Sunday, 13 April 2025

Pasen 2025

 

Op de eerste dag van de week
gingen de vrouwen zeer vroeg in de morgen naar het graf,
met de welriekende kruiden die zij klaargemaakt hadden.
Zij vonden de steen weggerold van het graf,
gingen er binnen,
maar vonden er het lichaam van de Heer Jezus niet.
Terwijl zij niet wisten wat daarvan te denken,
stonden er plotseling twee mannen voor hen
in een stralend wit kleed.
Toen zij van schrik bevangen het hoofd naar de grond bogen,
vroegen de mannen haar:
“Waarom zoekt ge de levende onder de doden?
Hij is niet is hier,
Hij is verrezen.
Herinnert u hoe Hij nog in Galilea tot u gezegd heeft:
De Mensenzoon moet overgeleverd worden
in zondige mensenhanden
en Hij moet aan het kruis worden geslagen,
maar op de derde dag zal Hij verrijzen.”
Zij herinnerden zich zijn woorden,
ze keerden van het graf terug
en brachten dit alles over aan de elf en aan al de anderen.
Het waren Maria Magdalena,
Johanna en Maria, de moeder van Jakobus;
de andere vrouwen die met hen waren
vertelden aan de apostelen hetzelfde.
Maar dat verhaal leek de apostelen beuzelpraat
en zij geloofden hen niet.
Toch liep Petrus ijlings naar het graf;
hij bukte zich voorover, maar zag alleen de zwachtels.
Daarop ging hij terug,
verbaasd nadenkend over hetgeen er gebeurd was.

 

De leerlingen hebben heel wat meegemaakt met Jezus. Ze zijn drie jaar met hem opgetrokken, vanaf het begin bij het meer van Galilea, door dorpen en steden binnen en buiten de grenzen van het Joodse land. Ze hebben gezien en gehoord wat Jezus verkondigde. En het bleef niet bij woorden, er waren ook tekens die wat hij zei kracht bijzette.

Niet iedereen ziet evenveel, en wie het wel ziet snapt het niet altijd. En wie het wel snapt mag er soms niks over zeggen. Als ze op weg zijn naar Jeruzalem, waar alles moet gebeuren beklimt Jezus met de drie naaste leerlingen de berg Tabor. Daar laat hij zichzelf zien in goddelijk licht. Dat is een grote openbaring. Maar die is niet voor iedereen op dit moment. Dat komt pas later.

Het lijkt wel dat hoe groter het wonder is des te minder mensen er bij mogen zijn. Dat zien we door het Evangelie heen. Tabor, zoals we gezegd hebben, enkel de drie hoofdleerlingen. De opwekking van het dochtertje van Jaïrus zijn ook alleen die drie er bij: Petrus, Johannes Jacobus.

En zo is het ook in de tuin van olijven, kort voor dat Jezus zijn lijden in moet gaan: alleen die drie zijn er bij. Maar alleen lichamelijk. Ze zijn in slaap gevallen terwijl Jezus bidt. Hier, op de grens, lukte het niet meer om er bij te blijven. Er gebeurt iets dat boven-menselijks is, zelfs niet meer vatbaar is voor de meest gecommiteerde leerling.

Na door het lijden en de dood heen te zijn gegaan – waar van de leerlingen enkel nog Johannes onder het kruis stond wordt het leeg en stil. Als Jezus in het graf is gelegd is er zelfs geen leerling meer te vinden. Ze hebben zich verstopt. Willen zich niet meer laten zien.

In de nacht, wanneer er niemand meer is, op het absolute nulpunt vindt de Verrijzenis plaats. Er zijn geen getuigen van de Opstanding zelf. Niemand was daarbij.

Als het inderdaad zo is dat hoe groter het wonder, des te minder mensen er bij zijn, dan weten we dus zeker. Met de Verrijzenis wordt alles anders.  Er is nu een nieuwe realiteit. Het oude heeft een zin en betekenis gekregen die het zelf nog niet vat. Het enige wat de eerste getuigen zien is het lege graf, en het getuigenis van de engelen. En er is geen leerling in zicht.

De eersten die het zien zijn de vrouwen. Dat is belangrijk, want volgens de Joodse Wet kon een vrouw geen getuige zijn. Enkel de verklaring van een man was betrouwbaar. Wat de leerlingen betreft is dat verhaal van het lege graf dus een absoluut nulpunt, een leeg verhaal over niks.

