Saturday, 28 January 2023

Vierde Zondag in Gewone Tijd 2023

 

Toen Jezus de menigte zag, ging Hij de berg op
en, nadat Hij zich had neergezet, kwamen zijn leerlingen bij Hem.
Hij nam het woord en onderrichtte hen aldus:
“Zalig zijn de armen van geest,
want aan hen behoort het Rijk der hemelen.
Zalig de treurenden,
want zij zullen getroost worden.
Zalig de zachtmoedigen,
want zij zullen het land bezitten.
Zalig die hongeren en dorsten naar gerechtigheid,
want zij zullen verzadigd worden.
Zalig de barmhartigen,
want zij zullen barmhartigheid ondervinden.
Zalig de zuiveren van hart,
want zij zullen God zien.
Zalig die vrede brengen,
want zij zullen kinderen van God genoemd worden.
Zalig die vervolgd worden om de gerechtigheid,
want hen behoort het Rijk der hemelen.
Zalig zijt gij, wanneer men u beschimpt, vervolgt
en lasterlijk van allerlei kwaad beticht om Mijnentwil.
Verheugt u en juicht, want groot is uw loon in de hemel.”

 

Beste vrienden,

Als u in een boekwinkel komt vindt u daar vele meters aan zelfhulpboeken. Boeken waarin staat hoe je leven er beter uit kan gaan zien. Dat moet je doen door anders te gaan denken of andere dingen te gaan doen. Als je je trouw aan het programma van de schrijver houdt dan belooft hij of zij je gouden bergen. Zulke boeken vinden altijd gretig aftrek. Het idee dat wat we doen of hoe we tegen het leven aankijken invloed heeft op ons levensgeluk zit diep in ons. Er zit ook wel een kern van waarheid in.

Je kan er echter ook teveel in geloven. Dan ga je misschien denken dat je alles zelf in de hand hebt, en dat je zelf elk moment verantwoordelijk bent voor je geluk. Dan wordt die hoopvolle boodschap dat je misschien iets aan je eigen leven kan verbeteren een soort dwingeland. Je kan dan naar niks of niemand anders meer wijzen als je ongelukkig bent. Ben je treurig? Dan had je maar beter moeten mindfullnessen of je nauwer aan de Twaalf Regels voor het Leven moeten houden.

Je kan dan zo geobsedeerd raken door jezelf telkens te willen verbeteren dat je er juist extra ongelukkig van wordt. Zo gaat dat als mensen het gevoel hebben dat zij in hun eentje verantwoordelijk zijn voor hun welzijn, dan jaag je uiteindelijk achter je staart aan.

Het Evangelie vertelt ons een ander verhaal. Daar wil ik het kort even over hebben. Ik had het gisteren met een vriend over dit evangelie en ik zei: “ik zou er eigenlijk een hele prekenserie over moeten schrijven, negen preken. Eén over elke zaligspreking”, dan pas doe je er een beetje recht aan.  Hij vond dat een uitstekend idee en ik ook wel maar – ik heb helaas geen anderhalf uur om te spreken vandaag. Geen negen preken achter elkaar vandaag.

We moeten ons beperken, dus ik wil de Evangelietekst van vandaag samenbrengen tot drie vragen, en daar dan wat over zeggen.

Ten eerste: aan wie is de boodschap van de Zaligsprekingen gericht?

Ten tweede: wat betekent die zaligheid, dat geluk die mensen beloofd wordt?

Ten derde: hoe hangt die zaligheid samen met wat je doet en hoe je in het leven staat?

 

Ten eerste: aan wie is de boodschap van de Zaligsprekingen gericht? Dat is “de menigte”, dat wil zeggen: aan iedereen. Iedereen die Jezus wil volgen. De Bergrede – waar dit het begin van is – is een boodschap voor alle mensen. De zaligsprekingen zijn geen Acht Wetten voor een kleine spirituele elite, of een topkader van geestelijke atleten. Het is een boodschap en een opdracht die universeel is, die aan alle mensen is gericht. Het is er niet alleen maar voor superchristenen, of alleen voor geestelijken of religieuzen. Het is er écht voor íedereen. We zullen iets later zien waarom dat belangrijk is om te weten. Dat is één.

