Eens
kwamen de Farizeeën
en enkele schriftgeleerden uit Jeruzalem bij Jezus tezamen,
en ze zagen dat sommigen van zijn leerlingen met onreine,
dat wil zeggen, ongewassen handen aten.
De Farizeeën immers en al de Joden eten niet zonder eerst de vingertoppen
gewassen te hebben, daar ze vasthouden aan de overlevering van de voorvaderen;
komen ze van de markt,
dan eten ze niet voordat zij zich gereinigd hebben;
zo zijn er nog vele dingen
waaraan ze bij overlevering vasthouden:
het afwassen van bekers, kruiken en koperen vaatwerk.
Daarom
stelden de Farizeeën en de schriftgeleerden Hem de vraag:
“Waarom gedragen uw leerlingen zich niet
volgens de overlevering van de voorvaderen,
maar eten zij met onreine handen?”
Hij antwoordde hun:
“Hoe juist heeft Jesaja over u, huichelaars, geprofeteerd!
Zo staat er geschreven:
Dit volk eert Mij met de lippen
maar hun hart is ver van Mij.
Zij eren Mij, maar zonder zin,
en mensenwet is wat zij leren.
Gij laat het gebod van God varen
en houdt vast aan de overlevering van mensen!”
Daarop riep Hij het volk weer bij zich en sprak tot hen:
“Luistert allen naar Mij en wilt verstaan:
niets kan de mens bezoedelen
wat van buiten af in hem komt.
Maar wat uit de mens komt,
dat bezoedelt de mens.
Want uit het binnenste, uit het hart van de mensen
komen boze gedachten, ontucht, diefstal, moord,
echtbreuk, hebzucht, kwaadaardigheid, bedrog,
losbandigheid, afgunst, godslastering, trots, lichtzinnigheid.
Al die slechte dingen komen uit het binnenste
en bezoedelen de mens.”
Beste vrienden,
Toen ik nog op het seminarie zat had ik een studiegenoot voor wie het nooit streng genoeg was. Hoe pittig de regels van het seminarie ook waren en hoe precies de liturgie…. Het kon altijd nog wel wat pittiger en nóg iets preciezer. Omdat hij mede hierom een reputatie had als een hele degelijke jongen kreeg hij ook vaak zijn zin.
Voor de rest van ons was dat niet altijd een genoegen.
Dit duurde tot zijn wijding; of liever: iets er na. Want hij is heel snel na zijn wijding uitgetreden. Toen we dat hoorden was ík behoorlijk boos. Zoals je boos kan worden op die mensen die water prediken maar wijn drinken. Mensen die anderen ondraaglijke lasten opleggen maar zelf gauw de moeilijkheden uit de weg gaan.
We zijn nu alweer jaren verder en mijn boosheid neem ik gelukkig niet meer mee. Ik vraag me nu wel af waarom ik zo boos was. Voelde ik daar niet ook mijn eigen onzekerheid? Want daar gaat het deze zondag om. Om onzekerheid.
We lazen in de eerste lezing de woorden van God: “Aan wat ik u voorschrijf moogt gij niets toevoegen en er niets van afdoen”. Daar kunnen we wel even op kauwen. Want iets er van af doen, dat begrijpen wel. Daar zijn niet veel mensen op tegen dat het ook wel een beetje lichter mag. Maar toevoegen? Waarom zou je nog wat toevoegen?
En toch gebeurt dat heel vaak. Op allerlei plekken.
Als we bang zijn dat wat in ons hart leeft niet genoeg is. Onze liefde of empathie voor anderen niet genoeg is dan gaan we ons gauw verstoppen achter uiterlijke, zichtbare handelingen.
Dan moet je steeds aan anderen laten zien hoe zuiver je wel niet bent. Dit zie je niet alleen soms in het geloof terug of in andere religies maar ook in de politiek bijvoorbeeld.
De eigen onzekerheid, of de onmogelijkheid om in vrede en goedheid te leven met anderen wordt dan overschreeuwd door eindeloze toevoegingen – steeds moeten de spelregels van het samenleven strenger en strenger worden – en zolang jij steeds anderen op hun tekortkomingen wijst hoef je niet na te denken over wie je in de spiegel treft.
En als je niet uitkijkt – en dat heb je gauw in een strenge-mensen-clubje – gaat het ook nog ééns tegen elkaar op. Dan krijg je wedstrijdjes wie het strengst kan zijn. Dat is niet verheffend. Sterker nog: het gaat nergens meer over.
En de resultaten zijn navenant. Want alle uitdagingen van het mens-zijn, onze lastige levensvragen, komen dan niet meer aan de beurt. Deze worden dan gecompenseerd – zo lijkt het. Maar ons “idealisme” en onze “moraal” is dan eigenlijk een valse munt geworden. Er is geen werkelijke menselijke groei, er zijn dan alleen maar schijnbewegingen.
Die farce is uiteindelijk niet overeind te houden. Onder de uitstraling van een engel van licht gaan zich monsters verschuilen.
Daar is Jezus heel fel op, deze zondag. Hij zegt tegen de Farizeeën, jullie halen er van alles bij – wat uiteindelijk niet ter zake doet – om naar buiten te laten zien dat jullie het beter weten en beter kunnen dan anderen – maar het zegt niks over jullie innerlijk. Sterker nog, door alleen maar met de buitenkant bezig te zijn sluit je op jouw beurt weer anderen buiten.
Zelf bereik je niks, anderen houd je van God af, en het eindresultaat is nul.
Dat is niet de weg om te gaan.
Gods gebod wijst altijd naar ons innerlijk, naar ons hart. Het bevraagt ons. Regels zijn geen doel op zich, regels bestaan alleen omwille van een doel. Dat doel is om ons in een levende relatie te houden met onszelf, met God en met elkaar.
Mogen wij die diepe zin elke keer op nieuw ontdekken en de betekenis van het leven vinden in onze zorg voor anderen. Niet omdat we gedwongen worden door briesende mensenregels – maar voortbewogen vanuit de rust van ons hart.
Amen.