Thursday, 31 October 2024

31e Zondag door het Jaar

 

In die tijd trad een schriftgeleerde op Jezus toe
en legde Hem de vraag voor:
“Wat is het allereerste gebod?”
Jezus antwoordde:
“Het eerste is:
Hoor, Israël!
De Heer onze God is de enige Heer.
Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart,
geheel uw ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht.
Het tweede is:
Gij zult uw naaste beminnen als uzelf.
Er is geen ander gebod voornamer dan die twee.”
Toen zei de schriftgeleerde tot Hem:
“Juist, Meester, terecht hebt Ge gezegd:
Hij is de enige, en er bestaat geen andere buiten Hem;
en Hem beminnen met heel zijn hart,
heel zijn verstand en heel zijn kracht
en de naaste beminnen als zichzelf,
dat gaat boven alle brand- en slachtoffers.”
Omdat Jezus zag dat hij wijs gesproken had, zei Hij hem:
“Gij staat niet ver af van het Koninkrijk Gods.”
En niemand durfde Hem nog een vraag stellen.

 

Beste vrienden

Als u actief bent op het internet dan weet u misschien dat mensen dol zijn op discussies, en meestal gaan die discussies over veel van hetzelfde. Als je voor dit bent, dan moet je als vanzelf ook tegen dat zijn. En iedereen moet het vooral over hetzelfde hebben. Het is eigenlijk meer een sociaal proces. Door allemaal hetzelfde te zeggen voelen we alsof we een beetje bij elkaar horen. Je krijgt een soort imitatie-gemeenschap. We zijn even samen, rond ons gelijkje. Dat voelt goed, want als mensen hebben we gemeenschappen om ons heen nodig. Het probleem is alleen: het is geen échte gemeenschap. Het is nep! Maar dat zien we niet. Dus des te wankeler ons gelijkje blijkt, des te hardnekkiger we er ons aan vasthouden! Want op een gegeven moment is dat gemeenschapje van gelijkhebbers alles wat je hebt. Het wordt wie je bent.

Als je geen “gelijk” meer hebt, jij samen met je groepje, wie ben je dan nog? Die vraag is te beangstigend om over na te denken. Beter sluit je je nóg beter af voor wat de ander zegt.  

Dat werkt best goed. Tot het níet meer werkt. Want dóen alsof je gelijk hebt, is uiteindelijk afhankelijk van de idee dat er goed en fout is, waarheid en dwaling. Uiteindelijk klopt het wat je zegt, of het klopt niet. En als duidelijk is dat iets waar is kun je niet meer eindeloos het tegengestelde blijven volhouden, ook al is degene die het zegt geen goedgekeurde expert of denk je diep van binnen dat dit niet gezegd mag worden omdat het volk daar maar onrustig van wordt.

Het geloof is, net als de democratie, niet voor bange mensen. De boodschap die je krijgt is niet altijd comfortabel. Maar het is je voorrecht, je koninklijke waardigheid om iets met de waarheid te mogen doen. Enkel slaven hebben vreugde in leugens.

Vandaag lezen we over een strijdgesprek met Jezus, of liever: een serie strijdgesprekken. Er zijn er drie. We horen hier alleen over de laatste. Er komt een hele polonaise tegenstanders van Jezus voorbij.

Allereerst de Sadduceeën. Dat zijn gestudeerde mensen, die weten alles beter. Of tenminste, dat denken ze. Eigenlijk is dat niet zo. Ze denken alleen dat wat niet in hun wereldbeeld past dus ook niet klopt. Jezus laat zien dat wat ze vinden in strijd is met zichzelf. Dan is het gauw voorbij.

Dan heb je de Herodianen, die twitteren de hele dag over politiek. Ze zeggen dan dingen als “dus jij vindt eigenlijk dat…..” en dan krijg je een bizar voorbeeld. Maar Jezus draait hun vraag om, en dan blijkt dat het helemaal geen serieuze mensen zijn.

Tenslotte komt er een Schriftgeleerde. Die heeft ook gestudeerd, maar anders dan de Sadduceeën. Sadduceeën kijken naar buiten. Naar wat men zegt op de Griekse universiteiten bijvoorbeeld. En dan vinden zij dat ook. Schriftgeleerden kijken echter niet naar buiten, dat vinden ze niet zo belangrijk. Ze kijken naar binnen. Ze kijken naar de Bijbel zélf en willen díe laten spreken. De Bijbel zèlf, daar zijn ze mee bezig, in plaats van dat ze napraten wat prestigieuze academici of machtige leiders vinden.