Dan ten tweede: wat is “zaligheid”?  

Het woord zalig, wat betekent dat? We gebruiken in het gewone taalgebruik eigenlijk alleen nog als we het hebben over een stuk chocoladetaart of iets dergelijks.  

Nieuwe bijbeluitgaves hebben vaak geprobeerd het Griekse woord anders te vertalen. Bijvoorbeeld met “gelukkig” of “blij” maar ook dat dekt de lading niet goed. “Gezegend” is misschien nog de beste optie, wat betekent dát dan?.

Het betekent in ieder geval niet zomaar “gelukkig zijn” of “lekker in je vel zitten” en het heeft al helemaal niks met “wellness” van doen. Je kan niet naar een therapeut of een coach stappen om te leren om gezegend te zijn. Een zegen krijgen, een zegen zijn, dat kan nooit in je eentje. Het kan alleen binnen een relatie. Om precies te zijn: het gaat hier om de zegen die volgt vanuit een relatie met God. Dat geluk dat daar uit voortkomt wordt uiteindelijk voorbij de grenzen van ons leven verwerkelijkt. Het wordt niet in dit leven voltooid.

Het is geen toeval dat we de Zaligsprekingen uit Mattheus altijd lezen bij de viering van Allerheiligen, als we denken aan de mensen die leefden vanuit Gods belofte. Het geluk waar het in de Zaligsprekingen om gaat is namelijk uiteindelijk te groot voor dit leven. Het is het geluk van de heiligen in de Hemel: te groot om te bevatten.

Je hébt dat geluk waar het hier over gaat nu nog niet. Dat is onmogelijk. Sterker nog: het tegendeel is vaak waar! Het leven is zwaar en misschien heb je zelfs verdriet, maar Gods zegenwerk is ingezet en we zullen wonderen zien. De zaligheid waar over gesproken wordt is een actief en dynamisch principe dat ons hele leven in beweging zet. Het is zeker geen doekje voor het bloeden of een zoethoudertje voor als het leven pijn doet! Gods zegen is hier als een batterij die ons nieuwe kracht geeft, geen doekje voor het bloeden.

Zaligheid, gezegend zijn, dat is het geluk dat volgt op de doorleefde ervaring van de liefde van God. De kennismaking met die liefde zet ook ons leven in beweging. Daar worden we andere mensen van. Zo komen we dan op het derde punt:

Ten derde: hoe hangt die zaligheid samen met wat je doet en hoe je in het leven staat?

De hele Bergrede, waar de zaligsprekingen het begin van zijn geeft een diepe visie weer over hoe je als mens kan leven. De Bergrede is gevuld met dramatische voorbeelden en indringende woorden. Het  is een poëtische visie-tekst, en dus geen opsomming van regels. Als we het zouden proberen te lezen als een nieuwe serie wetten of regelementen dan gaat mis.

En als we terugdenken aan het feit dat het geluk waar het hier over gaat geluk is dat voortkomt uit de vereniging met God voorbij de grenzen van ons leven begrijpen we ook waarom de zaligsprekingen geen wetten of gedragsregels kunnen zijn. Dan zou de hemel iets zijn wat je zou kunnen verdienen als je je maar goed aan Gods reglementen houdt!

De Bergrede zegt ons dus niet voor wat we moeten doen, maar eerder wie we moeten zijn[i]. We moeten op pad naar God ons karakter blijven vormen en we lezen in de Zaligsprekingen terug hoe zo`n gezegend karakter er uit ziet. Ze zijn een soort stip op de horizon. Je zal er nooit helemaal raken maar je weet wel welke richting je uit moet gaan.

In het kort ziet dat er als volgt uit:

Gezegende mensen zijn de “armen van geest”, de treurenden en de zachtmoedigen. In het kort gezegd: mensen die niet vol zijn van zichzelf. Mensen die zich niet onttrekken aan het verdriet in de wereld, en niet proberen keihard zaken te forceren.  

Het zijn mensen die hongeren en dorsten naar gerechtigheid, barmhartigen,
en zuiveren van hart
. Mensen die vervuld zijn van Gods visie voor het goede leven en dit op een integere manier nastreven, zonder er op uit te zijn op wraak of afrekeningen met mensen die hun ooit gekwetst hebben.