Dat moet ons niet verbazen, dit is niet alleen maar een verhaal over vooroordelen. Het past volledig in het Bijbelse patroon. De eerste wordt de laatste, de kleinste wordt de grootste en hoe belangrijker de boodschap is, des te beperkter is – in eerste instantie – het publiek. In kwantiteit en – naar menselijke maatstaven – kwaliteit.

Als alle leerlingen in een grote cirkel om het graf hadden gestaan, stopwatch erbij, met confettikanonnen en gastoeters, en het feest was losgebarsten als ze de steen omver zien vallen en Jezus als Johan Cruyff juichend, als na de Onmogelijke Goal tegen Atlético naar buiten komt….  Dan had dat niet geklopt. Het voelt verkeerd. Dat is niet hoe God te werk gaat.

God werkt het meest op de plek waar niemand op let, of waar de mensen rondlopen die er niet toe lijken te  doen. Zo beredeneerd kan de Verrijzenis enkel in stilte plaatsvinden, in het holst van de nacht, zonder iemand er bij. De wachters zijn weggevlucht of in slaap gevallen. En daar gebeurt het.

Wat blijft er over voor de getuigen? Een leeg graf, zwachtels, de zweetdoek netjes opgevouwen. En zo groeien de vragen, zo groeit de openheid voor dat het einde misschien wel niet het einde is. Er zal nog tijd overheen moeten. Paasvolk ben je niet van de één op de andere dag. Je moet als het volk in de woestijn langzaam het oude afleren om ruimte te maken voor het nieuwe.

God werkt altijd aan iets nieuws. Wat verloren lijkt kan zomaar weer een nieuw begin krijgen. Maar één ding weten we zeker. Dat nieuwe begint op een plek waar wij niet op letten. Dat nieuwe bevindt zich in onze blinde vlek, onze dode hoek en bij mensen die we niet goed zien. De eerste die er ons over vertelt is waarschijnlijk iemand die we niet willen geloven. Omdat we dat zo geleerd hebben, of we dat zo verwachten.

Wij leven hier en nu ook in een tijd waarin veel ophoudt, oude zekerheden verkruimelen. Misschien gaan een aantal dingen waar we zo vast in geloofden en ons aan vastklampten ook écht voorbij. Net zoals het koninkrijk van Herodes voorbijging, of de tempel voorbijging, of het Romeinse Rijk. Als de  tijd van leven voorbij is, dan is dat onvermijdelijk. Vastklamperij zal dan ook het verschil niet maken. Maar er komt ook weer iets nieuws. Of, datgene wat voorbij ging, krijgt een nieuw en onvermoed leven. Waarschijnlijk moet je daar dan wel voor eerst door lijden heen, of door een tijd van sterven en afsterven. Het nieuwe is een geschenk. Het is gratis maar niet vrijblijvend. De nieuwe toekomst vinden, volgen en bevestigen zal veel vragen. Maar dat ligt in de toekomst.

Voor nu is er vreugde, die mag groeien. De leerlingen mogen de verrezen Jezus opnieuw leren kennen. Hij gaat hen voor naar Galilea. Ze reizen weer door die oude streek, maar dan op een nieuwe manier. Zo gaan ze nieuwe mensen leren zijn. Wij mogen nu (vannacht/ in deze ochtend) delen in die vreugde. Vreugde dat God iets nieuws maakt, daar nooit mee ophoudt. De God van Leven maakt dat de dood niet het laatste woord heeft. Laten we onze ogen en oren dan open houden, voor dat eerste gerucht, uit onvermoede plek, dat er wat nieuws gebeuren gaat.

Amen.

Saturday, 12 April 2025

Witte Donderdag 2025

 

Beste vrienden,

 

Vanavond beginnen we met het Triduum van Pasen, wij staan naast Jezus in de dramatische climax van zijn leven, zelfgave, lijden en dood – met de belofte van verrijzenis. De lezingen voelen mysterieus aan, bloederig. Zeker het stuk dat we uit Exodus lazen. Er word achterom gekeken, naar de tijd in Egypte. De scharlaken symboliek van het bloed van het lam aan de deurpost waardoor de engel van de dood voorbijgaat.

