![]() | |
Christus in de Wildernis, 1872 |
In die
tijd ging Jezus, vervuld van de heilige Geest,
weg van de Jordaan.
Hij werd door de Geest naar de woestijn gevoerd,
waar Hij veertig dagen verbleef
en door de duivel op de proef werd gesteld.
Gedurende die dagen at Hij niets
en toen ze voorbij waren kreeg Hij honger.
De duivel zei tot Hem:
“Als Gij de Zoon van God zijt,
beveel dan aan die steen daar dat hij in brood verandert.”
Jezus gaf hem ten antwoord:
“Er staat geschreven:
De mens leeft niet van brood alleen.”
Daarop voerde de duivel Hem omhoog
en toonde Hem in een oogwenk alle koninkrijken der wereld.
En de duivel sprak tot Hem:
“Ik zal U alle macht geven over deze heerlijke gebieden
want ze zijn mij geschonken,
en ik geef ze aan wie ik wil.
Als Gij dus in aanbidding voor mij neervalt,
zal dat alles van U zijn.”
Toen antwoordde Jezus hem:
“Er staat geschreven:
de Heer uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen.”
Daarna bracht de duivel Hem naar Jeruzalem,
plaatste Hem op de bovenbouw van een tempelpoort
en sprak tot Hem:
“Als Gij de Zoon van God zijt,
werp U dan vanaf deze plaats naar beneden;
want er staat geschreven:
Aan zijn engelen zal Hij omtrent U het bevel geven
U te beschermen
en zij zullen U op de handen nemen
opdat Ge uw voet niet zult stoten aan een steen.”
Maar Jezus gaf hem ten antwoord:
“Er is gezegd: Gij zult de Heer, uw God, niet op de proef
stellen.”
Toen gaf de duivel al zijn pogingen om Hem te verleiden op
en hij verwijderde zich van Hem tot de vastgestelde tijd.
Beste mensen,
Eerder deze week was ik een stukje aan het schrijven over de Vastentijd, en ik zocht daar een plaatje bij. Dat had wel wat voeten in de aarde, want je breekt je voeten over alle goedbedoelde clipart met zachtbruine kruisjes in zachtgele woestijntjes. Als u mij een beetje kent weet u, ik ben daar niet zo van. Dan maar, dacht ik, een schilderij. Maar dat verlegde het probleem alleen maar. De ene na de andere triomfantelijke Jezus die de duivel als een vervelende bromvlieg van zich afslaat. En de duivel heeft natuurlijk ook bokkenpoten en dikke hoorns op zijn hoofd. Anders herken je hem niet.
Dat spreekt me ook niet aan. Het lijkt allemaal te makkelijk. Als het allemaal zo makkelijk was hadden we vandaag een lege pagina gehad in het Evangelie. Er was niks gebeurd om over te vertellen. Ja de duivel kwam even buurten, hij was goed te herkennen hoor. Maar één klets wijwater en een plechtig gebed uit het Rituale Romanum en het was weer gedaan.
Nee, daar gaat Lucas geen moeite voor nemen om zo`n bagatel op te schrijven.
En toen kwam ik een ander schilderij tegen. Ivan Kramskoy, Christus in de Wildernis, 1872. Het is in de vroege ochtend, het licht is koud. En Jezus zit er een beetje verlaten bij. In de wildernis. En je ziet verder niemand. Ook geen duivel. Want de duivel loopt niet rond in zijn boevenpak hè? De strijd vindt van binnen plaats. Jezus heeft het er maar moeilijk mee. Zijn handen zitten verkrampt inééngestrengeld.
Het is een heftig schilderij. Maar eerlijk. Het vertelt de waarheid.
Want de waarheid is: ieder mens heeft een haakje. Ieder mens kan ergens mee worden verleid. (Of je daar op ingaat of niet is een tweede, maar verleiding voelen kan iedereen.) Iedereen kan zichzelf uit handen geven voor iets wat hij heel graag zou willen. Iets dat niet tot de kern van je leven behoort, iets wat je zelfs afleidt van wat je echt moet doen… Maar waar je je zo toe aangetrokken voelt dat je het moeilijk kan laten liggen.
