Thursday, 27 February 2025

Zondag 8 door het jaar C

 

In die tijd hield Jezus zijn leerlingen deze gelijkenis voor:
“Kan soms de ene blinde de andere leiden?
Vallen dan niet beiden in de kuil?
De leerling staat niet boven zijn meester;
maar hij zal ten volle gevormd zijn als hij is gelijk zijn meester.
Waarom kijkt ge naar de splinter in het oog van uw broeder
en waarom slaat ge geen acht op de balk in uw eigen oog?
Hoe kunt ge tot uw broeder zeggen:
Broeder, laat mij de splinter uit uw oog halen,
terwijl ge de balk in uw eigen oog niet opmerkt?
Huichelaar,
haal eerst die balk uit uw eigen oog,
dan zult ge scherp genoeg zien
om de splinter te kunnen verwijderen
die in het oog van uw broeder zit.
Er bestaat geen goede boom die zieke vruchten voortbrengt
en evenmin een zieke boom die goede vruchten voortbrengt.
Een boom immers kent men aan zijn vruchten;
men plukt geen vijgen van dorens,
men oogst geen druiven van een braamstruik.
Een goed mens brengt het goede te voorschijn
uit de schat van goedheid in zijn hart;
maar een slechte brengt het slechte te voorschijn
uit zijn schat van slechtheid;
want waar het hart van vol is, daar loopt de mond van over.”

 

Beste vrienden,

Deze zondag is de derde zondag dat we luisteren naar Jezus’ toespraak tot de mensen bij de Berg van de Zaligsprekingen. Er zijn al veel onderwerpen aan de orde gekomen. Twee weken geleden ging het over de geestelijke betekenis van rijkdom en armoede, vorige week over geweld, verzet en hoe je je waardigheid behoudt. En vandaag gaat het over iets waar we ook niet aan ontsnappen. Oordelen, beoordelen, hoe we naar elkaar kijken.

Iedereen wil zichzelf goed presenteren, goed overkomen. Iedereen wil dat een ander goed over hem denkt. Nu heeft iedereen natuurlijk ook mindere punten – maar die houden we uit beeld. Dat is iets natuurlijks. Het zou ook niet goed zijn als het anders zou wezen. De keerzijde er van is echter dat we alles wat we wegstoppen niet meer zien, maar des te beter op anderen letten – wat hun onvolkomenheden zijn. Dat weten we meestal heel goed. Nog pijnlijker wordt het dan als mensen zichzelf op een voetstuk zetten en dan als zedenmeester anderen gaan lopen verbeteren.

Ik denk dat we daar allemaal wel voorbeelden van kennen, en misschien hebben we het (een hele enkele keer!) ook wel eens zelf gedaan. Het probleem met dat doen is niet alleen dat we meestal minder gekwalificeerd zijn om dat te doen, dat we zelf meer balken hebben dan de ander splinters, maar ook dat we onszelf op een hoger plan zetten dan anderen. Je staat niet meer naast de ander, als een vriend, maar je verheft je boven de ander. Je maakt van jezelf een hoge boom. Maar hoge bomen kunnen niet alleen veel wind vangen, soms vallen ze zelfs om, en dan richten ze heel veel schade aan.

In de kerk hebben we hier denk ik ook recent genoeg voorbeelden van gezien. Het is nooit ver weg.

Nee, we moeten niet per se een hoge boom zijn, waar iedereen tegen op kijkt en van onder de indruk is. Het tegenovergestelde is ook niet waar, je moet je zelf ook niet kleiner maken dan dat je bent. Alsof je verdwijnen moet. Dat staat er ook niet.

Het beeld dat het evangelie gebruikt is van de vruchtbare boom. Of die wat hoger is of wat kleiner, dat doet er niet zo toe. Dat is bijzaak. Wat wel zaak is, is dat je vrucht draagt. Bomen dragen vruchten. Dat doen ze op een hele natuurlijke manier. Iedereen die wel eens een fruitkwekerij van dichtbij gezeten heeft weet dat je fruitbomen wel goed moet verzorgen en een handje moet helpen, goed snoeien, al dat soort dingen, maar uiteindelijk doet de boom het allemaal uit zichzelf.