In tegenstelling tot de voorgaande groepen zijn ze dus geïnteresseerd in de waarheid zèlf. Dat gaat ze niet altijd goed af, en soms hebben ze het fout. Maar ze zouden in principe ergens voor open moeten staan. Wie de waarheid zoekt heeft ook ergens iets van openheid in zich, enkel daar kan contact ontstaan.

De Schriftgeleerde stelt zijn vraag naar het grootste gebod. Ik weet niet wat hij daarmee van plan was. Hij zal in ieder geval niet zijn uitgezocht om Jezus gelijk te geven!

Maar wanneer Jezus zijn antwoord geeft houdt de discussie op en zegt hij: Jezus, je hebt gelijk. Alle geboden, alles wat je moet doen in het leven – en die vraag naar wat je moet doen vinden wij net zo belangrijk als de Schriftgeleerden – laat zich samenvatten. De geboden staan niet op zichzelf. Ze draaien om het wezenlijke. Dat wezenlijke is de liefde, en die liefde kun je niet inperken. Liefde is uiteindelijk universeel, die gaat alle kanten op.

De liefde is allereerst verticaal: van God houden boven alles. Waarom? Omdat God er eerst voor ons was. Niemand van ons zou bestaan als we niet door God gewild en geliefd waren. En omdat liefde nooit eenrichtingsverkeer is mogen wij wat van die existentiële liefde teruggeven.

Maar de liefde is ook horizontaal: wij zijn niet als eenlingen gemaakt. Alle mensen zijn door God gewild en geliefd, en als je dat beseft weet je dat je anders in het leven moet staan. Het gaat dan niet meer om je trouw aan je gelijkgestemden maar om een openheid naar de hele wereld toe.

Maar de liefde is ook geen amorfe blubber, of een soort roze wolk waar we sentimenteel op rond zweven terwijl we zachtjes Imagine neuriën.

Nee, liefde is verticaal, liefde is horizontaal. En als we dan denken aan twee lijnen, dan moet er ergens een punt zijn waar die twee elkaar raken. We hebben iemand nodig waarin je die universele liefde concreet kan ontmoeten en herkennen. Iemand die er niet op uit is om gelijk te krijgen, maar iemand die de waarheid toont in wie hij is.  Soms met behulp van woorden – maar uiteindelijk voorbij alle woorden.

De Schriftgeleerde ontmoet Jezus als het brandpunt van die diepere waarheid: de waarheid voorbij discussies en argumenten. Er gaat een knop in hem om. We weten niet hoe of wat precies. Dat staat niet opgeschreven. Maar dat is denk ik ook het punt. Wat er overspringt is fundamenteel. Hij krijgt geen nieuw argument waar hij niet eerder aan dacht. Geen grafiek met nieuwe informatie. Geen kunstige salto met Hebreeuwse grammatica waardoor dit of dat woordje nét iets anders betekent. Hij krijgt een nieuw perspectief, een blikwissel waardoor alles anders wordt.

Je kan zo`n ontmoeting niet afdwingen. Sterker nog: als die ontmoeting komt, komt die op een onverwachts moment. De Schriftgeleerde kwam daar echt niet om die ontmoeting te hebben. Hij kwam om te winnen. En hij kwam er inderdaad niet slechter vandaan, maar niet op de manier waarop hij het van plan was.

We kunnen zelfs niet zeggen dat je “niet kan openstaan voor zo`n ontmoeting als je altijd opgaat in je gelijk”. Want daar was de Schriftgeleerde juist kampioen in: gelijk hebben! Nee hoor, God trekt zich niks aan onze morele praatjes en vromelarij. Hij komt wanneer hij wil.

Het enige advies is misschien: wannéér je die ontmoeting voelt, heb dan de moed om er wat mee te doen, net als de Schriftgeleerde. Die ontmoeting zal namelijk alles anders maken.

Je weet niet hoe, maar dat is het avontuur. Je bent niet meer ver af van het Koninkrijk van God.

Amen.

