Saturday, 28 September 2024

26e Zondag in Gewone Tijd, Jaar B

 

In die tijd zei Johannes tot Jezus:
“Meester, we hebben iemand, die ons niet volgt,
in uw Naam duivels zien uitdrijven,
en we hebben getracht het hem te beletten,
omdat hij geen volgeling van ons was.”
Maar Jezus zei:
“Belet het hem niet,
want iemand, die een wonder doet in mijn Naam,
zal niet zo grif ongunstig over Mij spreken.
Wie niet tegen ons is, is voor ons.
Als iemand u een beker water te drinken geeft,
omdat gij van Christus zijt, voorwaar Ik zeg u:
zijn loon zal hem zeker niet ontgaan.
Maar als iemand
een van deze kleinen die geloven, aanleiding tot zonde geeft,
het zou beter voor hem zijn
als men hem een molensteen om de hals deed en in zee wierp.
Dreigt uw hand u aanleiding tot zonde te geven,
hak ze af;
het is beter voor u verminkt het leven binnen te gaan
dan in het bezit van twee handen in de hel te komen,
in het onblusbaar vuur.
Het is beter voor u kreupel het leven binnen te gaan
dan in het bezit van twee voeten in de hel te worden geworpen.
Het is beter voor u met één oog het Rijk Gods binnen te gaan
dan in het bezit van twee ogen in de hel te worden geworpen,
waar hun worm niet sterft en het vuur niet gedoofd wordt.”

Iedereen zal met vuur gezouten worden.   

Het zout is iets goeds; maar als het zout zoutloos wordt, waarmee zult ge het dan zijn smaak hergeven? 

Hebt zout in uzelf en leeft in vrede met elkaar.”  

 

Beste vrienden,

We horen vandaag harde woorden van Jezus. Woorden waar je bang van zou kunnen worden. Als we zulke woorden tegenkomen moeten we goed opletten. Wat is er dan aan de hand? Wat zeggen die woorden écht. Wat zegt ónze reactie erop?  

In uw kindertijd bent u misschien wel eens met hel en verdoemenis bedreigd  als u een verboden ding toch deed, of geen enthousiasme had voor iets wat juist wél moest. Ik denk niet dat dat voor u een fijne herinnering was. Als dit heel vaak gebeurt kom je daar als kind zelfs beschadigd uit.

Dreigen is geen fijne manier om je zin te krijgen. Als je moet teruggrijpen op dwang heb je het pleit eigenlijk al verloren. Het werkt misschien eventjes, maar de weerzin en opstand die je oproept blijven nog heel lang doorwerken.

Dat zie je goed terug in landen die gebouwd waren op dwang. Als u in Duitsland op vakantie bent en u bent eerst in het westen en dan in het oosten zie je veel verschil. Oost-Duitsers zijn zelfs dertig jaar na de Wende allergisch voor autoriteit en voelen vaker wantrouwen als iemand hen vraagt iets te doen waar ze geen zin in hebben. En als het dan toch moet gooit men de kont tegen de krib. Vaak werkt dreigen dus zelfs averechts.

Als we ons bedreigd voelen gaan de luiken dicht in ons hoofd. Daar voel je je niet vrijer door. En als we ons bedreigd voelen ín de kerk of zelfs dóór de kerk dan gaat het helemaal mis. We moeten dus goed kijken wat hier gebeurt in dit evangelie.

De kerk heeft altijd als regel gehad dat je in principe elke zondag naar de kerk moet komen. U kent dat misschien nog wel van vroeger. Daar zijn goede redenen voor. Niet in het minst dat als we maar een keer af en toe komen de woorden van God in isolement gaan zien en ze dan niet goed kunnen begrijpen. Deze zondag, is dat risico extra groot.

Als we deze woorden in isolement lezen gaan ze een eigen leven leiden en dat is ongezond. Geen enkele tekst staat op zichzelf er gaat altijd iets vooraf en er komt altijd wat na. Vorige week hoorden we wat er aan vooraf ging. Weet u het nog?

De apostelen ruziën over wie de grootste is onder hen en Jezus zet dan een kind in hun midden en zegt tegen hen, wees maar niet bezig met wie de belangrijkste moet zijn maar wees als zo`n kind. En als Jezus zo spreekt weet je: het gaat nooit alleen maar letterlijk om kinderen. Het gaat om veel meer mensen dan dat. Mensen die er misschien nog niet meedoen maar er ergens wel bijhoren.