De boom hoeft niet steeds een peptalk te houden voor de spiegel, of steeds zeggen dat hij beter is dan andere bomen, of zelfs maar beter dan de braamstruik. Misschien is het zelfs beter dat de boom zich niet teveel bezighoudt met de struiken, tenzij waar steeds gezegd wordt dat de struik een fantastische boom is. Of de struik dingen gaat zeggen als “kom maar in mijn schaduw”. (Rechters 9:15). Daar mag je dan wel wat van vinden.

Maar de boom moet bovenal boom zijn, zichzelf. Integer, dat wil zeggen: uit één geheel. Hij doet wat hij zegt, wat hij zegt is gegrond in wie hij is. De boom is niet perfect, want niemand is perfect, maar als wat de boom doet aansluit op wie hij hoort te zijn, naar hoe zijn wortels staan, dan komt het ook goed.

Wat betekent dit dan voor ons. Wat is belangrijk voor ons? Drie dingen.

Één, we moeten meer bezig zijn met onszelf dan met anderen. Dat is gezond. Mensen die alleen maar denken aan wat anderen zeggen, anderen doen, anderen laten die worden als vanzelf een beetje leeg van binnen. Dat is niet wat we moeten zijn. Holle vaten, veel kabaal. Nee.

Twee, als je goed gegrond bent, stevig staat, we zouden tegenwoordig zeggen: duidelijkheid hebt over je identiteit – de wortels – dan heb je ook een mogelijkheid om vrij te zijn. Vrijheid hier niet in de zin van alle opties openhouden, elke week ergens anders zijn, maar vrijheid in  de zin dat je onder alle omstandigheden iets goeds kan doen. Wie stevig staat kan vrucht dragen, ook al werkt het weer niet zo mee, of waait het hard. Misschien krijg je niet alle vruchten die je wilt, maar het moet wel heel bar zijn wil er niks komen.

Tenslotte, de vruchten komen op een natuurlijke manier. Als we weten wie zijn, als we verbonden zijn met het goede, met God, met de mensen om ons heen. Dan gebeurt er zeker wat. Net zoals een boom zorg nodig heeft, gevoed moet worden, gesnoeid, zo hebben wij onze gemeenschappen nodig, de gemeenschap van de kerk. We voeden ons niet alleen met de nabijheid van mensen, maar ook door Gods Woord en de sacramenten, met alles wat God ons geeft.

Laat je dan planten in die tuin, als een goede boom. Laat je wortels dieper doordingen in die grond. Geef het tijd. Met haast wordt niks goeds gebouwd. En wanneer het zover is, zullen we die vruchten zien: die van anderen, en die van onszelf, in Gods goede tijd.

Amen.

Thursday, 20 February 2025

Oorlog en vrede

 

(Lucas 6: 27-38)

 In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Tot u die naar Mij luistert zeg Ik:
Bemint uw vijanden,
doet wel aan die u haten,
zegent hen die u vervloeken
en bidt voor hen die u mishandelen.
Als iemand u op de ene wang slaat
keer hem ook de andere toe;
en als iemand uw bovenkleed van u afneemt
belet hem niet ook uw onderkleed te nemen.
Geef aan ieder die u iets vraagt,
en als iemand wegneemt wat u toebehoort
eis het niet terug.
Zoals gij wilt dat de mensen u behandelen,
moet gij ook hen behandelen.
Als ge bemint wie u beminnen,
wat voor recht op dank hebt ge dan?
Ook de zondaars beminnen wie hen liefhebben.
Als gij weldoet aan wie u weldaden bewijzen,
wat voor recht op dank hebt ge dan?
Dat doen de zondaars ook.
Als gij leent aan hen van wie ge hoopt terug te krijgen,
wat voor recht op dank hebt ge dan?
Ook de zondaars lenen aan zondaars
met de bedoeling evenveel terug te krijgen.
Neen, bemint uw vijanden,
doet goed
en leent uit zonder er op te rekenen iets terug te krijgen.
Dan zal uw loon groot zijn,
dan zult ge kinderen zijn van de Allerhoogste,
die immers ook goed is voor de ondankbaren en slechten.
Weest barmhartig zoals uw Vader barmhartig is.
Oordeelt niet,
dan zult ge niet geoordeeld worden.
Veroordeelt niet,
dan zult ge niet veroordeeld worden.
Spreekt vrij
en gij zult vrijgesproken worden.
Geeft
en u zal gegeven worden:
een goede, gestampte, geschudde en overlopende maat
zal men u in de schoot storten.
De maat die gij gebruikt
zal men ook voor u gebruiken.”