Saturday, 26 October 2024

30e zondag door het jaar B

 

In die tijd
kwam Jezus vergezeld van zijn leerlingen in Jericho.
Maar toen ze,
vergezeld van een flinke menigte,
weer uit Jericho wegtrokken,
zat een blinde bedelaar langs de weg,
Bartimeüs, de zoon van Timeüs.
Zodra hij hoorde dat het Jezus de Nazarener was, begon hij luidkeels te roepen:
“Jezus, Zoon van David,
heb medelijden met mij!”
Velen snauwden hem toe te zwijgen,
maar hij riep nog veel harder:
“Zoon van David, heb medelijden met mij!”
Jezus bleef staan en zei:
“Roept hem eens hier.”
Ze riepen de blinde toe:
“Heb goede moed!
Sta op, Hij roept u.”
Hij wierp zijn mantel af,
sprong overeind en kwam naar Jezus toe.
Jezus vroeg hem:
“Wat wilt ge dat Ik voor u doe?”
De blinde antwoordde Hem:
“Rabboeni, maak dat ik zien kan!”
En Jezus sprak tot hem:
“Ga, uw geloof heeft u genezen.”
Terstond kon hij zien
en hij sloot zich bij Hem aan op zijn tocht.

 

Beste vrienden,

Soms zie je niet wat er recht voor je neus gebeurt. De afgelopen week, ik weet niet of u er over in de krant hebt gelezen, is een priester van ons bisdom veroordeeld door de rechter. Wegens ernstige delicten met betrekking tot minderjarigen. Nu hij is veroordeeld gaat de zaak ook naar de kerkelijke rechter in het Vaticaan. Het bisdom heeft wel al bepaald dat wat de kerkelijke rechter ook beslist, dat hij nooit meer terug mag komen in het pastoraat. Ik ben blij met dat besluit.

Maar wat het is: ik ken hem. Hij was een bekende voor mij en de jongere priesters in dit bisdom. Onze opleidingstijd overlapte elkaar voor een deel. We woonden in hetzelfde studiehuis. Je denkt dan dat je iemand kent. Maar soms klopt dat niet. De werkelijkheid over een ander is soms verborgen. Dat kan omdat ze zelf anderen misleiden, maar het probleem ligt vaak ook bij onszelf. Wij hebben een blinde vlek. We hadden misschien wat kunnen merken. Misschien zijn er zelfs mensen geweest die iets opgemerkt hebben, en die dat gemeld hebben, maar dat signaal komt niet door, het verdwijnt in de blinde vlek.

We leven niet in een zuiver transparante wereld. De werkelijkheid kan zichzelf verbergen, en wij zijn vaak teveel met onszelf bezig om wat voor ons ligt goed te kunnen vatten. En het vervelende van een blinde vlek is dat je zélf niet ziet dat je hem hebt.

Je moet er soms op een harde manier achter komen. Omdat je eerder iets wezenlijks hebt gemist.

Nu is dít natuurlijk een negatief voorbeeld: het is iets verkeerds dat niet is gezien. We kunnen ook positieve dingen missen. Dat onze blinde vlek niet het slechte, maar juist het goede verbergt. Dat is nóg riskanter. 

Het verkeerde, het slechte, heeft namelijk nooit het laatste woord. Dat zit in de kern van ons geloof. Maar als we het goede niet meer zien, of de waarheid niet meer zien, dan raken we los van onze trossen. Dan worden we voortgestuwd op elke stroom en gaan we heen en weer met elk getij. En God weet op welke zandbank we dan stranden.

Door heel het evangelie heen zien we dit thema terug. Het contrast tussen zien en niet-zien. De leerlingen van Jezus zijn wat dat betreft net als de mensen van vandaag, zowel in de Kerk als daarbuiten. Ze missen nog wel eens wat! Ze trekken drie jaar op met Jezus, maar elke keer als Hij tot de kern wil gaan, wil uitleggen wie Hij is en wat hij komt doen, dan komt er toch iets niet goed aan.

We staan vandaag aan de poorten van Jericho. En dat is geen toevallige plek. Jezus is op weg naar Jeruzalem en alles wat nu gebeurt is betekenisvol. De reis van Jericho naar Jeruzalem is een opgang, je gaat letterlijk omhoog. Jericho ligt in het dal, en Jeruzalem aan de heilige berg Zion. Opgaan naar Jeruzalem verheft je dus, het is een opgang naar God, een bedevaart, een tocht naar de waarheid.