Maar wat doen de apostelen nadat ze die mooie, wijze les van Jezus krijgen? Die gaan buiten op straat zo iemand lastig vallen. Iemand die andere mensen geneest in de naam van Jezus. Maar hij hoort niet bij de Jezusgroep. Hij heeft geen bevoegdheid om dat te doen. Zo lijken ze te denken. Genezen zonder licentie van de BV Jezus en Co.

Dat is wat geesten uitdrijven hier namelijk betekent. Mensen genezen van hun ziektes. En de leerlingen laten zich niet raken door wat er gebeurt, maar zijn met zichzelf bezig. Ze denken nog steeds dat álles alleen om hen draait. En ze zijn boos. Ze zijn boos omdat een buitenstaander wél mensen kan genezen, terwijl we eerder in het Marcusevangelie kunnen lezen dat het de apostelen zélf op eigen houtje niet lukt.

En wat hadden ze dat graag wel gekund. Want kunnen genezen is niet alleen een vorm van mensen helpen, het is ook een vorm van macht hebben, en aanzien verkrijgen. 

Ze lijken begaan om de eer van Jezus, maar eigenlijk is het om henzelf te doen. Jozua beklaagde zich in de eerste lezing over Eldad en Medad want als eerste dienaar van Mozes straalt een statusdaling direct op jou af. Het maakt nogal uit of je de dienaar bent van zomaar iemand, of de eerste dienaar van een koning (zo iemand noemen we namelijk normaal minister-president!)

Ik denk dat we wel kunnen raden waarom de Heer hen die kracht nog niet gegeven heeft. Want als ze dat zouden kunnen worden die ego’s nog groter. Het tegen elkaar opbieden gaat dan nóg harder door. Maar óh wat zouden ze het graag willen, om zo te bewijzen dat ze groter zijn dan anderen.Groter dan elkaar. Die macht zou een twistappel worden. 

En dan is er een buitenstaander. Die geneest. Zelf geneest. In naam van Jezus.

Beste vrienden, de twaalf zijn ziedend van afgunst.

En zij zijn het die de harde woorden van Jezus te horen krijgen. Die hebben ze nodig.

Want Jezus gaat hen een belangrijke opdracht geven, om de Kerk te leiden, en dat kan alleen goed gaan als ze niet denken dat het om hén draait. Want op kift, achterklap en afgunst, daar kun je geen kerk op bouwen. 

Als je jezelf namelijk groter maakt dan maak je ánderen kleiner. Op een gegeven moment zijn die anderen zo klein dat ze er voor jou  niet meer toe doen. Als je je zó gedraagt dan nemen mensen aanstoot aan je en gaan ze het geloof verliezen. Die bitterheid gaan ze nog lang met zich meedragen, misschien zelfs doorgeven.

Ik denk dat er wel voorbeelden genoeg liggen in de recente geschiedenis beste vrienden. Binnen en buiten de Kerk van mensen die andere mensen opjagen. Er zijn slechte leken geweest, en slechte priesters, en slechte bisschoppen. En sommige mensen zijn nu ook slecht. 

Dat is niks nieuws, dat is altijd zo geweest. Als u een middeleeuws schilderij ziet over het Laatste Oordeel zal het u opvallen; er wordt altijd een stevig contingent priesters, bisschoppen en kardinalen aan het spit geregen. Van de buitenkant leken ze de grootste, maar beter waren ze gehandicapt geweest dan dat ze onder het oordeel waren gekomen. 

Wie macht heeft in de Kerk moet al voorzichtig zijn. Maar wie macht wil en daar de grootste wil zijn  die is in groot gevaar. Ongeacht (gebrek aan) positie!

Dus ja, Jezus dreigt met hel en verdoemenis, maar hij bedreigt niet zomaar wat  gewone mensen om hem heen. Hij zet zijn hak níet op de nek van kleine mensen. Integendeel, Hij wijst mensen die macht willen over anderen op wat er kan gebeuren als hun vurige ambitie een realiteit wordt.

Dat vuur van afgunst, dat vuur van valse ambitie wat nu al in hen brandt, dat vuur gaat alles in je leven kapot maken als je het niet weet te doven. Lichaam en ziel gaan daaraan onderdoor. En aan het einde van de rit heb je niks bereikt.

