Saturday, 1 February 2025

Opdracht van de Heer 2025

 

Toen de tijd aanbrak
waarop Maria en het kind volgens de Wet van Mozes
gereinigd moesten worden,
brachten zijn ouders Jezus naar Jeruzalem
om Hem aan de Heer op te dragen,
volgens het voorschrift van de Wet des Heren:
elke eerstgeborene van het mannelijk geslacht
moet aan de Heer worden toegeheiligd,
en om volgens de bepalingen van de Wet des Heren
een offer te brengen,
namelijk een koppel tortels of twee jonge duiven.
Nu leefde er in Jeruzalem een zekere Simeon,
een wetgetrouw en vroom man,
die Israëls vertroosting verwachtte,
en de heilige Geest rustte op hem.
Hij had een godsspraak ontvangen van de heilige Geest,
dat de dood hem niet zou treffen,
voordat hij de Gezalfde des Heren zou hebben aanschouwd.
Door de Geest gedreven was hij naar de tempel gekomen.
Toen de ouders het kind Jezus daar binnenbrachten
om aan Hem het voorschrift der Wet te vervullen,
nam Simeon het kind in zijn armen
en verkondigde Gods lof met de woorden:
“Uw dienaar laat Gij, Heer, nu naar uw woord in vrede gaan:
mijn ogen hebben thans uw Heil aanschouwd,
dat Gij voor alle volken hebt bereid;
een licht dat voor de heidenen straalt,
een glorie voor uw volk Israël.”
(Zijn vader en moeder stonden verbaasd
over wat van Hem gezegd werd.
Daarop sprak Simeon over hen een zegen uit
en hij zei tot Maria, zijn moeder:
“Zie, dit kind is bestemd tot val of opstanding van velen in Israël,
tot een teken dat weersproken wordt,
opdat de gezindheid van vele harten openbaar moge worden,
en uw eigen ziel zal door een zwaard worden doorboord.”
Er was ook een profetes, Hanna,
een dochter van Fanuël, uit de stam van Aser.
Zij was hoogbejaard en na haar jeugd had zij zeven jaren met haar man geleefd.
Nu was zij een weduwe van vierentachtig jaar.
Ze verbleef voortdurend in de tempel
en diende God dag en nacht door vasten en gebed.
Op dit ogenblik kwam zij naderbij,
dankte God en sprak over het kind tot allen
die de bevrijding van Jeruzalem verwachtten.
Toen zij alle voorschriften van de Wet des Heren vervuld hadden,
keerden zij naar Galilea, naar hun stad Nazaret terug.
Het kind groeide op en nam toe in krachten;
het werd vervuld van wijsheid
en de genade Gods rustte op Hem.)


Beste vrienden,  

Als we aan iets nieuws beginnen maken we vaak ruimte voor onszelf en voor God om zegen te vragen voor deze nieuwe fase van ons leven. Het maakt niet echt uit of het gaat om een groot of klein begin. Elk nieuw begin biedt ons een opening voor hoop, verwachting maar ook onzekerheid. 

We maken goede voornemens aan het begin van het jaar. We vragen om zegen bij een huwelijk of de doop van een kind, maar ook als mensen, ondernemingen, of zelfs hele landen een nieuwe weg inslaan. Dat zijn plechtige momenten waar verleden en toekomst elkaar raken. Op zulke momenten kunnen we ook onze menselijke beperktheid voelen. Wij slaan een pad in, maar we kunnen het succes van onze ambities niet zélf garanderen.  

De toekomst is een onbekend land, oncontroleerbaar gebied. Het is een domein waar onze verwachtingen bewaarheid kunnen worden, maar ook een gebied waarvan dreiging uitgaat. Er kan van alles gebeuren, en het enige dat we zeker weten is dat het leven niet meer zal zijn zoals het was. En soms is het zelfs van tweeën één: de toekomst waar de één zo naar uitkijkt is tegelijkertijd waar de toekomst waar de ander tegenop ziet. 

Op sociale media en in de kranten vinden we een overvloed aan kristallenbolkijkers en tapkastprofeten die ons allemaal gaan uitleggen hoe het mis kan gaan of hoe de gouden bergen nét om de hoek liggen, zo voor de pak. 

Maar ik zal u een geheimpje verklappen: het is onmogelijk om de toekomst te voorspellen. Onze verwachtingen kunnen meer of minder realistisch zijn, maar échte voorspellingen zijn uiterst zeldzaam.

Als we het verhaal van vandaag lezen, over Maria en Jozef die naar de Tempel komen met het kind Jezus lijkt het alsof we een  toekomstverslag horen. Nieuwsberichten over wat komen gaat, maar er is toch echt iets anders aan de hand. 

Maria en Jozef ontmoeten in de Tempel twee bijzondere, geïnspireerde mensen. Simeon en Hanna – een man en een vrouw die vervuld zijn van levenservaring en betrokkenheid op het werk van God voor de mensen. 

Ze herkennen Jezus voor wie Hij is. Dat komt als het ware uit hun hart.  De Herders hadden engelen nodig om het hen te vertellen, de Wijzen moesten met veel omwegen via een ster er achter komen wie de nieuwe koning zou zijn, maar Simeon en Hanna – verblijvend in dat epicentrum van het joodse geloof, de tempel – herkennen Hem.

Hij, Hij ís het. Niet: wat een interessant kind is dat! Kijk eens naar die gedecideerde, koninklijke blik in zijn ogen, dat belooft wat!  Nee, herkenning: Hij is het.