Jezus gaat naar Jeruzalem, om daar zijn koningschap bekend te maken. Hij is geen koning die komt om te heersen, nee, Hij komt om te dienen en dat zal hij zichtbaar maken aan het kruis. Dat is moeilijk te geloven, moeilijk te vatten. De leerlingen raken daar tastend aan, stukje bij beetje, maar het gaat met horten en stoten. Ze weten het ergens wel, maar weten nog niet wat het betekent.

Wie ziet het hier wel helder? Een buitenstaander. (Ook weer heel Bijbels!) Een blinde man, aan de rand van de weg. Hij heeft een bijzondere naam. Bar-Timeaus. Een rare mengnaam, half Aramees en half Grieks. “Bar”, is “zoon van” en Timaeus is een Griekse naam. En voor iedereen die in de tijd van Jezus Grieks kon lezen en schrijven een hele bekende naam, dat was namelijk de beroemdste tekst van Plato, de filosoof. Die stond elk jaar op de examenlijst! En waar gaat de Timaeus over? Over de waarheid zien! Hoe je een helder begrip kunt krijgen van wat er werkelijk, in de diepste geestelijke werkelijkheid gebeurt. Voorbij de oppervlakte van het schijnbare, in het dagelijkse leven,  vind je de waarheid over de diepste zin van ons bestaan.

Die naam Bar-Timaeus is zó raar dat dat geen toeval is, daar geloof ik niks van. Het wil wat zeggen. En wat het zegt is: je hebt mensen nodig die de waarheid zien, mensen die voorbij de oppervlakte kijken, en vaak zijn dit buitenstaanders.Want die delen niet in onze blinde vlek.

En zoals dat is met buitenstaanders, niemand neemt ze serieus! Ze horen misschien wel bij het meubilair, iedereen ziet ze zitten, maar ze mogen niet meedoen. En als ze wat zeggen dan klinkt het ons raar in de oren! Het makkelijkste is “Houd je mond!” te roepen (lastig mens!)  – en dat is wat de leerlingen doen! 

Dat komt niet eens vanuit een diepe overtuiging – het is echt een reflex. Een blindevlekreflex. Dat kun je zien omdat als de wind opeens van de andere kant komt, en Jezus “kom eens hier” zegt tegen de man, ze als een blad aan de boom draaien en zeggen : “houd goede moed!”.  

De blinde buitenstaander is de enige die onder de oppervlakte ziet. Hij is opmerkzaam, hij heeft misschien ook niet de luxe om veel blinde vlekken te hebben. Hij is dan wel blind maar alle andere zintuigen maar bovenal zijn geestelijke gaven, zijn gerichtheid op God, dat alles staat voor honderd procent aan: hij staat klaar voor wat God hem zeggen wil, voor wat God hem geven wil. Hij merkt op wie Jezus is, niet omdat zijn IQ extreem hoog is – daar gaat het niet om - maar omdat hij volledig aanstaat. En op het moment dat er iets op dat fijn afgestelde radarscherm komt, twijfelt hij geen moment.

“Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!”

Hij is niet de eerste zieke of gehandicapte die Jezus toeroept, om hulp vraagt.  Het is bekend dat Jezus genezen kan. Daar waren er meer van, rondreizende gebedsgenezers. De één sterker dan de ander. Als hij had gezegd “Jezus, help mij”, dan was dat de gewoonste zaak van de wereld geweest.

Maar dat zegt hij niet, hij zegt “Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij”. Hij zegt daarmee: Jezus is de Koning! De koning gaat op naar Zijn koningsstad en de eerste die hem toejuicht is deze man! Het is minder Jezus genees mij, en meer Koning Jezus, begunstig mij! Dat is iets anders!

Zo begrijpen we wel waarom de leerlingen hem onmiddellijk het zwijgen proberen op te leggen, want straks worden ze nog door de Romeinen gearresteerd, lang en breed voordat ze in Jeruzalem zijn! Ze hebben wel wat door, maar het ontbreekt ze aan geloof.

Jezus geneest Bartimeus, maar dat is niet de kern van het verhaal. Die zien we namelijk in de laatste zin. Hij sloot zich bij hen aan op Zijn tocht. Op inzicht volgt belijdenis, op belijdenis volgt actie. Het is niet dat hij passief gelooft en dat hem dan iets moois toevalt, nee. Hij gelooft en gaat met Jezus mee, wat er ook nog staat te gebeuren. Dat weet Bartimëus ook niet. Maar hij is er niet bang voor!