Je kan beter kreupel of blind zijn dan toegeven aan dat vuur van afgunst en machtswellust, dát is veel minder erg.

Mocht u afgunstig zijn, of verteerd worden door valse ambitie (niet positieve ambitie, die iets constructiefs bereiken wil, maar de valse die anderen klein wil maken of houden), als u dat voelt. Ga onder een koude douche staan, word vrijwilliger in het bejaardentehuis (en probeer niet de grootste vrijwilliger te worden, of voorzitter van de vrijwilligersraad!), verzin een rustige hobby maar in Godsnaam zet geen stap verder op die weg. Die is heilloos.

We zijn allemaal door God geschapen en geroepen om belangrijke dingen te doen. Grote en kleine belangrijke dingen, dát maakt niet uit. Wat voor de één klein lijkt kan in werkelijkheid groot blijken (Mt 25:31-46) We zijn al belangrijk voor God – in alles wat we uit liefde doen – we hoeven het niet meer te worden.

Moge dat inzicht ons vrede geven en vreugde in alles wat we doen, door Christus de Heer.

Amen.

Saturday, 21 September 2024

25e Zondag door het jaar B

 

In die tijd gingen Jezus en zijn leerlingen weg van de berg en trokken Galilea door;
maar Hij wilde niet dat iemand het te weten kwam,
want Hij was bezig zijn leerlingen te onderrichten.
Hij zeide hun:
“De Mensenzoon wordt overgeleverd in de handen der mensen
en ze zullen Hem doden;
maar drie dagen na zijn dood zal Hij weer opstaan.”
Zij begrepen die woorden wel niet
maar schrokken ervoor terug Hem te ondervragen.

 Zij kwamen in Kafarnaüm
en, eenmaal thuis, ondervroeg Hij hen:
“Waar hebt ge onderweg over getwist?”
Maar zij zwegen, want ze hadden onderweg
een woordenwisseling gehad over de vraag
wie de grootste was.
Toen zette Hij zich neer,
riep de twaalf bij zich en zei tot hen:
“Als iemand de eerste wil zijn,
zal hij de laatste van allen moeten wezen
en de dienaar van allen.”
Hij nam een kind en zette het in hun midden;
Hij omarmde het en sprak tot hen:
“Wie een kind als dit opneemt in mijn Naam
neemt Mij op; en wie Mij opneemt
neemt niet Mij op, maar Hem die Mij gezonden heeft.”


Beste vrienden, 


Misschien heeft u het wel eens meegemaakt dat iemand tegen u zei: ik ga u eens precies zeggen wat ík denk, en dat u dan een mening hoort die exact hetzelfde is als een bekend persoon van bijvoorbeeld de televisie. Want diezelfde mening hoorde u van de week nog bij Vandaag Inside of in een ander programma, en dan vindt die persoon dat ook. Zelfs al noemt hij dat zijn eigen mening. 

 

En dat is iets van alle tijden en plaatsen. Vroeger praatten mensen de krant na: de Maasbode, of Het Vrije Volk - die laatste krant was dan voor mensen die vonden dat ze zélf goed nadachten. 

 

En tegenwoordig praten jonge mensen influencers na, die op TikTok of Instagram iets goed vinden, of verkeerd. Daar kunnen we ons vrolijk over maken, maar het is iets heel menselijks. Het was altijd zo, het zal altijd zo zijn! Mensen willen anderen nadoen of navolgen. En naar wie je dan moet luisteren is dan een hele belangrijke vraag. Maar wel op zo`n manier dat we tegelijkertijd nog kunnen doen alsof we het allemaal zelf bedacht hebben. Een ingewikkelde spagaat! 


Zo gaat het ook met de leerlingen van Jezus. In de tijd van Jezus was het de gewoonste zaak van de wereld dat je in de leer ging bij een wijze leraar. 

Die gaf niet alleen maar wijze lessen maar gaf ook het goede voorbeeld.  

Wat de leraar deed was misschien wel nóg belangrijker dan wat de leraar zei

 

Daarom schreven leraren zelf ook geen boeken, daar ging het namelijk niet altijd om, om de letterlijke woorden. Het ging om de hele voorgeleefde boodschap van de meester. En de meester moet je dan ook nadoen. Dat was wel eens een hele klus - want niemand was zo goed als de meester - maar het was wel belangrijk! Je moest het wel proberen! Je kon niet passief luisteren naar de lessen. In de leer zijn bij een wijze meester is praktijkonderwijs. 

