Wednesday, 28 September 2022

"Geef ons meer geloof"

 

In die tijd zeiden de apostelen tot de Heer:
“Geef ons meer geloof.”
De Heer antwoordde:
“Als ge een geloof had als een mosterdzaadje,
zoudt ge tot die moerbeiboom zeggen:
Maak uw wortels los uit de grond en plant u in de zee,
en hij zou u gehoorzamen.
Wie van u zal tot de knecht,
die hij in dienst heeft als ploeger of veehoeder
bij diens thuiskomst van het land zeggen:
Kom meteen aan tafel en tast toe?
Zal hij niet eerder zeggen:
Maak mijn maaltijd klaar;
omgord je en bedien mij, terwijl ik eet en drink;
daarna kun je zelf eten en drinken?
Moet hij die knecht soms dankbaar zijn,
omdat hij heeft uitgevoerd wat hem is opgedragen?
Zo is het ook met u:
wanneer ge alles hebt gedaan wat u opgedragen werd,
zegt dan: Wij zijn maar gewone knechten;
wij hebben alleen maar onze plicht gedaan.”

 

Beste vrienden,

We bevinden ons deze dagen in de nasleep van het moeilijke bericht vanuit ons bisdom dat we in de komende vijf jaar 60% van de kerken zullen moeten sluiten. Na tien jaar zal dat 80% moeten zijn. Ik heb dit vorige week ook aangestipt, ik hoop dat u het niet erg vindt dat ik er nog eens op terugkom. Dit harde feit is immers de context waarin we de komende jaren kerk zullen zijn. Daar mogen we niet zomaar overheen stappen. Er is geen “business as usual” meer.

Het besluit confronteert ons met onze diepe wensen, angsten en vragen: en vooral de vraag: doen wij er nog toe?

Wie wij zijn, wat wij doen, doet dat er toe?

We kunnen het niet voorkomen dat wij ons deze vraag stellen want dat is hoe wij in elkaar zitten. We leven in een samenleving waar je steeds moet laten zien dat wat je doet impact heeft, verschil maakt. En hoe meer je het verschil maakt, des te beter!

En als je niet zichtbaar genoeg verschil maakt, dan hang je er een beetje bij. Maar je doet er niet écht meer toe.

Deze angst is niet alleen maar iets van nu. Je proeft het ook bij de apostelen als ze aan de Heer vragen: geef ons meer geloof. We moeten eerst goed kijken wat hier bedoeld wordt, wát het is dat ze vragen. Als de apostelen vragen om geloof wil dat niet zeggen dat ze ongelovig zijn, niet écht in Jezus geloven. Ze geloven in de Heer, en vragen Hem om meer geloof.

Wát vragen ze? Het woord geloof hier in deze specifieke context betekent vooral – het werkdadige geloof, geloof dat bergen verzet, geloof dat dingen  voor elkaar krijgt.

De apostelen lijken te spreken vanuit een zorg dat wat zij doen niet genoeg gaat zijn om zichtbare resultaten te krijgen. De apostelen zijn wat dat betreft hele moderne mensen.

Ze vrezen dat ze niet het verschil gaan maken. Niet belangrijk genoeg kunnen zijn om in hun samenleving op te vallen. Ze vrezen dat ze hun morele ambities niet waar kunnen maken. Ze willen grootse dingen doen – en niet alleen voor henzelf – maar voor het welzijn van de wereld. Maar dat kan alleen als je dingen in beweging zet. Toch?

En als dat niet gaat, dan moeten ze in de spiegel kijken met de vraag of ze in de ogen van hun concurrenten de Farizeeërs en de rest van de wereld irrelevant zijn. Ze willen aan de goede kant van de geschiedenis staan en het verschil maken – daar hebben ze geloof voor nodig!

En dat is het: hun vrees is onze vrees. Mijn vrees als pastoor, de vrees van bestuurders, mensen met verantwoordelijkheid in de kerk, de vrees van veel gewone christenen: doen wij er nog toe? Zijn wij nog relevant?

