zo genaderijk in het leven te kunnen staan.

Om zo een zegen te kunnen zijn voor anderen. In ziekte en gezondheid. 

Amen.