Tenslotte zijn het mensen die vrede brengen waar ze komen, ook als anderen hun goed met kwaad vergelden en je inzet naar het oordeel van de wereld helemaal geen vrucht draagt.

Het spreekt voor zich, daar zul je nooit klaar mee zijn. Het pad van de zaligsprekingen is een beetje als een ladder naar de Hemel. Je mag zelf proberen om wat hogerop te komen, meer naar die visie te leven, maar je moet niet denken dat je er op eigen kracht helemaal kan komen. Integendeel leef je uit de verwachting dat wie zich laat leiden door het verlangen om steeds dichter bij God te komen en daar ook aan werkt, dat God er dan ook voor zorgt dat je op je bestemming aankomt.

Juist doordat de Bergrede aan alle mensen gericht is volgt daaruit dat iedereen ook een stap kan zetten op die ladder, iedereen kan een poging doen om minder vol van jezelf te zijn, of milder te worden of te werken aan vrede in je omgeving.

De zaligsprekingen zijn geen Hoge Woorden die geen betrekking hebben op ons leven. Integendeel, ze zijn een uitnodiging aan iedereen, een uitnodiging om God te leren kennen, op Hem te vertrouwen en steunend op zijn belofte ons best te doen om ontvankelijkere mensen te worden, minder vol van ons eigen. Mensen in wie Gods liefde, Gods zegen al tijdens ons leven begint op te lichten.

Amen.

 

 

 

 



[i] Martin Dibelius (Sermon on the Mount, 137)

Saturday, 14 January 2023

Tweede Zondag in Gewone Tijd 2023

Lezing: Johannes 1,29-34.


In die tijd zag Johannes Jezus naar zich toekomen en zei: 'Zie, het Lam Gods, dat de zonden van de wereld wegneemt.Deze is het van wie ik zei: Achter mij komt een man die voor mij is, want Hij was eerder dan ik. Ook ik kende Hem niet, maar opdat Hij aan Israel geopenbaard zou worden, daarom kwam ik met water dopen.'
Verder getuigde Johannes: 'Ik heb de Geest als een duif uit de hemel zien neerdalen en Hij bleef op Hem rusten. Ook ik kende Hem niet, maar die mij gezonden had om met water te dopen, Hij had tot mij gesproken: Op wie gij de Geest zult zien neerdalen en blijven rusten, Hij is het die doopt met de heilige Geest. Ik heb het zelf gezien en ik heb getuigd: Deze is de Zoon van God.'



Beste Vrienden,

Er wordt wel eens gezegd: “Een goede naam komt te voet en gaat te paard.”, wat andere mensen over je zeggen, dat maakt uit. Dat geldt voor iedereen, zowel voor kleine als voor grote mensen. Zeer belangrijke mensen nemen dan ook ‘reputatiemanagers’ in dienst. Die moeten de sociale media en het internet in de gaten houden. Als ze merken dat er wilde verhalen over hun cliënten de rondte doen, dan zetten ze allerlei middelen in om de reputatie van hun cliënten te beschermen. Dat is een grote bedrijfstak.
 

Als mensen zoveel moeite doen om hun reputatie ongeschonden te bewaren dan is dat een aanwijzing dat een reputatie, een goede naam, iets waardevols is, en wat andere mensen over ons beweren kan die goede naam beschadigen. En als we onze goede naam aangetast zien dan doet dat pijn. Dan zijn wij zelf gekwetst. Onze naam, onze goede naam, is iets dat net als het geweten, een beetje heilig is, en als het beschadigd raakt is dat wat anders dan een barst in een vaas, of een deuk in een auto. Dan raken wij zelf beschadigd.

Een tijd geleden las ik een verhaal over een kind dat een poging tot zelfdoding had gedaan omdat hij zo verschrikkelijk gepest werd. Hij werd uitgescholden, en niemand wilde met hem praten. Zijn naam, wie hij was, is zo verschrikkelijk mishandeld dat hij niet meer verder kon. Woorden kunnen moordwapens zijn en iemands naam, iemands eigenwaarde kan zó door het slijk gehaald worden dat die persoon daar niet meer van kan herstellen.