We zijn als kerk altijd belangrijk geweest. Dat is vanaf de vierde eeuw een historisch feit. Politieke en maatschappelijke leiders vonden het van belang om de mening van de Kerk te horen en als er wat in Rome gebeurde stond het de volgende dag op de voorpagina van de krant. Die tijd is voorbij.

Of tenminste, het is hier voorbij. Dit daagt ons uit. Op een fundamentele manier. Want relevantie, invloed en, ja, macht is verslavend.

Zoals altijd prikt Jezus door de ambities en het zelfbeeld van de apostelen heen. Hij wijst hen erop dat ze maar gewone knechten zijn. Ze moeten doen wat hen opgedragen is zonder eindeloos bezig te zijn met morele ambities en impact.

Want achter al die grote woorden schuilt iets anders, en de Heer die de harten van mensen kent ziet het. Achter ons verlangen naar het verschil te maken, grote successen te hebben, impact te hebben ligt ook vaak onuitgesproken of zelfs onbewuste zelfzucht en trots.

Maar het Woord van God is scherper dan een tweesnijdend zwaard (…) het ontleedt de bedoelingen en gedachten van de mens. (Hebreeën 4:12) 

Het soort geloof waar de apostelen om vragen, ja, waar ze geen genoeg van kunnen krijgen is niet zomaar iets wat iedereen toevalt. De apostel Paulus legt ons in de Eerste Korintenbrief uit waar het werkelijk om gaat.

Al heb ik de gave der profetie, al ken ik alle geheimen en alle wetenschap, al heb ik het volmaakte geloof dat bergen verzet: als ik de liefde niet heb, ben ik niets. (1 Kor 13:2)

Profetie, kennis en het geloof dat bergen verzet zijn bijzondere gaven van God. Ze komen niet iedereen toe. We kunnen niet allemaal profeteren, we hebben niet allemaal heel veel kennis en we hebben zeker niet allemaal het geloof dat bergen verzet.

En hoewel we er naar kunnen verlangen om die gaven te hebben zijn het in de eerste plaats gaven van God. Als wij ons tekort voelen schieten omdat wij ze niet ontvangen hebben dan zijn we niet meer gericht op wat God wél van ons vraagt: in liefde een gewone knecht zijn.  

Als we daar niet op gericht zijn en steeds denken wat we wat missen, dan gaan we ook voorbij aan hoe God werkt. De God van de Bijbel werkt zelden door de voorname, de machtige, degene die het meeste vooraan staat of het grootste bereik heeft.

Hij werkt door Mozes, een jongen die niet spreken kan en op de vlucht is voor de politie. Hij werkt niet door Farao. Hij werkt door Rachab, een verachte vrouw – en niet door de koning van Jericho.

Hij werkt door David die zo onbelangrijk was dat zijn familie hem op het land achterliet om de schapen te hoeden terwijl zijn belangrijke broers naar de afspraak met de profeet Samuel gingen! Hij werkt niet door Absalom die zélf de macht zelf wilde grijpen.

Hij werkt door de profeet Amos die door God vanachter de ossen getrokken werd om mensen te waarschuwen, niet door de Koning van Israël die zijn eigen heiligdommen, zijn eigen staatsgodsdienst oprichtte.

Hij werkt door een timmermanszoon uit Nazareth een plek waarvan de mensen zeiden: “kan daar iets goeds vandaan komen”? En hij werkt door apostelen die zichzelf soms belangrijker vinden dan ze zijn. Hij werkt door de eeuwen heen door mensen van wie we nooit gehoord hebben, maar die hun taak, liefdevolle knechten van God zijn, nooit vergeten.

En of wíj het zullen zien of niet, dat onooglijke knechtschap, dat kleine beetje liefde, is als een mosterdzaad en dát zal groeien. Niet door ons maar door God. Hij zal het doen groeien. Niet naar het ons uitkomt maar in zíjn tijd.

Mogen we in de komende tijd, weken, maanden, jaren oog blijven houden voor dat kleine, dat onooglijke, want voor God is niets irrelevant. Amen.