In de Korintenbrief horen we de woorden die we kennen uit het Eucharistisch Gebed. Wat toen was, is nu hier aanwezig, maar vernieuwd en verheven. Geen bevrijding meer alleen uit aardse slavernij maar uit de dood. Uit de zonde. We gaan niet meer naar een beloofd land aan de andere kant van de woestijn. Maar we mogen als bevrijde mensen in een nieuwe relatie komen te staan met God en de mensen om ons heen.

Het Evangelie neemt ons mee naar de gebeurtenis van Witte Donderdag: het laatste avondmaal. Jezus met zijn leerlingen aan tafel, kort voor Pesach – het joodse paasfeest. Hij doet wat leraren altijd gedaan hebben. Hij werpt het oude niet omver, hij sluit zich aan bij de woorden en gebruiken die er altijd al waren. Maar hij geeft ze een geheel nieuwe zin en betekenis. Hij ontsluit een nieuwe dimensie. De cirkel wordt een bol. Je moet even met je ogen knipperen om die nieuwe vorm te herkennen, als je alleen maar cirkels gewend bent.

In de traditie noemen we wat er vanavond gebeurt dit: instelling van de eucharistie en het priesterschap, en dat is het ook. Dat zijn twee aspecten van de nieuwe vorm die gebracht wordt op deze avond.

Het laatste avondmaal is niet alleen maar de laatste maaltijd van Jezus met zijn vrienden voor hij het lijden ingaat, een belangrijk maar voorbijgaand moment in de tijd. Er wordt iets nieuws zichtbaar gemaakt waar het oude naar verwees. Elke cirkel is een doorsnede van een bol. Deze keer is de cirkel rond en wordt de nieuwe dimensie zichtbaar.

De instelling van eucharistie en priesterschap? Wat betekent dat?

Ten eerste

De maaltijd is een opdracht geworden, niet zomaar een gebod. Je blijft het doen om Hem te gedenken. En elke keer wanneer je dat doet ben je terug waar het begon, bij Jezus en de leerlingen. Zitten we mee aan tafel. De een breekt, de ander neemt en eet, maar je bent er samen. Het is niet telkens iets nieuws, wat steeds opnieuw uitgevonden moet worden, of een toevoeging, dat wij steeds wat extra’s moeten doen omdat er wat ontbreekt. Nee. We raken elke keer in gemeenschap – communie – met de Heer. Ook als we dat niet elke keer voelen, ook als we het niet helemaal begrijpen (begrepen de leerlingen het helemaal?), ook als we beperkt zijn en nog vastzitten in onze eigen tekortkomingen.

Die gemeenschap is echt, en het werkt in ons, bij de een langzaam, bij de ander sneller, maar er gebeurt altijd wat als we samenkomen rond brood en beker, rond lichaam en bloed. Er kan niet niets gebeuren wanneer we doen wat we doen.

Ten tweede  

De maaltijd vernieuwt ons. Mag ons nieuwe mensen maken. Leidt ons naar een pad van bevrijding, waar we minder bezorgd moeten zijn om onszelf, wat we zullen eten en drinken. Niet dat we opeens zorgeloos zullen zijn, maar het belangrijkste is er en gaat niet voorbij.

Uiteindelijk, ten derde, zien we in het gesprek tussen Jezus en Petrus over de voetwassing dat de bol van het geloof niet iets is wat je je zomaar voorstellen kan. Ik gebruik het beeld cirkel en bol om iets te laten zien, maar we moeten niet denken in termen van iets dat begrensd is, dat we ons zomaar kunnen voorstellen.

In de middeleeuwse theologie werd regelmatig een oude metafoor voor hoe God is aangehaald[1]: God is als een bol, maar dan één die oneindig groot is, en het centrum van die bol is dus overal te vinden. Overal: dat wil zeggen, in alles en iedereen.

Jezus is vrij om Petrus de voeten te wassen, omdat hij weet dat Petrus evengoed het middelpunt van alles is. Petrus voelt zich nog afgescheiden, kan niet aanvaarden wat het betekent werkelijk verenigd te zijn met Jezus, en dus zelf ook middelpunt te worden van aandacht, toewijding en liefde. Juist Petrus krijgt deze behandeling omdat Petrus door zijn hele leven heen een probleem blijft houden met zich afzonderen. In de nacht die komt (‘ik ken die man niet’), en zelfs later nog, wanneer hij  denkt dat hij zich moet conformeren aan de vooroordelen van anderen (Galaten 2:11-21) en zich afzijdig wil houden van zijn naasten. Moeite heeft om hen nabij te zijn.