 En in plaats van dat je cijfers kreeg werden de leerlingen in een rangorde geplaatst. De beste leerling mocht vooraan zitten en de minder goede in het midden, En wie er niet veel van bakte bungelde aan het uiteinde van de tafel. En opperleerlingen mochten later misschien ook meester worden. 

Gelukkig hoefden ze in die tijd tenminste niet te doen alsof ze het allemaal ook nog eens zelf bedacht hadden. Dat scheelt dan toch weer. 


Dát is wat er speelt onderweg met Jezus. Jezus heeft gezegd dat hij gaat lijden en daar snappen ze niet veel van. De Mensenzoon, degene die God vertegenwoordigt moet overgeleverd worden (het Grieks wil zeggen: het móét zo zijn, het is geen ongeluk, geen ongewenste rampspoed maar een besluit van de Allerhoogste). De Mensenzoon in de handen van de mensen gebracht. Dat ís onvoorstelbaar. 


Maar dat maakt wat er onderweg gebeurd des te bevreemdender. Ze hebben onderling kift gehad, over wie er de grootste is. De beste navolger van Jezus. Leerling extraordinair, Discipel Eerste Klas, de Vooraan-zitter. Maar terwijl ze daarmee bezig zijn vaart de waarheid weer eens ongezien langs hen heen. 


Want bij Jezus betekent navolging misschien wel een stuk meer dan rechtvaardig zijn, of mild, of wijs. Dat alles is goed om te zijn. Wie zou dat niet willen zijn? 

En er is ook niks verkeerds aan. Integendeel: waren meer mensen dat maar. Rechtvaardig, mild, wijs...

En toch is het niet genoeg. Want als het daarom gaat, gaan we ongemerkt de mensen weer indelen. Wie doet het het beste? Wie is er minder goed? Wie bungelt er aan het einde van de tafel? En dan heb je ook nog de mensen die dát niveau niet eens halen, maar die zien wij niet eens. Die mogen niet in de buurt van de tafel komen. Straks bezoedelen ze de meester nog , met hun negatieve energie


Jezus draait dat alles om, en hij begaat een stukje "objectonderwijs" en neemt er een kind bij. Nu was de Joodse cultuur van zijn tijd niet negatief over kinderen. Kinderen zijn een zegen! Maar dat wil niet zeggen dat kinderen dus ook altijd gezien werden. 

 

In de nabijheid van meesters en discipelen hoefden ze in ieder geval niet te komen. Dat mocht pas na de Bar Mitswa, als je zoon van de Wet geworden was. Dan had je misschien deel aan de discussies. 

Maar onder die leeftijd, nee. geen kinderen! Weet u nog, dat verhaal dat Jezus tegen de leerlingen zegt laat de kinderen tot mij komen? Waar dat mee begon? 

Dat begon met de leerlingen de kinderen wegjoegen

Daar heb je maar last van als je aandachtig naar de Meester wilt luisteren! En als Jezus het heeft over kinderen, gaat het natuurlijk niet alleen maar om kinderen. Dan gaat het om iedereen waar je (zelfs met goede bedoelingen) niet mee praat maar over praat. En wat moet je doen met dat kind? Je moet het opnemen dat wil zeggen: een plaats geven aan die tafel. Laten meedoen. Want meedoen is geen verdienste, het is liever een gunst, een genadegave: 


Jezus' Boodschap is radicaal. In onze verhouding met God zijn we allemaal kinderen. Een absoluut verheven, almachtige God zou geen reden hebben om naar ons te luisteren. Het is zo makkelijk om een Godsbeeld te hebben waarin het God is die de mensen opoffert voor zijn Grote Plan, zoals de Grootmeester een meesterlijk gambiet speelt! Maar de Grootmeester offert nooit zichzelf, de Grootmeester offert zijn schaakstukken, pionnen, paarden, lopers. 


Jezus zegt, door het Lijden in te gaan, zo is God niet. Als wij beseffen dat wij als kinderen zijn, betekent dat in Gods ogen niet dat we overbodig zijn, maar zien we vanuit onze kleinheid juist dat hij zich neerbuigt. 

