Friday 9 August 2024

19e zondag in Gewone Tijd B

 In die dagen, toen ze in de woestijn waren,
begon heel de gemeenschap van de Israëlieten
te morren tegen Mozes en Aäron.
De Israëlieten zeiden tegen hen:
“Waren we maar door de hand van de Heer gestorven in Egypte,
waar we bij de vleespotten zaten en volop brood konden eten.
Jullie hebben ons alleen maar naar de woestijn gebracht
om al deze mensen van honger te laten omkomen.”
Toen sprak de Heer tot Mozes:
“Ik zal brood voor u laten regenen uit de hemel.
De mensen moeten er dagelijks op uit gaan
en de hoeveelheid voor één dag verzamelen.
Dan kan ik vaststellen of het mijn leiding wil volgen of niet.
Ik heb het gemor van de Israëlieten gehoord.
Dit moet ge hun zeggen:
Tegen de avond kunt ge vlees eten
en morgenochtend zult ge volop brood hebben.
En het was avond toen kwartels kwamen aangevlogen
die neervielen over heel het kamp.
De volgende morgen hing er dauw rondom het kamp.
En toen deze was opgetrokken,
lag er over de woestijn een fijn korrelige laag,
alsof de grond met rijp was bedekt.
De Israëlieten zagen het en vroegen:
“Wat is dat?”
Ze wisten werkelijk niet wat het was.
Mozes legde hun uit: “Dit is het brood dat de Heer u te eten geeft.”

Een paar jaar geleden was er heel veel te doen over een aantal jongens van een voetbalclub, die samen met hun trainer verdwaald waren geraakt in een grottenstelsel in Thailand. Misschien herinnert u zich dat nog. Vanuit de hele wereld kwam er hulp op gang en uiteindelijk wist men met veel inspanning en opoffering de jongens uit hun benarde positie te bevrijden. Dat hield dagenlang de aandacht van de wereld vast.

Zo weinig aandacht er soms is voor andere mensen in moeilijkheden, zoveel aandacht was er nu. Dat was iets wat mij althans, toen erg opviel. Overal ter wereld zijn mensen in levensgevaar maar juist déze gebeurtenis grijpt de hele wereld aan, en doet ons meeleven op een manier die anders niet zomaar voorkomt.

Ik denk dat dat komt omdat er iets heel symbolisch in hun verhaal zat, in dit avontuur van deze jongens. Wat zij hebben meegemaakt is als het ware een her-beleving van andere oude verhalen – de reis van de dood naar het leven toe. 

In alle mythologieën van de oude volkeren, vind je verhalen over dergelijke reizen, door het dodenrijk heen gaat de held naar het leven toe, en de dood wordt vaak voorgesteld als iets onder-aards. Dat verhaal van die jongens uit Thailand, dat raakt een diepe snaar bij ons mensen.

De gang door de dood naar leven is een verhaal dat iedereen herkent, en als vanzelf ga je er bij mee leven, zo fundamenteel voelt dat aan. Het is een ondergrond die ouder is dan het christendom, ouder dan de Bijbel zelf. Het zit in de mal van het menselijke religieuze inbeeldingsvermogen.

De bijbel kent ook zulke verhalen. Het verhaal van de Exodus, de gang naar het beloofde land is er zo een/ We lezen deze zondagen uit Johannes, over hoe Jezus over zichzelf spreekt als het Levend Brood – en dan is Exodus, het verhaal van de Uittocht het verhaal waar steeds naar teruggewezen wordt. De reis van het Joodse volk vanuit Egypte - het Slavenhuis, het Rijk van de Dood - naar het nieuwe leven in Kanaän. Egypte ligt dan wel niet letterlijk onder de grond, maar het was nochtans dát, een dodenrijk. Het hart van Farao en de machthebbers was dood. Slavernij betekent de dood. Slaven zijn meer ondood dan levend. Elke bevrijding uit slavernij is als een nieuw Pasen.

De duisternis die over Egypte kwam, maakte juist zichtbaar wat Egypte geworden was. Dat was niet iets nieuws. Het was alleen een einde van een illusie. Duisternis! Dat is wat je bent Egypte! Een duistere grot, een onderwereld voor het joodse volk!

De tocht door de woestijn maakt deel uit van die tocht naar het leven. De woestijn is ook een doods gebied – je kan er met Gods hulp – water, Manna – wel overleven, maar je kan er geen bestaan opbouwen. Je kan er niet blijven – en je moet er doorheen, en dat kan alleen door een ander te volgen. 

Je kan er niet zélf uit, op eigen houtje – dat is ook een kenmerk van deze tocht. De held in de kinderverhalen moet zijn weg vinden, maar kan dat alleen als hij luistert naar wijze raad, van iemand die de weg weet of de opdracht ontsluiert. Als hij dat niet doet is hij als een kind in de grot. Zij én wij hebben hulp nodig van iemand die de weg weet – iemand die de Weg is.

Daarmee komen we op de reden dat Jezus steeds – in deze verhalen rond het brood – naar zichzelf wijst. Als Hij zegt “ik ben het brood des levens” wil dat ook zoveel zeggen als: je moet me geloven – alleen ik kan jullie op weg helpen naar een nieuwe toekomst, naar een nieuw leven met God. De oude reiskost – de manna – was goed voor toen, maar daar kun je niet meer terug naar toe. Een klok die je terugdraait, gaat stuk. Als je goed luistert naar de boodschap uit het verleden kun je horen wat God zegt – het is tijd voor een nieuwe reis. Van duisternis naar licht.

De mensen die naar Jezus luisteren zullen dus hun keuze moeten maken en voor zichzelf beslissen: wát is het Woord van God? Is dat de as van het verleden, dat je goed moet opbergen in een urn opdat het niet verloren kan gaan, of is het het levende vuur van God dat licht en warmte geeft en de weg wijst naar een nieuwe toekomst, een nieuw leven met God? Het is geen toeval dat in de Ark van het Verbond volgens de Bijbel ook een gouden pot met manna zit. Die hadden ze bewaard. Maar in de Bijbel staat ook dat Manna niet bedoeld is om te bewaren. Het is bedoeld om van te leven. Als je het toch probeert te bewaren, vereren, vergoddelijken terwijl je niet kijkt naar het Levende Brood dat onder je loopt? 

Nee, het is niet zo gek dat die Ark en alles wat er in zat uiteindelijk verdwijnen moest. Die pot met manna was proviand voor de vorige reis, niet voor de huidige tijd.

Ook wij mogen deel hebben aan het levende Brood. Dat doen we elke zondag. Geen brood van vroeger. Manna uit een potje. Een hostie van een jaar of tien oud. (blgh!) Maar elke keer opnieuw een ontmoeting met Jezus onder de gedaante van brood. Radicaal anders dan wat de mensen in het Evangelie meemaakten!

We hoeven niet meer naar Jezus te luisteren als rondtrekkende leraar van wie we niet zeker weten wie hij is en waar hij vandaan komt! We mogen naar hem luisteren met de oren van geloof – het geloof dat Hij onder de tekens van brood en wijn daadwerkelijk bij ons is, en Hij zijn leven met ons wil delen.

Laten we dan daar van proeven, daar dichtbij blijven. Dat wij altijd met Hem blijven optrekken, weg uit de duisternis – en op naar het Licht, het rijk van vrijheid, Gods nieuwe leven voor ons.

Amen.