En ondanks dat deze houding altijd met hem mee blijft gaan, als een piepend wiel aan de wagen, tot hij het hoe wankelmoedig ook, in Rome bij zijn bestemming aankomt en zichzelf door de Genade  overwint.

De moeite die hij daarmee heeft, maakt hem niet minder middelpunt van alle liefde, middelpunt van God. Net zo goed als u dat bent (of ik). Het is gewoon zo. Het kan niet anders zijn omdat God niets anders is dan dit. En in de eucharistie, door Jezus Christus, wil hij ons dit leren. Beetje voor beetje de vormeloze vorm van zijn bestaan leren kennen, zodat wij worden wie we zijn. Brandpunten, intiem verenigd, met God, met iedereen en alles wat bestaat.

Gaan wij zo op naar Pasen, door het donker van de nacht op naar het licht. Om God te leren kennen, door Jezus Christus, offerlam en overwinnaar. Staand als geslacht.

Amen.

 



[1] Onder andere door Meister Eckhart, maar de vergelijking gaat terug op een anoniem manuscript uit de 11de eeuw (Het Boek van de 24 Wijsgeren), de inhoud is waarschijnlijk veel ouder dan dat. Één opinie (Hudry, 2009) is dat deze definitie teruggaat op Marius Victorinus, een christelijke Romeinse filosoof uit de vierde eeuw, zelf geïnspireerd door neoplatoonse bronnen, waarschijnlijk Porphyrius.  

Thursday, 3 April 2025

Vijfde Zondag Vasten C

 

In die tijd begaf Jezus zich naar de Olijfberg.
’s Morgens vroeg verscheen Hij weer in de tempel
en al het volk kwam naar Hem toe.
Hij ging zitten en onderrichtte hen.
Toen brachten de schriftgeleerden en Farizeeën Hem een vrouw
die op overspel was betrapt.
Zij plaatsten haar in het midden en zeiden tot Hem:
“Meester,
deze vrouw is op heterdaad betrapt terwijl ze overspel bedreef.
Nu heeft Mozes ons in de Wet bevolen
zulke vrouwen te stenigen.
Maar Gij,
wat zegt Gij ervan?”
Dit bedoelden ze als een strikvraag
in de hoop Hem ergens van te kunnen beschuldigen.
Jezus echter boog zich voorover
en schreef met zijn vinger op de grond.
Toen zij bij Hem aanhielden met vragen
richtte Hij zich op en zei tot hen:
“Laat degene onder u die zonder zonden is,
het eerste een steen op haar werpen.”
Weer boog Hij zich voorover en schreef op de grond.
Toen zij dit hoorden
dropen zij een voor een af,
de oudsten het eerst,
tot dat Jezus alleen achterbleef met de vrouw
die daar was blijven staan.
Nu richtte Jezus zich op en sprak tot haar:
“Vrouw, waar zijn ze gebleven?
Heeft niemand u veroordeeld?”
Zij antwoordde:
” Niemand, Heer.”
Toen zei Jezus tot haar:
“Ook Ik veroordeel u niet;
ga heen en zondig van nu af niet meer.”

Beste vrienden,

Misschien heeft u wel eens een gesprek gehad die niet uit was op een dialoog. Hij (of, minder vaak, zij) wil alleen maar het eigen gelijk te berde brengen en als er naar je geluisterd wordt, dan is dat alleen maar om je ergens mee te kunnen vangen.

Dat is al vervelend, maar het gaat ook nog eens van kwaad tot erger. Anderen worden er ook bijgehaald. Niet als mensen om respectvol mee, of over te spreken, maar als een paspop, marionet, boksbal of offerdier.

Dat gebeurt vaker dan je denkt. Online of daarbuiten. Je denkt eerst: oh deze persoon is gewoon wat gepassioneerd over zijn onderwerp, en een kwartier later klotst de haat – tegen wat een beetje anders is, of wie je net te pakken kan krijgen, tegen de plinten.

Het gaat helemaal niet om de waarheid.