 

Maar als God klein wordt, een lijdend mens wordt voor ons, dan is er voor ons ook een plek aan tafel. Niet vanwege onze menselijke wijsheid, rechtvaardigheid of mildheid maar vanuit Gods minzaamheid, vanuit zijn gunst. Zo beschouwd valt alle kift over wie de grootste is, Leerling Nummer Één, weg. 


Ook dát is de boodschap van het Lijden: we moeten niet willen heersen, geen theocratie willen vestigen, waarbij de Beste Leerling ook maar het land moet gaan regeren (wie is er immers rechtvaardiger? Milder? Wijzer?) we moeten integendeel samen zoeken naar een andere manier van samen-zijn, ongeacht achtergrond, geslacht, afkomst of voorkeuren. Degenen zoeken die anderen niet willen zien. Dát is onze opdracht. Dat is een opdracht voor leiders in de kerk, maar ook voor ons allemaal, want we zitten allemaal mee aan tafel en zijn dus samen verantwoordelijk voor de tafelorde. 


Als we het Lijden van Jezus niet begrijpen, moeten we ons afvragen wát het is, dat we niet begrijpen. Net als de leerlingen kunnen we vastzitten in verwachtingen en gedachten die niet gevestigd zijn op wat de Heer ons geven wil. 

Zoeken wij díé wijsheid, die ons dát inzicht geeft. 

Amen.




Saturday, 14 September 2024

24e Zondag door het Jaar

 

In die tijd trok Jezus met zijn leerlingen
naar de dorpen rond Caesarea van Filippus.
Onderweg stelde Hij aan zijn leerlingen de vraag:
“Wie zeggen de mensen dat Ik ben?”
Zij antwoordden Hem:
“Johannes de Doper;
anderen zeggen Elia
en weer anderen zeggen dat Gij een van de profeten zijt.”
Daarop stelde Hij hun de vraag:
“Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?”
Petrus antwoordde:
“Gij zijt Christus.”
Maar Hij verbood hun nadrukkelijk
iemand hierover te spreken.
Daarop begon Hij hun te leren
dat de Mensenzoon veel zou moeten lijden
en door de oudsten,
de hogepriesters en de schriftgeleerden verworpen moest worden,
maar dat Hij, na ter dood te zijn gebracht,
drie dagen later zou verrijzen.
Hij sprak deze woorden zonder terughoudendheid.
Toen nam Petrus Jezus terzijde
en begon Hem ernstig daarover te onderhouden.
Maar zich omkerend keek Hij naar zijn leerlingen
en voegde Petrus op strenge toon toe:
“Ga weg, satan,
terug!
want gij laat u leiden door menselijke overwegingen
en niet door wat God wil.”
Nadat Hij
behalve zijn leerlingen ook het volk bij zich had laten komen,
sprak Hij tot hen:
“Wie mijn volgeling wil zijn
moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen
en zijn kruis op te nemen.
Want wie zijn leven wil redden
zal het verliezen.
Maar wie zijn leven verliest omwille van Mij en het Evangelie
zal het redden.”

Dat als je iets wil vertellen, of bekend wil maken, dan zoek je een bijzondere plek uit. Als we iemand in Alkmaar een bijzonder eerbetoon willen geven, dan doen we dat op de Kaasmarkt, dan word je rondgedragen op een kaasberrie. Dat is leuk.

Bij de 8 oktober receptie binnenkort, wensen we elkaar een Goed Ontzet, dat doen we dan in de Grote Kerk. Dat past daar goed bij! Je zou het net zo goed kunnen doen in de sporthal van Overdie. Die is net zo groot. Toch zou dat niet helemaal hetzelfde voelen. Ook al was het gezellig en kwamen we veel mensen tegen die we kenden.

Voor een bijzonder moment zoek je een bijzondere plek uit. Een huwelijksaanzoek ziet er toch wat gekleder uit in Parijs of op het strand dan in een McDonalds langs een snelweg ergens ter hoogte van Lelystad.

Maar vandaag zijn we op weg met Jezus en alles gaat weer eens anders dan je zou denken. Er moet iets héél belangrijks gebeuren. Het wordt tijd dat de leerlingen uitspreken wat ze écht denken, écht voelen, écht geloven. En het is tijd voor Jezus om te vertellen wie hij écht is, en wat hij komt doen.

