In die dagen
reisde Maria met spoed naar het bergland
naar een stad in Juda.
Zij ging het huis van Zacharias binnen en groette Elisabeth.
Zodra Elizabeth de groet van Maria hoorde,
sprong het kind op in haar schoot.
Elizabeth werd vervuld met de heilige Geest
en riep met luide stem:
“Gij zijt gezegend onder de vrouwen
en gezegend is de vrucht van uw schoot.
Waaraan heb ik het te danken,
dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt?
Zie zodra ik uw groet hoorde,
sprong het kind van vreugde op in mijn schoot.
Zalig zij, die geloofd heeft, dat tot vervulling zal komen
wat haar vanwege de Heer gezegd is.”
Beste vrienden
In die dagen reisde Maria met spoed naar het bergland.
Zo lezen we in het begin van het Evangelie voor deze zondag. Het voelt wat onlogisch. Deze lezing speelt zich af net na de aankondiging van de engel Gabriel: Maria is wonderbaarlijk zwanger van de Heilige Geest en ondanks dat ik zelf niet goed weet wat het is om zwanger te zijn lijkt het me persoonlijk een mooie gelegenheid om met de voeten omhoog op de bank te gaan zitten, en dan kan Jozef zorgen voor warme chocolademelk met slagroom. Maar niks daarvan, ze doet haar rugzak om en gaat liftend naar het Bergland toe.
Het is haast chocant hoe het er staat. Als we tegenwoordig al denken dat een zelfstandige reis misschien een beetje riskant is voor een jong meisje, probeer je dan de wereld van de eerste eeuw voor te stellen, met roofdieren en booswichten in elke spelonk. Maar Maria is geen moment bezig met haar angst voor het onbekende, of zelfs maar wat de buren betamelijk zouden vinden.
(De buren vinden haar toch al niet zo betamelijk, vermoed ik. Wat zal er over haar wel niet gezegd zijn in Nazareth? Die plek waar iedereen op elkaar let, maar niemand naar een ander omziet?)
Waarom gaat Maria naar het Bergland?
In de aankondiging van de Engel wijst hij al op Elizabeth. Als Maria vraagt hoe het mogelijk is dat zij een kind kan krijgen zegt de Engel: voor God is niks onmogelijk. Jij bent misschien nog te jong, maar Elizabeth – zegt de engel - was te oud! En toch heeft God besloten dat er wonderen moesten gebeuren. En, Maria, jij bent wel uniek – maar je bent niet de enige die uniek is! In Elizabeth heb je een vriendin, en jouw kind en dat van haar, Jezus en Johannes de Doper zullen een unieke band krijgen vanaf het vroegste begin.
Zo zet ze haar reis in om bij Elizabeth te komen. Er zijn nu eenmaal dingen waar je het niet met je man over kan hebben. Jozef begrijpt er geen snars van (dat komt nog) en Zacharias was letterlijk stomgeslagen, dus Elizabeth had de afgelopen maanden ook al niet zoveel aanspraak. En de buren, nou ja, daar heb je in dit geval ook niet zoveel aan. En dat terwijl er zoveel bijzondere dingen van God om je heen gebeuren! Nee, het is maar goed dat ze bij elkaar komen, met hun vieren.
Maria en Elizabeth, Johannes en Jezus komen bijeen, in het huis van Elisabeth. En Elisabeth voelt meteen wat er aan de hand is, niet uit haar zelf, maar door de nog ongeboren Johannes. Die is immers zo weten we uit het Evangelie een profeet vanaf de moederschoot. Hij wordt niet zoals Amos als volwassen man van achter zijn geiten weggetrokken, of dat hij zoals Elisa moest wachten totdat hij de mantel van Elia op zijn schouders gelegd kreeg. Hij is het vanaf het eerste moment. En dat heeft zo zijn gevolgen. (Naast dat Johannes misschien een beetje een ingewikkeld kind wordt)
En net zoals Johannes als volwassen man Jezus aankondigt, doet hij dat nu in het klein: door op te springen van vreugde. Springen van vreugde is in de Bijbel een reactie die volgt op dat we de voltooiing van Gods werk zien. We zien de uitdrukking terug in de psalmen, en ook meerdere keren terug in het Lukasevangelie: Zacharias zal ook opspringen van vreugde vanwege Johannes (Lukas 1:14)
Elizabeth benoemt de ongeboren Jezus als de Heer, de Godstitel. Zij weet wie hij is door die kleine profetie, dat sprongetje in de baarmoeder. Lang voor alle gesprekken over wie zeggen de mensen dat ik ben - en dan moeten de leerlingen maar een beetje gissen - is het al duidelijk voor Elizabeth.
God komt in de wereld door Jezus. En Jezus komt naar de mensen die hem verwachtten, ook al kennen ze de details nog niet.
Het grote komt altijd naar het kleinere toe, dat is een soort Bijbelse “natuurwet”. God komt naar Adam en Eva toe, God komt naar de aartsvaders en -moeders toe. God moet eerst naar het Joodse volk in Egypte komen voordat zij, op hun beurt, op pad kunnen gaan. Jezus trekt door het land heen om mensen te ontmoeten, en dan vertelt hij bijvoorbeeld het verhaal van de Vader die naar de Verloren Zoon rent.
En zelfs als Jezus nog ongeboren is, en zelf nog nergens komen kan, dan doet Maria dat voor hem. Zij brengt hem rond naar de eersten die naar hem uitzien. Zodat zij mogen delen in die vreugde en zij ook zichzelf mag sterken aan hun geloof. (Want denken dat Maria nooit iemand nodig heeft lijkt me helemaal niet zo`n vrome gedachte)
In die zin is de advent, het wachten op de komst van hij die groter is dan wij, misschien wel het meest christelijke seizoen, of beter: het seizoen dat het beste onze levenshouding uitdrukt. Wij mogen door ons leven heen veel doen, en sommige dingen laten, maar we doen dit in antwoord op een ontmoeting met Iemand die naar ons komt. Iemand die iets bijzonders bij ons oproept, een vreugde die we niet helemaal kunnen verklaren. Iemand die we ons hele verdere leven mogen leren kennen, steeds opnieuw en steeds beter.
Jezus de Heer.
Amen.