Ze voorspellen niet dat Jezus de Messias zal worden. Hij is de Messias, en zij weten het. Niet omdat ze daar heel lang op gestudeerd hebben of omdat ze allerlei rapporten en prognoses opgesteld hebben, maar omdat ze de realiteit van God kennen, en weten hoe God in de wereld werkt. Hun afwegingen zijn niet van menselijke aard. Simeon en Hanna zijn profeten.

En dan moeten we even opletten. We denken vaak: “profeten, dat zijn toekomstvoorspellers”. Als ze voorspellen dat het volk in Ballingschap gaat, dan komt dat uit. En als ze de Bevrijding voorspellen, de terugkeer naar Jeruzalem, dan komt dat ook uit!

Maar dan missen we de kern van de zaak, als we op het niveau van prognoses en voorspellingen blijven. Daar gaat het de profeet niet om.

Profeten zijn niet in de eerste plaats voorspellers, profeten zijn begaan met het hier en nu. Als ze spreken over de toekomst, is dat de toekomst zoals die zich nu ontvouwt in Gods werkelijkheid. En Gods werkelijkheid is hier en nu.

Een profeet interesseert zich niet in de koers van de Romeinse Denarie of de Tyrische shekel. Hoe lang keizer Augustus nog aan de macht blijft, hoe de Verenigde Staten er over vier jaar uit gaat zien of hoe lang het kabinet blijft zitten.

Een profeet zal niet zeggen wie de verkiezingen wint, maar een profeet kan wel zeggen dat de samenleving geen permanente  wanorde, of voortdurend onrecht kan verdragen. Het kwaad trekt niet aan het langste eind, maar er zal veel kapot moeten vallen voor de rechtvaardigheid doorbreekt.

Het is de taak van de profeet om vanuit het hier en nu te spreken vanuit de blik van God. Die is ons niet onbekend. Met die blik is de hele Bijbel geschreven.

Ik noem drie consequenties bij name:

Ten eerste: Jezus Christus is de verlosser, niemand anders. We gaan niet worden bevrijd door keizers, hogepriesters, presidenten, of door referenda of burgerforums. Geen van die dingen brengt ons heil. Ze zijn misschien nuttig, voor een tijdje, maar niet meer dan dat. Zij mogen niet object van onze verering worden.

Als we horen dat we deze of deze persoon trouw moeten beloven buiten het strikt noodzakelijke of wettelijk voorgeschrevene, dan raken we op een verkeerd pad. Keizers die vinden dat ze God zijn, of vicepresidenten die doen alsof ze theoloog zijn,  raken makkelijk buiten het spoor.

Ten tweede: Jezus Christus openbaart zichzelf als God, maar de openbaring is geen dienstmededeling, een of andere afstandelijk bericht, zoals een email van overheid.nl . Als God zich aan ons openbaart, worden wij ook aan onszelf geopenbaard. In de nabijheid van Christus – en dus in de nabijheid van God - vallen alle maskers af.

Als we God zien voor wie Hij is, zien wij onszelf voor wie wij zijn. En dat inzicht kan wel eens tegenvallen.

Simeon zegt, en dat zijn woorden om stil van te worden: dit kind is bestemd tot val en opstanding van velen. Dan betekent dat in de eerste plaats: er gaan nogal wat mensen flink op hun gezicht gaan. Christus krijg je nooit om niet, er gaat nogal wat gebeuren. Wat voor de één een bevrijding is, zal voor de ander – die zijn hart heeft gezet op wat verkeerd is – een oordeel zijn. Er gaan er veel vallen.

Nu is het oordeel bij God niet bedoeld zoals bij ons, om mensen af te serveren, het oordeel over ons leven is bedoeld om ons te genezen. Het oordeel is niet iets nieuws, het is de doorbraak van de waarheid over de werkelijkheid van ons leven. Je kan pas balsem krijgen als je je eigen wonden ziet.

De toekomst van God is dus niet een soort Kokanje. Het is een plek waar ook wij ten diepste geconfronteerd worden met wie wij zijn, niet zodat we weggeworpen worden, maar opdat wij de weg naar genezing en vergeving in kunnen slaan.  

Ten slotte: elke betrokkenheid op de ander brengt dus ook mee dat we diens vreugde maar ook diens verdriet delen. Als we in gemeenschap zijn met Jezus Christus is er zowel val als opstanding, en dus voelen we zowel vreugde en verdriet voelen. Maria als eerste, want zij is als Moeder van de Kerk de eerste gelovige. Het voorbeeld van geloof.

Zoals Maria zowel de vreugde als het verdriet van Jezus deelt, zo mogen wij ons bewust zijn van de vreugde en het verdriet van anderen. We delen hun vreugde als een nieuw begin zich voor hen opent, we delen hun verdriet als grote ambities voor de toekomst stuklopen.

Jezus Christus wil ons bevrijden van extreme angst of overdreven verwachtingen voor de toekomst. Er is geen anoniem alle vermorzelend lot waar mensen aan onderworpen zijn, en er ligt ook geen Utopie om de hoek als we maar op de juiste ‘sterke man’ stemmen.

Maar elke dag opnieuw liggen er nieuwe wegen naar de toekomst voor ons klaar. Elke dag opnieuw mogen we zinvolle keuzes maken - ongeacht hoe ze uitwerken. Elke dag opnieuw mogen we kiezen hoe we in het leven willen staan. Elke dag vallen we en staan we op. En dat is niet erg, als we maar niet blijven liggen in de sloot van onze eigen helaasheid.

Laten we ons dan elke dag opnieuw verenigen met de Heer die ons vrijmaakt van onszelf. Amen.

Amen