We zijn met Jezus in de Tempel, waarschijnlijk één van de voorhoven en hij onderwijst de mensen die om hem heen staan, we kunnen ons voorstellen dat dat allerlei mensen uit alle standen zijn, inclusief die mensen waar anderen niks mee te maken willen hebben. Zondaars, tollenaars.

Dan marcheren de farizeeën binnen met een vrouw die ze hebben betrapt op overspel. "Op heterdaad!" zeggen ze er triomfantelijk bij. Dat betekent: er kan geen misverstand zijn, en geen verzachtende omstandigheden, onder de Wet. Het is bewezen! Daarop staat de doodstraf! Nou Jezus, zeg het maar! Wat ga je doen? Stem je in met het oordeel?

Nu is dat een beetje het vreemde – de lat ligt nogal hoog in de joodse wet waar het gaat om aanklachten van overspel. Dit om te voorkomen dat vrouwen al te lichtzinnig beschuldigd konden worden. Je hebt er echt op moeten staan kijken om een aanklacht in te dienen. Zo nabij zelfs dat een redelijke vraag zou zijn: wat deed je daar eigenlijk?

Dit Evangelie heeft een beetje een weerklank van het verhaal van Susanna en de ouderlingen. De ouderlingen beschuldigen Susanna van overspel, maar dat kan eigenlijk alleen als ze haar continu in haar privé-domein stiekem hebben zitten beloeren.

Nu is deze Susanna misschien niet geheel en al onschuldig, maar het is wel weer tekenend dat de man in dit verhaal volledig ontbreekt. Je zou denken dat als je iemand in flagrante in overspel betrapt dat je dan twee mensen naar Jezus brengt om te veroordelen. Maar nee.

Volgens de Joodse Wet ben je allebei schuldig als overspeligen, man én vrouw (Leviticus 20:10) maar nu? Alleen de vrouw staat daar, met een roedel boze mannen er omheen.

En de schuldige man? Die valt op door zijn afwezigheid! Dat kan twee dingen betekenen. Hij is helemaal niet aanwezig, omdat de Farizeeën niet in het delict geïnteresseerd zijn anders dan als een handige manier om zwakkere of lastige mensen te pakken te krijgen. Maar er nog een andere optie. Misschien staat hij wel tussen de aanklagers.

Als je mensen heel hard beschuldigt van de meest verschrikkelijke dingen wordt je namelijk afgeleid van alle duisternis in je eigen hart. Dan denken mensen niet na over hoe slécht jij zou kunnen zijn. De aanklager plaatst zichzelf altijd boven degene waar naar gewezen wordt! Wanneer jij met je vinger wijst, let niemand op jou!

Tenslotte is het opvallend dat, als ze écht zo geschokt waren door wat er gebeurd was, ze de vrouw (en de man) wel naar de politie hadden gebracht. In plaats daarvan brengen ze (enkel) haar naar Jezus.

Nee. Het is de Farizeeën natuurlijk niet echt te doen om de zonde, of om de heiligheid van het huwelijk, of de theologie van het lichaam. Jezus wordt – denken ze – klem gezet door deze ‘truc’.

We hebben vorige week gehoord wat de klacht tegen Jezus was: hij praat met zondaars, gaat met ze om, en eet met ze, alsof het mensen zijn. Bah! Daar gaan we eens wat op verzinnen!

Aha, ik weet het. We beschuldigen haar, jeweetwelwie, (knipoog, knipoog), en brengen haar bij Jezus! Als Jezus haar niet veroordeelt, dan is hij niet zozeer een vriend van de zondaars, maar een vriend van de zonde! Dan laat Hij zien dat de Wet en de Profeten en alle geboden van het geweten voor hem niks waard zijn! Dan laat iedereen Jezus vallen. Dat is niet erg.

Als Hij haar veroordeelt, nou dan is het ook duidelijk: Jezus is helemaal geen vriend van de zondaars, hij is precies zoals de farizeeërs, en daar hebben ze geen problemen mee! Elke slechterik vind het maar wat fijn als jij afdaalt naar  hun niveau.

Een gemene val! Het gaat ze niet om de vrouw, of om de Wet, of om de moraal. De wet en moraal, dat is hier een wapen geworden om iemand de nek om te draaien. De Wet is nu is geen richtingwijzer van God meer, maar een dik boek met spelregels voor een machtspel. Degene die de regeltjes best uit zijn hoofd kent en te pas en te onpas kan gebruiken en misbruiken, die wint! Wat een cynisme!