Ook in ons leven komt het voor dat wij de zaken niet helder zien. Als we daarmee geconfronteerd worden, dan is dat een les. Daar mogen we uit groeien. Ook, of juist, als dat pijn doet. 

Er wordt niet van ons verwacht dat we het áltijd goed zullen doen, dat we geen fouten maken. Die maken we, en soms heeft dat serieuze gevolgen. Maar als we inzicht krijgen, al dat niet door iemand van buiten, moeten we in actie komen, Jezus navolgen, het pad omhoog volgen, de geestelijke weg, tot we met hem samenzijn in de Koningsstad, waar we de waarheid dan ook met eigen ogen zullen zien.

Amen.

Saturday, 12 October 2024

28e zondag door het jaar B

 

Toen Jezus zich weer op weg begaf
kwam er iemand aanlopen,
die zich voor Hem op de knieën wierp en vroeg: “Goede Meester,
wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?”
Jezus antwoordde:
“Waarom noemt ge Mij goed?
Niemand is goed dan God alleen.
Ge kent de geboden:
Gij zult niet doden,
gij zult geen echtbreuk plegen,
gij zult niet stelen,
gij zult niet vals getuigen,
gij zult niemand te kort doen,
eer uw vader en uw moeder.”
Hij gaf Hem ten antwoord:
“Dit alles heb ik onderhouden van mijn jeugd af.”
Toen keek Jezus hem liefdevol aan en sprak:
“Eén ding ontbreekt u;
ga verkopen wat ge bezit en geef het aan de armen,
daarmee zult ge een schat bezitten in de hemel,
en kom dan terug om Mij te volgen.”
Dit woord ontstelde hem en ontdaan ging hij heen,
omdat hij vele goederen bezat.
Toen liet Jezus zijn blik gaan over zijn leerlingen en zei tot hen:
“Hoe moeilijk is het voor degenen die geld hebben
het Koninkrijk Gods binnen te gaan!”
De leerlingen stonden verbaasd over wat Jezus zei.
Daarom herhaalde Hij:
“Kinderen,
wat is het moeilijk het Koninkrijk Gods binnen te gaan.
Voor een kameel is het gemakkelijker
door het oog van een naald te gaan
dan voor een rijke in het Koninkrijk Gods te komen.”
Toen waren ze nog meer verbijsterd en ze zeiden tot elkaar:
“Wie kan dan nog gered worden?”
Jezus keek hen aan en zei:
“Dit ligt niet in de macht der mensen, maar wel in die van God:
want voor God is alles mogelijk.”
Daarop nam Petrus het woord en zei:
“Zie, wij hebben alles prijsgegeven om U te volgen.”
Jezus antwoordde:
“Voorwaar, Ik zeg u:
“Er is niemand die huis, broers, zusters,
moeder, vader, kinderen of akkers
om Mij en om de Blijde Boodschap heeft prijsgegeven,
of hij ontvangt nu, in deze tijd, het honderdvoud
aan huizen, broers, moeders, kinderen en akkers,
zij het ook gepaard met vervolgingen,
en in de toekomstige wereld het eeuwige leven.”

 

Beste vrienden,

 

We hoeven de krant maar open te slaan en de verhalen over geld en goed springen tevoorschijn. De huizenprijzen zijn gestegen – en dat is goed of slecht nieuws afhankelijk van of u een huis heeft of juist niet, en de energieprijzen rijzen de pan uit. Dat lijkt mij eerder slecht nieuws dan goed – tenzij u aandelen van het gasbedrijf op de plank hebt liggen.

Om ons heen zien we zowel puissante rijkdom als schrijnende armoede. En het nieuws van de dag suggereert dat die tweedeling alleen maar groter zal worden. Als dit gebeurt zullen rijkdom en armoede woorden worden die met hardheid en verbittering uitgesproken worden. Hoe groter de kloof tussen arm en rijk, des te groter de afstand tussen mensen.

En dan komt vanzelf de vraag naar boven of onze rijkdom of onze armoede over onze band met God zegt.

In de tijd van Jezus was het zoals op zoveel tijde en plaatsen het geval dat een “dubbeltje” geen “kwartje” werd. Wie arm was werd zelden rijk, en wie rijk was moest er uit alle macht voor zorgen dat hij niet weer van de maatschappelijke ladder afviel. Want eenmaal omlaag gevallen was terug klimmen vaak niet meer mogelijk.