Dan zou je denken, daar zoek je een passende plek voor uit. Iets symbolisch. Jeruzalem ligt misschien wat ingewikkeld, maar er is vast een smaakvol zaaltje ergens in de koningsstad Betlehem waar de jonge David door de profeet Samuel tot koning werd gezalfd. Dat had wel wat gehad.

Maar nee. We zijn op een hele vreemde plek. Niks geen mooie symbolische stad, met veel geschiedenis. We zijn helemaal aan de rand van de kaart beland. In de buurt van Caesarea Philippi. Het was nog logischer geweest om toch maar voor dat wegrestaurant langs de snelweg te gaan. Dat ligt tenminste nog op de route. Caesarea Philippi …. Daar kom je zelfs niet zomaar langs als je op weg bent naar één of andere plek in het Joodse land. Integendeel, je moet vanaf de noordkant van het meer van Galilea langs de rivier de Jordaan helemaal omhoog wég van dat Joodse land.

De ruïnes van Caesarea Philippi kun je tegenwoordig nog vinden. Het ligt in de Golan, aan de voet van de berg Hermon. Nét in het door Israël bezette deel van Syrië, een paar kilometer van de bestandslijn.   

Caesarea! Ja, de naam zegt het al: dat is geen joodse stad. Integendeel: het is een epicentrum van heidendom. De streek heette vroeger Banias. “Pannije”. De hele omgeving van de stad was toegewijd aan de Griekse bosgod Pan. In en rond Caesarea stonden allemaal tempels en heiligdommen. Eén van de nieuwste tempels was gewijd aan de Romeinse keizer. En zo héét de stad ook: keizerstad. Romeinse Keizerstad. Net zoals in de Sovjet-Unie elk dorpje wel een Leninstraat moest hebben, of een Komsomolwijk, zo moest in de tijd van Jezus elke regio een Keizersstad aanleggen. Om de mensen er even aan te herinneren wie er écht de baas is in het land!

Dat lijkt een beloftevolle plek om aan je leerlingen te zeggen dat je de Messias bent, dat je het volk komt verlossen.

Maar Jezus heeft er een uitstekende reden voor. In Caesarea woont  namelijk een koninkje. Een joods koninkje. Caesarea Philippi was de hoofdstad van een vorstendommetje. En de plaatselijke heerser heeft een beroemde naam. Herodes Philippus de Tetrarch was namelijk een zoon van de beroemde koning Herodes, die we kennen.

Ze maakten deel uit van de joodse koninklijke familie: de Herodianen. Maar over dat koningschap had niemand nog een illusie. Ze zijn op papier dan wel joods, en ze “heersen” samen over de Joden, maar iedereen weet dat ze eigenlijk niks te zeggen hebben. Niemand neemt ze serieus. Ze zijn gekroonde landvoogden van de Romeinen.

En de echte insider, de tempeladel en hun aanhang, vinden de koninklijke familie zelfs niet eens écht joods. Hun familie is ooit joods geworden, maar ze komen uit Edom. Dan kun je zelfs de tempel in Jeruzalem gerenoveerd hebben, zoals Herodes de Grote deed, maar je hoort er nooit écht bij.  

De Herodianen zijn wèl slimme politici, dat zeker! Gehaaide overlevers in de gewelddadige politiek van die tijd! Waar als je niet uitkeek je elke ochtend dood wakker kon worden! Maar al die gehaaide politiek, en al die overlevingsdrift. Waar heeft dat toe geleid?

Soms, als je een belangrijke boodschap wilt brengen zoek je een plek uit met veel contrasten. Jezus maakt zich bekend als Messias, als de gezalfde, de Koning van Israël en doet dat bij de plek waar een échte vorst zetelt. Een beetje alsof je een dierenrechtengroep opricht bij de ingang van een slachthuis. Als zoiets gebeurt, dan is dat geen ongeluk. Dat is uitgekiend commentaar. Zelfs zónder dat je veel zegt over dat slachthuis, en wat daarbinnen gebeurt.

Kijk maar om je heen! Aan de vruchten herken je de boom! De hoofdstad van een joodse vorst? Overal staan heidense tempels! Vorst Philippus moet zelfs zijn eigen hoofdstad naar de Romeinse Keizer noemen. Hij bouwt zelfs een tempel voor keizer Augustus, waar hij als een God aanbeden kan worden! Is Philippus nu écht een joodse koning? Maakt hij iets waar van de Thora? Van de gerechtigheid van God?  