Ieders verleiding ligt ergens anders. Er is zelfkennis voor nodig om te weten waar zo`n haakje zou kunnen zitten, en wat dat haakje gaat doen als je er ruimte aan geeft. Er zijn hele oppervlakkige verleidingen, net zoals er oppervlakkige mensen zijn. Seks, bijvoorbeeld. Heel oppervlakkig. Erg effectief, bij veel mensen.
Aan de verleidingen ken je de mens. En we mogen nu even in het hoofd van Jezus kijken. Hij geeft zich bloot. We zijn in de vastentijd, Jezus wordt van alles ontdaan, op weg naar het kruis. En het eerste waar hij van ontdaan is de illusie van onkwetsbaarheid. Jezus kan worden verleid, met een aantal hele specifieke dingen. En die vertellen ons iets over wie Hij is. We gaan even kijken.
Drie dingen, die hij zou kunnen doen. Maar die gaan afleiden. Heel slecht uit gaan pakken.
De eerste. Stenen in brood veranderen. Vrij van gebrek zijn. Niks meer tekort komen. Het lijkt niet eens zo gek. Het lijkt niet op overdaad. Er staat niet stenen in juwelen, of stenen in goud, dat je alles kan kopen wat je wil! Nee, stenen … in brood. Gewoon vrij zijn van angst voor gebrek. De zekerheid hebben van dagelijks brood. Zekerheid van leven….
Daar zouden veel mensen wel wat voor over hebben. Hier tekenen op de stippellijn Jezus. Je hoeft maar een klein beetje buiten de lijntjes te kleuren. Niemand hoeft het te zien, niemand hoeft het te weten. Maar hij doet het niet.
Als mensen om hem heen in onzekerheid leven, dan deelt Hij die onzekerheid. Hij staat er niet boven.
Dan pakt de Verleider uit. Hij zet nu groots in. Macht. De koninkrijken van de wereld. In jouw handen. Je kan de keizers voor je laten knielen. En ook weer, ik denk niet dat dat is omdat Jezus Superkeizer wil worden. Kijk: sommige mensen zijn machtswellustelingen. Ze zullen alles en iedereen kapotmaken om maar een greep naar de holle kroon te kunnen doen. Zelfs hun vrienden en bondgenoten vallen ze in de rug aan! Onvoorstelbaar! Maar Jezus is niet één van die mensen.
Maar stel dat je macht zou krijgen om goed te doen. Dat je mensen zou kunnen dwingen zich te gedragen, dat je maar een woord van macht hoeft te spreken – zoals Jezus tegen de boze geesten doet – en zelfs de grootste tiran verwelkt acuut, en trekt zich met zijn legers terug, en laat de mensen gerust. Een Ring van Macht om je vingers. Om goed te doen.
Maar wie In de Ban van de Ring gelezen heeft weet dat je een Ring van Macht niet ongestraft om je vinger kan schuiven. Dat is niet hoe macht werkt. En Jezus is gekomen niet om te heersen over de wereld, maar om alles wat in de wereld speelt te ondergaan.
Macht is dan een afleiding. Nog gevaarlijker dan goochelbrood! Niks daarvan!
Dan komt de derde. Het klinkt raar, van de Tempelpoort afspringen en veilig landen. Wat is dat nou voor verleiding. Het gaat niet om alleen maar onkwetsbaarheid. Het gaat om iets anders. Aandacht. Erkenning.
Dat de mensen zien wie je bent. Je wel moeten erkennen. Want je staat overal boven. Iedereen kan je zien neerzweven. Vervuld van Goddelijke kracht. Niemand gaat je ooit vergeten! Je hebt de zekerheid dat je nooit vergeten wordt, de zekerheid dat iedereen je fantastisch vindt. De waardering waar je recht op hebt. Die kun je krijgen! Even een klein sprongetje. En dan ben je nooit meer alleen.
Nooit meer alleen.
Wat moet Jezus eenzaam geweest in zijn leven. In Nazareth. Maar daarna ook. Want die drie verleidingen gaan van kwaad tot erger, ze gaan recht in Jezus zijn ziel. De duivel pelt Jezus af als een ui.
Angst voor gebrek, één. Dat is nog maar de buitenkant. De wil om goed te doen, dat is twee. Dat is wat Hem motiveert! De wereld genezen! Maar daar dan nog onder ligt een kern, de angst voor verlatenheid. Het verlangen dat een ander je ziet, erkent, waardeert.