Het geloof van het Joodse volk had – heel verstandig - een tweezijdige verhouding met armoede en rijkdom. Allereerst werd rijkdom aangevoeld als iets goeds, als een zegen van God. Tegelijkertijd moest ook de rijke zijn verantwoordelijkheden nemen en armoede was niet iets schandaligs. Integendeel de Bijbelse uitdrukking: ‘de arme van God’ werd een soort embleem voor de ware gelovige: de mens die niet steunt op eigen verdienste maar openstaat voor alles wat God hem geeft.  

Het evangelie van vandaag is er dan ook niet om armoede te gaan romantiseren of rijkdom op zich te veroordelen. Er is wat anders aan de hand.

Jezus ontmoet een rijke jongeman, en misschien ziet u het al voor u. Zo`n jongen met zo`n golvend kapsel, een poloshirt en een beetje schreeuwerige BMW. En zo`n irritante jr , “goede meestejr, wat moet ik doen om gejred te wojrden”. Maar als we dat beeld in ons hoofd laten, worden we al voorgesorteerd door onze eigen vooroordelen. Let op hoor! Hij is helemaal niet zo vervelend als wij denken.

Integendeel: het is écht een hele aardige jongen. Hij noemt Jezus goede meester, hij is dus bereid om naar Hem te luisteren! En hij houdt zich aan de Wet van Mozes. En niet zo maar een klein beetje. We hebben geen reden om er aan te twijfelen. Hij is niet slecht, niet egoïstisch. Rijkdom is niet in zichzelf verkeerd.

Maar als Jezus hem zegt, wat er voor jou nog ontbreekt is dat je afstand doet van wat je hebt – wordt hij bedroefd. Dát is een stap die hij nog niet kan zetten. Hij botst tegen een grens op in zijn leven en gaat weg. Voor nu. Zouden we hem nog een keer terug zien?

De Duitse predikant Dietrich Bonhoeffer schreef over dit stuk in de Bijbel dat het voor God niet genoeg is om goed te zijn. Je kan God niet ontmoeten enkel door goede dingen te doen. Goede dingen, aardig zijn, dat is heel belangrijk, niemand houdt van slechte dingen. Maar voor navolging van Jezus is het niet genoeg. Dat vraagt veel meer.

Navolging van Jezus begint volgens hem bij gehoorzaamheid, het opvolgen van de opdracht die je krijgt. Die hoef je niet per sé te begrijpen. Dat komt later. Voor Petrus is het de opdracht om de netten van je vissersboot achter je te laten , om over het water te lopen. Het kan de opdracht zijn om de doden de doden te laten begraven. Je hoeft het niet te begrijpen want het gaat om het wegwerken van een obstakel, en een obstakel dat je je hele leven bij je draagt is een obstakel die je niet ziet. Of liever: je ziet het wel, maar je ziet niet dat het een obstakel is.

Iemand moet je dat vertellen, die persoon is Jezus. Navolging, geloof, dat zijn pas mogelijkheden als je iets van je afgelegd hebt, als je je werkelijk open stelt ­– en je kan je niet openstellen zonder breuk met je voorgaande comfortabele leventje. Je kan Jezus niet goede meester noemen en dan vervolgens niet doen wat Hij zegt. Er zal iets moeten schuiven. Voor de één is dat zijn rijkdom of zijn angst om iets kwijt te raken, voor een ander kan dat juist een onuitgesproken afgunst zijn, of jaloezie. Het kan iets zichtbaars of juist onzichtbaars zijn – het gaat er niet om wát het is, en of het is in zichzelf goed of slecht is, het gaat er om of het voor ons een obstakel is om Jezus te volgen.

Maar zolang het obstakel op de weg blijft liggen kun je niet mee op pad. Dan blijf je steeds je eigen kringetje draaien. Je ziet zelf niet duidelijk wat het is want je bent er al volledig aan gewend. Iemand anders moet het je zeggen. En als Jezus je het zegt weet je zeker dat het klopt.

Als je op Hem hoort, want dat is wat gehoorzaamheid betekent – aandachtig luisteren en dan een stap zetten – kunnen wij een nieuwe weg inslaan: een weg van geloof en navolging, een weg van vernieuwing. Een weg die ons de zin van het leven laat zien.

Mogen wij dan ingegeven krijgen wat ons te doen staat, en de moed in ons hart voelen om die eerste stap te zetten naar de Heer.

 

Amen.