In die
tijd sloeg Jezus zijn ogen ten hemel en bad:
“Heilige Vader, niet alleen voor hen bid Ik,
maar ook voor hen die door hun woord in Mij geloven,
opdat zij allen één mogen zijn
zoals Gij, Vader in Mij en Ik in U;
dat zij ook in Ons mogen zijn opdat de wereld gelove
dat Gij Mij gezonden hebt.
Ik heb hun de heerlijkheid gegeven
die Gij Mij geschonken hebt,
opdat zij één zijn zoals Wij één zijn:
Ik in hen en Gij in Mij, opdat zij volmaakt één zijn
en opdat de wereld zal erkennen, dat Gij Mij hebt gezonden
en hen hebt liefgehad zoals Gij Mij hebt liefgehad.
Vader, Ik wil dat zij die Gij Mij gegeven hebt
met Mij mogen zijn waar Ik ben,
opdat zij mijn heerlijkheid mogen aanschouwen,
die Gij Mij gegeven hebt
daar Gij Mij lief hebt gehad
vóór de grondvesting van de wereld.
Rechtvaardige Vader, al heeft de wereld U niet erkend,
Ik heb U erkend,
en dezen hier hebben erkend dat Gij Mij gezonden hebt.
Uw naam heb Ik hun geopenbaard
en Ik zal dit blijven doen,
opdat de liefde waarmee Gij Mij hebt liefgehad
in hen moge zijn en Ik in hen.”
Beste vrienden
Vaak, als ik mensen spreek, delen ze hun zorgen. Bijvoorbeeld over de samenleving. En dan gaat het vaak niet over kleine ergernissen of problemen, maar over de diepe verdeeldheid. Het lijkt wel alsof de ene helft van Nederland niet meer met de andere wil praten. En van luisteren komt ook al niet zo veel terecht. De éne groep trekt zich terug in een ivoren toren waarin je elkaar op de schouder kunnen slaan en je niks meer van buiten kan horen. De ander wentelt zich in slachtofferschap is overal tegen en gaat nergens mee akkoord. Zo krijgt niemand wat voor elkaar, maar dat schijnt ook geen zorg meer te zijn. Zo krijg je als land wat je verdient. Verdeeldheid en stilstand.
Er is een grote maatschappelijke malaise en het is een beetje de vraag wat je daar als kerk, als gelovige mensen bijeen, aan kan doen. We zijn dan misschien niet van de wereld, maar we zitten er wel middenin. Wij zijn geen gnostici – die geloven dat de werkelijkheid van ons geloof alleen maar in het innerlijk zit, onaangetast door de buitenwereld. We zijn christenen. We geloven dat God zich niet afscheidde van de wereld. Integendeel. Hij kwam de wereld in. De vleeswording is niet alleen maar een dogma, een hapje geloofsleer dat je doorslikken moet. Het drukt ten diepste ook een opdracht uit. Wij moeten iets toevoegen aan de wereld.
Wat voegen wij toe? Dat is wel een gewetensvraag. Het evangelie spreekt over liefde en eenheid. Wij denken dan misschien aan praktische dingen zoals kerkelijk bestuur of samenwerking over de muren van kerkgenootschappen heen, maar de werkelijkheid van het evangelie gaat dieper. Het moet echt iets authentieks zijn, persoonlijks, geestelijks. Het gaat hier niet om een eenheid die je afdwingen kan, per synodebesluit of Mandement. Het is niet de eenheid die wordt opgelegd door fractiediscipline of andere vormen van dwang of drang. Of een angstige eenheid, waar niemand wat zeggen of vinden mag omdat dat de rust verstoort. Iedereen voelt het verschil tussen échte en valse eenheid direct aan. En dat is belangrijk. Dat het echt is, dat mensen voelen dat het echt is. Onze authenticiteit is namelijk niet enkel van ons. Wat de kerk is, wat christenen zijn zegt iets over wie God is. Je maakt in je doen en laten letterlijk iets zichtbaar (of iets onzichtbaar, als je het verprutst!)
De volmaakte eenheid van het Volk van God is een andere. Het kan geen eenheid zijn die diversiteit ontkent, maar mensen ontmoet waar ze zijn. Ze respecteert voor wie ze zijn, en hen serieus neemt: ook al vinden ze dingen waar je het niet mee eens bent. Het is ook getuigen van de waarheid, ten dienste van wie niet gezien en gehoord worden. Dat betekent niet per se dat je met een spandoek en een megafoon het verkeer moet gaan versperren. Met een megafoon kun je geen gesprek voeren, hooguit een ander overschreeuwen. De kerk is ook geen partij, voor dit of tegen dat – en moet zich ook niet tegen partijen aanschurken. Al zijn ze even populair, beloven ze je gouden bergen en staan er prachtige dingen in het grondslagendocument. Spreek mensen welwillend, kom waar je uitgenodigd wordt, maar laat je niet inpakken. Je weet nooit hoe dat afloopt.
Soms hoor je ook van kerken die versmolten zijn met de overheid. Of landen waar de geestelijkheid elke week de preek opgestuurd krijgt door het ministerie van Godsdienstzaken. Daar is ongetwijfeld vrede en eenheid, maar dat is de vrede die de wereld je geeft; niet de vrede die je van God krijgt.
Nee, laat de kerk – en dus wij allen – een plek zijn waar we eenheid en vrede leren. Openstaan voor mensen. Welwillend zijn. Een plek waar we eerst luisteren en dan bedachtzaam spreken.
Als we doen wat we moeten doen, is dat getuigenis genoeg en maken we ruimte. In die ruimte is er plek voor de hele wereld om in vrijheid te erkennen dat het God is die de Heer heeft gezonden, en de wereld liefheeft met alle liefde die Hij heeft.
Amen.