Nee! Sterker nog: hij moet van zichzelf hetzelfde zeggen als wat de opgehitste meute straks roept op Goede Vrijdag: wij hebben geen koning dan Caesar! En niet alleen Philippus de Tetrarch moet dat zeggen, de hele familie van de Herodianen zegt het hem na. Wij hebben geen koning dan Caesar! Hun kroon is hol! Er zit niks meer in!

Jezus zegt met zoveel woorden. Als jullie dát in mij zien, wat ik bén, een nieuwe koning, houd er dan rekening mee: het wordt niet dit. Het wordt heel wat anders. Het wordt zelfs iets volledig omgekeerds. Geen koning die een sluwe overlever is, en voor wie geen concessie te groot is voor een hapje macht: een koning die de wereld wint door zijn ziel te verliezen.

Petrus spreekt als eerste uit wie Jezus is, en dat maakt hem tot fundament van de Kerk. Die belijdenis maakt hem tot eerste van de apostelen, de Sleutelbewaarder die opent en dichtdoet. Maar de kracht van Petrus is ook zijn zwakte. Hij zíet het koninklijke in Jezus maar denkt nog in oude verwachtingen.

Als Jezus zegt dat hij het lijden in moet gaan, dan kan hij dát nog niet vatten. En dat is niet vreemd, want wie kan het wèl vatten? Maar van Petrus wordt meer verwacht. Maar Petrus heeft ook de antenne van een politicus – in het latere conflict over de spijswetten probeert hij ook concessies te doen om de boodschap voor iedereen aanvaardbaar te maken, en dan werkt het ook niet. En hier ook niet. Blijf je wandelen op de mensenweg, dan eindig je op een doodlopend pad: bij de Panbron en de Keizerstempel.

De rechtvaardigheid van God moet doorbreken en dat betekent ook dat er een oordeel komt over alles dat die rechtvaardigheid verwerpt. Maar wie kan dat oordeel dragen? Niet de mensen zelf, niet het volk. Enkel degene die zich werkelijk ten diepste verantwoordelijk voor hen maakt kan dat: de werkelijke koning. Jezus zelf.

Námens de mensen waar hij koning van is wil hij dragen wat er komt, namens God, wiens Messias hij is, kan hij zo de mensen bevrijden van het kwaad. Maar om dat te blijven begrijpen heb je een heel leven nodig.

En wat zegt dit alles óns? Het voelt zo ver weg. Abstract. En lijden doen we ook niet graag. Wat dat betreft lijken we allemaal erg op Petrus. “Dat God dat verhoedde”, denken we snel als we moeilijkheden op ons af zien komen. Dat is heel menselijk. Maar sommig lijden is onvermijdelijk, dat kán God niet verhoedden. Ander lijden is juist verheffend: dan wordt er geleden zodat anderen kunnen leven.

We denken dan aan de belijders en de martelaren, maar ook aan gewone mensen die moeilijkheden op zich nemen die anders andere mensen ten deel waren gevallen. Die mensen kunnen we dan kinderen van het Koninkrijk noemen. Want ze willen die koninklijke opdracht waar maken. Niet meer leven uit het ik maar uit liefde voor het leven instaan voor het leven van anderen. Zonder concessies. Ze beschikken op koninklijke wijze over hun inzet en hun leven om zo het leven te vinden.

Niet alleen even hier en nu, voor een korte ademtocht, maar voor altijd. Gedragen door de Geest.

Het kan ook zijn dat je dat niet doet, daar elke keer voor wegloopt. Dan doe je elke keer opnieuw een concessie. Iets van je opdracht, iets van wat alleen jij kan toevoegen aan de wereld brokkelt dan af. Iets van God verdwijnt, en iets menselijks keert er voor terug. En heb je alleen nog maar mensenwaardes en mensenbeelden om je heen, en geen koning dan Caesar, dan wordt het stil om je heen.

Dan kun je nog wel de papieren hebben, waarop staat dat je dit of dat bent. Maar in werkelijkheid stelt dat niks meer voor. En ten diepste weet je het zelf ook.

Dus laten we een andere weg nemen, we blijven hier niet, aan het einde van deze doodlopende weg naar Caesarea Philippi. We keren om en slaan de weg in naar Jeruzalem. De moeilijkheden tegemoet.

Amen.