En wat doet Jezus? Hij schrijft in het zand. Wat gebeurt daar?Het is het enige moment in alle Evangelies dat we lezen dat Jezus iets schrijft. En wat het ook is, de een na de ander druipt af, nadat hij tweemaal op de grond geschreven heeft zijn ze verdwenen. Er komen geen welles-nietes discussies waar Farizeeërs zo gek op zijn. Nee: Jezus schrijft in het zand, en de aanklager druipt af.

Eén uitleg is dat Jezus niet hardop zegt wat de farizeeërs op hun geweten hebben maar het ze zichtbaar maakt , in woorden die niet beklijven, woorden die zo door de wind weggevaagd zullen worden.

Hij zegt niet hardop: jij of jij ik weet wat jij de afgelopen zomer gedaan hebt, en ik zal het hier eens hardop zeggen. Hij schrijft in het zand, met verdwijnende woorden. Ook de farizeeën zijn mensen met een recht op omkeer.

Waar jij een ander van beschuldigt zegt de vinger in het zand -  dat leeft ook in jouw hart – weet je zeker dat je dit wilt doen? Als je een oordeel uitspreekt, veroordeel je ook jezelf.  

Dat is wat de welsprekende vinger zegt. Je kan zelfs zeggen, hier zien we de liefde van Jezus voor alle mensen doorbreken, niet alleen voor de gebroken buitenbeentjes, maar ook voor de opgefokte mannen die met tromgeroffel, slogans, driedelige pakken, statige mantels, wapperende vaandels en stapels zwartboeken en de mond vol laster naar de rechtszaal trekken.

Als de mannen (altijd mannen) zijn afgedropen, hun vaandel troosteloos op de grond achtergebleven, dan spreekt Jezus tot de vrouw. Ben je veroordeeld, nee. Dan doe ik dat ook niet, ga heen, zondig niet meer.

De valse beschuldiging – want zelfs als hij waar is was hij vals - maakt niet goed wat er gebeurd is. Maar de aanklacht ging ook niet om wat er gebeurd is. Die was slechts een middel tot een ander doel. Het bevredigen van machtswellust, of andere lage driften.

Jezus koppelt de mogelijkheid om te oordelen aan de gesteldheid van de persoon. Zoals Hij elders zegt, met de maat waarmee je oordeelt zal je geoordeeld worden, zo ook hier, wie zonder zonde is werpe de eerste steen. Dat is een uitgebreide manier om te zeggen dat alleen God het definitieve oordeel toekomt, niet de mensen. Zeker niet mensen die zelf zo beperkt en beschadigd zijn. En zich belachelijk, met hun woorden en hun manteltjes.

Enfin, wanneer we klaar zijn met het hebben van grote woorden mogen we kijken naar onze eigen tekortkomingen, onze fouten en die  uittekenen in het zand.

Daarna waaien die beelden en woorden ook weer weg. Ze definiëren ons niet, maken ons niet tot wie we zijn. Ze worden niet op ons voorhoofd getatoeëerd.

Jezus veroordeelt de vrouw niet, hij veroordeelt zelfs de farizeeërs niet. Nu ze met hun fouten geconfronteerd zijn mogen ze verder. De toekomst is in hun eigen hand. Mensen mogen hun eigen keuzes maken, en met vallen en opstaan verder geen op hun weg  

Jezus Christus maakt ons vrij van wat er achter ons ligt en opent de deur naar de toekomst. We mogen andere wegen en nieuwe paden gaan. Dit ontmoeting maakt ons vrij, en verandert ons in getuigen.  We proberen Zijn wil te doen.

Elke ervaring van vergeving, elke ervaring van vernieuwing mag dan ook een ervaring van bekering worden: een oproep om ons leven te veranderen, ons geloof te verdiepen en geen kwaad te doen.

Om het in de woorden van Paulus uit de Filippenzenbrief te zeggen,  die we vandaag ook gelezen hebben:  

ik vergeet wat achter me ligt
ik reik naar wat voor me ligt
ik storm af op het doel:
de prijs van Gods heerlijke roeping.

Amen.