Een naam is dus in zekere zin iets heiligs, die mag je niet misbruiken. Dat zie je heel sterk in de Joodse traditie. De Naam van God is zó heilig dat je hem niet eens uitspreken mag. Die naam is zó heilig, dat je niet eens het risico mag lopen dat je die heiligheid zou aantasten. En mensen die hun leven in het teken van het kwaad hebben gesteld, daarvan zegt het Oude Testament: “moge zijn naam worden uitgewist”. Want de heiligheid van een aardse naam is relatief. Het is kwetsbaar, er moet voor gezorgd worden.

De Bijbel stelt dan ook grenzen aan wat wij tegen een ander zeggen: zowel het Oude als het Nieuwe Testament zijn daar heel duidelijk in. In het Achtste Gebod wordt het Joodse volk vermaand dat ze geen “Vals getuigenis” mogen afleggen. Je mag geen dingen over anderen zeggen die niet waar zijn. En in Psalm 141 lezen we het vers “zet Heer, een wacht voor mijn lippen” , dat wij met ons spreken andere mensen niet beschadigen.

Maar wij kunnen ons spreken natuurlijk ook gebruiken om goed te doen, om de waarheid te spreken, om wie het verdient een compliment te geven. Ook dat is niet onbelangrijk. En als je dat doet breek je iemand niet af, maar bouw je hem of haar juist op. Door iemands naam eens goed op te poetsen doe je hem of haar een groot plezier. En dat is belangrijk. Het staat niet in de officiële lijst van werken van barmhartigheid, maar van mij mag ‘ie er wel bij.

En Johannes de Doper spreekt hier als profeet als hij zegt: “die Jezus hier, die hier voorbijkomt, kijk, daar loopt hij, dat is niet zomaar iemand, of ook een profeet, iemand als ik, nee, hij is het Lam Gods, die de zonden van de wereld wegneemt”. Johannes vergroot de Naam van Jezus . Als we de Vespers bidden, het Avondgebed, dan bidden we ook het Magnificat. Het gebed van Maria. “Hoog verheft nu mijn ziel de Heer”. Maria maakt de naam van God groot.

Zo doen wij Hem recht. Dat we de goede naam van God in bescherming nemen, hem bij de juiste Naam noemen, is misschien nog wel belangrijker dan dat wij elkaar bij de juiste naam noemen, en elkaars goede naam beschermen.

Maar belangrijker nog is wat God zegt. Sommige mensen noemt hij bij naam. En hij vertelt hen wie ze zijn, en welke rol ze te spelen hebben. Als God je bij je naam noemt heeft hij meestal wel een taak voor ogen. Zo roept hij de jonge Samuël, tot drie keer toe. Ook bij Samuel duurde het even voor hij wist wie er tot hem sprak. En wat dat betekende. Samuel zou een grote profeet worden, en een grote leider. Andere mensen hadden ook hun meningen over hem, maar die deden er niet toe, enkel wat God van Samuel vond was ten diepste belangrijk. Wíe Samuel was, was uiteindelijk wat God van hem zei. Als God tegen je zegt: dit is wie je bent, en dit is je taak, dan wordt dat ook de waarheid.

Wat mensen van ons zeggen is dan toch een ander verhaal. Veel mensen kunnen iets van ons vinden. Soms voegen al die meningen wat toe, maar soms ook niet. Het is vaak moeilijk om vast te stellen welke mening dan belangrijk is. En als wat men zegt waar is, dan moeten we dat maar ten harte nemen, en als het onwaar is, dan moeten we het maar laten rusten.

Maar eén ding is zeker: hoe God ons noemt, dat is belangrijk. Die is zo belangrijk dat alle andere meningen die mensen over ons zouden kunnen hebben daarbij in het niet vallen. Het is mooi als andere mensen zeggen dat we iets goed gedaan hebben, en vervelend als een derde ons uitmaakt voor alles wat mooi en lelijk is maar hoeveel pijn dat ook doet, we kunnen altijd in de zekerheid leven dat iemand Anders, God zelf, anders over ons spreekt, als wij maar bereid zijn naar hem te luisteren.