Nooit meer alleen.
Ja, die komt het meest dichtbij.
Maar hij moet een andere weg gaan. Zijn koningschap ligt niet op tafel. Hij heeft lang in het verborgene moeten leven – terwijl zijn grote verlangen is om gekend te zijn. Te worden begrepen. Leerlingen, apostels om zich heen ja. Maar die begrijpen hem vaker niet dan wel.
Eenzaam, zelfs binnenin je eigen groep.
En uiteindelijk aanvaarden dat je wordt afgewezen. Dat mensen om je heen weglopen, je achterlaten.
En uiteindelijk de diepste verlatenheid, dat Jezus aan het kruis zelfs zijn verbondenheid met God niet meer voelt. “Mijn God mijn God waarom hebt gij mij verlaten… “ En zelfs wanneer hij dat zegt wordt hij nog niet begrepen. De mensen denken dat Eli Eli lama sabachtani betekent dat hij om Elia roept.
En toch haalt hij het ergens vandaan dat hij nee zegt. “Nee. We gaan God niet op de proef stellen”, want zelfs als je slaagt voor de proef, zak je er voor. Dat is niet waar je voor kwam. Maar dat antwoord moet uit zijn tenen gekomen zijn.
Waarom kan Jezus nee zeggen tegen deze drie verlangens, die hem zo ter harte gaan? Waar haalt hij de kracht vandaan om nee te zeggen? Ik dat gewoon een soort infuus van boven? Nee. Het is geen toverij. Jezus kan nee zeggen tegen de verleiding omdat hij zelfkennis heeft.
Hij weet wie hij is. Hij kent zijn relatie met God. Hij voelt waarheen zijn roeping gaat. Nog niet volledig scherp. Maar er zijn genoeg contouren. En hij weet waar zijn eigen zwakheden liggen. Hij kent zijn eigen angst en pijn. Hij doet niet alsof hij onkwetsbaar is. Zonder zonde, ja, maar niet zonder littekens. En enkel als je je littekens kent heb je vrijheid om de haakjes die je kunnen vangen te zien.
Wij bevinden ons nu ook in een woestijn, geen letterlijke natuurlijk, maar wel voor veertig dagen. Wij zijn uitgenodigd om afleidingen terug te brengen tot een minimum. Niet om onszelf te pesten maar zodat we ons beter leren kennen. Zelfkennis kweken in het licht van God. Doen we dat niet, krijgen we onszelf niet helder, dan komt ook onze relatie met God niet uit de verf.
Sterker nog: we kunnen dan makkelijk worden afgeleid door iedereen die een haakje op ons pad gooit. (En vaak hebben we geen duivel nodig, wij zijn zelf wel onze ergste vijand, daarom moeten we ook van onszelf houden!)
We groeien in zelfkennis, niet uit paranoia, maar omdat we weten dat we sukkelaars zijn – kwetsbare mensen. Mensen met gaten in ons hart. En in zo’n gat past altijd iets wat ons niet verder helpt.
Voor de één erkenning, die je nooit gehad hebt. Voor de ander échte intimiteit, warmte met je medemens. Voor de ander de koortsige obsessies met de wereld, die onbeheersbaarder is dan ooit. Dat als we maar steeds langer in die afgrond staren we er wél grip op krijgen. Voor veel mensen: angst voor auto, woning, welvaart. Dat we maar geen stap terug moeten doen! Wat zijn veel mensen daar bang voor. En ik ga er ook niet lacherig over doen. De angst is echt, want het gat in ons hart is echt. We moeten er mee leren omgaan en dat kan niet door te doen alsof die gaten er niet zijn. Of dat we er zomaar “boven staan”.
Als (als!) je er boven staat, dan heb je er eerst lang mee gevochten. Het is nooit zomaar klaar.
Mogen we onszelf zo weer leren kennen in deze tijd. Opnieuw leren wie wij zijn, gatenkaas en al, vanuit onze relatie met God. Wordt dat helderder, dan zijn we ook vrijer, moediger, en , ja, sterker. Dan kunnen we ook datgene aan wat de wereld ons toewerpt. Want wat het ook is, we staan er nooit alleen voor.
Amen.