Thomas van Aquino, de grote Middeleeuwse theoloog, zei dat je geen gemeenschap kan vormen zonder dat je de waarheid tegen elkaar kan zeggen: dat geldt voor mensen onderling, maar het geldt ook voor de gemeenschap die mensen en God met elkaar vormen.
 

En als we overgaan van de aardse Kerk naar de Kerk in de hemel, dan , zo lezen we in het boek Openbaringen, krijgen we een nieuwe naam , een naam die ten diepste uitdrukt wie wij voor God zijn. Dat is een naam die niemand anders kent, omdat alleen God zelf ons volledig kennen kan.

Onze oude naam was belangrijk, en mag niet zomaar worden geschonden, maar die naam is niet gemaakt voor de eeuwigheid. Zo lang er mensen zijn op aarde, moeten we aardse namen in ere houden, maar ze zijn niet heilig in de volle zin van het woord, niet onaantastbaar. Ze gaan voorbij.

Onze aardse namen zijn kwetsbaar, onze diepste naam zal altijd met liefde genoemd worden. Ons hele geestelijke leven mag een verlangen zijn met die diepste naam – die eeuwige naam - te worden geroepen.

Mogen wij die naam leren verstaan,


Amen.

Saturday, 7 January 2023

Driekoningen 2023

 

Op de Eerste Kerstdag hebben we het begin van het Evangelie van Johannes gelezen. We hebben gelezen over het Woord dat van Eeuwigheid af bij God was. En God wil dat Woord aan ons openbaren, want dat Woord zegt wie Hij ten diepste is. 

 Één van de belangrijkere begrippen in de theologie is dat van de Goddelijke Pedagogiek. Als je een kind opvoedt, dan draag je niet alles wat je weet en kan in één keer over aan dat kind. Dat gaat stukje bij beetje. Maar op een gegeven moment nadert het dan toch de voltooiing. Dan vindt er een realisatie plaats en uiteindelijk besef je dan als kind waar het je ouders écht om te doen was. 

 Dit besef doordrenkt het hele christelijke denken over de Openbaring, over wat God ons zegt. Wat Hij ooit vertelde in beelden en tekenen wordt op een gegeven moment volledige werkelijkheid, een werkelijkheid die onder ons woont, Zijn leven met ons deelt, ons lijden volledig deelt en in zich opneemt. De openbaring van God wordt volledig zichtbaar in Jezus Christus. In het begin in het verborgene, maar later zichtbaar voor de hele wereld.

 Jezus Christus is de volledige zelfopenbaring van God. Die openbaring is wat we vandaag vieren. Op het Feest van Driekoningen. Drie is een universeel getal, en de traditie maakt de koningen, of de wijzen symbool van alle volkeren voor wie vanaf nu de weg naar God open ligt. En ze komen niet met lege handen, ze nemen geschenken mee. Uit deze ontmoeting kunnen we drie aspecten uitlichten: 

 1: Het Oude Testament doet er toe. Zoals men in het Engels zegt:  the child is the father of the man. Als je terugblikt op je leven als je gevraagd wordt je biografie te schrijven, of een verhaal, over wie je bent, dan begin je met je kindertijd. Je begint met wie je ouders waren, waar je vandaan komt, in welke streek je bent opgegroeid. Daarmee is niet alles gezegd over wie je bent, maar zonder achtergrondinformatie wordt het een ingewikkeld verhaal. De grondtrekken van wie je nu bent ligt al besloten in je kindertijd. Je kindertijd heeft niet het laatste woord, maar zonder kindertijd is een leven onbegrijpelijk. Zo ook met het Oude Testament. God openbaarde zich aan één volk, het Joodse volk, openbaarde zijn visie voor samenleven, door de Wet, en zijn liefde door zijn profeten.

Dit betekent ook dat Christenen het Jodendom niet vervangen, de Volken – dat zijn wij allemaal als we niet als Jood geboren zijn - worden toegevoegd  aan het Joodse volk. Dat kan je allemaal bij Paulus teruglezen hoe dat werkt. 

 We kunnen dit erfgoed, deze geschiedenis niet van ons afwerpen zonder ontrouw te worden aan wie zij zijn. Wij hebben onszelf niet teruggevonden. Christus is de vervulling van een belofte, niet het ongedaan maken van die belofte. 

 

2: De openbaring is er voor iedereen. Dat is wat Driekoningen, het feest van de Openbaring wil uitdrukken. We lezen het in de lezingen uit het Oude Testament. Ook de heidense volken, die toen nog hun afgoden hadden zullen worden opgenomen in de éne mensenfamilie , het éne volk van God. Dat volk van God, de kerk, kán dus ook alleen maar een wereldkerk zijn. En in de kerk is plaats voor iedereen. Ik denk dat er wel eens te makkelijk wordt gedacht over wat het betekent dat de Kerk universeel is. Het heeft verstrekkende gevolgen. De kerk is niemands eigendom. De kerk is niet van één tijdsperiode, het is niet voor mensen uit één land of gebied, het is niet voor mensen die behoren tot één min of meer gedefinieerde cultuur, zoals het Westen. Het is ook niet voor mensen van één ras, of alleen voor mannen, of mensen uit één of een paar sociale klassen. Dit verhaal van God is er voor iedereen. Je kan tegen niemand zeggen “dit is niet voor jou, dít zal jou wel niks zeggen.” Dat is onmogelijk. 

3: Een derde aspect van het bezoek van de Drie koningen is het geven van geschenken. De drie gaven van de koningen zijn Goud, Wierook en Mirre. Waardevolle dingen. En het staat ook al in de lezing uit het Oude Testament. 

 “Want de schatten der zee gaan over in uw bezit,
de rijkdommen der volkeren worden aan u afgedragen.
Een zee van kamelen bedekt u, jonge kamelen van Midjan en Efa.
Alle bewoners van Sjeba trekken naar u toe; ze voeren goud en wierook aan en verkondigen luid de roem van de Heer.”

 Als je naar iemand toe gaat die je kent, dan neem je vaak een cadeautje mee. Hoe groot of klein dat cadeau is hangt een beetje af van de omstandigheden, maar door het geven, laat je zien dat je een relatie hebt met iemand, dat je bevriend bent, of vrienden wilt zijn. Je geeft ook een geschenk vanuit een idee van wederkerigheid, vanuit het idee dat  je iets voor elkaar betekent. Dat is wat het betekent om persoonlijke relaties te hebben met andere mensen. Die relaties bestaan niet alleen maar tussen je oren, maar moeten ook zichtbaar zijn, zichtbaar in wat je voor elkaar doet. En de meest zichtbare manier, is het geven van een geschenk aan een ander.

 Het gaat er niet om dat je iets geeft wat een ander nodig heeft, liever niet zelfs. Het is goed mogelijk dat je bij Kerst een pak wasmiddel krijgt, of een paar sokken, maar je krijgt toch liever iets aardigs. God heeft per definitie niks van ons nodig. God heeft alles al. Maar wij kunnen onze liefde en dankbaarheid uitdrukken door het geven van een geschenk. 

 Als God zich aan ons openbaart is dat omdat hij een relatie met ons wil, en wij mogen daar antwoord op geven. Op de openbaring van God komt het antwoord van het geloof van de mensen. 

 Wij kunnen antwoord geven door Hem iets te geven. We hoeven niet per sé onze bankrekening te plunderen. We kunnen hem al wat kostbaars geven door elke dag tijd voor Hem te maken. Op die manier maken we de openbaring van God waar. Zonder relatie is er geen openbaring en zonder wederkerig geschenk is er geen relatie.

 De Brief aan de Hebreeën heeft het over het gebed als een geschenk, als een “offer van lofprijzing” – een offer is ook een geschenk – dat we aan God kunnen geven. Het kost ons niks, maar het is héél waardevol. En als we niet te zuinig zijn met onze geschenken dan komen we, net als de Koningen, steeds dichter bij de Heer zelf, tot we Hem mogen zien van aangezicht tot aangezicht. 

Geroepen vanuit ons eigen verleden, samenkomend met de hele wereld mogen we een nieuwe relatie aangaan. Gods geschenk ontvangen en zélf geschenken gevend vinden we dan nieuw leven. Amen.