 

Beste vrienden,

Er leven veel zorgen. In ons land, op ons continent. Zorgen over onze zekerheid, over oorlog en vrede. Onze ouders en grootouders waren hier beter aan gewend, aan dergelijke zorgen. Voor hen was oorlog een altijd bestaande mogelijkheid. Wij dachten deze vrees achter ons gelaten te hebben. We hadden een nieuwe wereld opgebouwd in de laatste 35 jaar. Oorlog. Dat was iets voor verre landen, mensen die niet delen in onze beschaving. Wilden. Ver weg. Of van lang geleden, toen mensen nog niet zo ontwikkeld waren als wij. Nu.

Het enige probleem met dat idee is, dat we dat al eens vaker hadden gedacht. Vrede, vrijhandel, verdragen: die bestendigen zichzelf wel. Waarom zou je iets goeds opgeven om het slecht te krijgen? Nee. Oorlog: dat laten we nu achter ons.

Ja. Zo heeft men vaker gedacht. Dat de wereld één wordt, en als onze energie wordt voortaan constructief gebruikt. Als u in Amsterdam komt, u stapt uit op Centraal Station, u loopt langs de beurs van Berlage. En daar staat een gedichtje op van Albert Verwey boven één van de deuren:

De aard wordt straks één De volkeren zijn als groepen
Van d’eenen bond die heel haar bol beheerscht.
Door land, door zee, streeft trein, streeft vloot om ‘t zeerst
Naar ‘t wisselend doel Waarheen ze elkander roepen.

1903, toen was de Beurs van Berlage klaar. Maar elf jaar later was er de Eerste Wereldoorlog. Hoe zou men toen naar die woorden gekeken hebben, in 1914,  Terwijl de vloten op elkaar in schieten, de treinen  manschappen en kanonnen vervoeren en het Duitse leger naar de Marne streeft.

Hoe zou men naar die woorden gekeken hebben, in 1914. Terwijl de handel stilviel? En de éne bond van de mensheid die zo écht leek oplost als een mooie droom op een slechte ochtend? 

En nu hebben we dat ontstellende gevoel dat we misschien wel terug bij af zijn. Dat we helemaal geen nieuwe mensen zijn, die het oude hebben afgelegd, maar dat we door alle jaren heen gewoon onszelf zijn gebleven. Mens. Met alles wat daarbijhoort. Gewelddadige wezens. We zijn collectief in staat tot goed én tot kwaad. En wat wij gaan zijn is niet iets dat vooraf vastgesteld is.

Er kunnen verschrikkelijke dingen om ons heen gebeuren. Maar hoe gaan wij daar mee om? Dat is de vraag waar Jezus over spreekt deze zondag. We zitten in het vervolg van de Veldrede (Lucas 6: 27-38) waar we vorige week mee begonnen zijn. En Jezus heeft veel te zeggen over vijandschap. Want vijandschap is onontkoombaar. Het is geen historisch ongelukje, iets wat eens op een enkele tijd en enkele plaats bestaat. De ervaring van vijandschap behoort wezenlijk tot ons leven.

In de wereld van het Evangelie is het ook een dagelijkse onontkoombare realiteit. Het Joodse volk leeft onder onderdrukking en bezetting. En bezetting is geen vrede, maar een voortzetting van de oorlog met andere middelen. Het volk heeft onder het juk van parasitaire religangsters in de tempel, onder tirannen als Herodes of een rijkscommissaris als Pilatus. De belastingambtenaren konden je vrijelijk afpersen. Je kon niet reizen zonder het risico beroofd of zelfs vermoord te worden. En er stond altijd wel iemand gereed om je te intimideren, om dit of dat te doen. Met écht of symbolisch geweld. Met dreigende daden of dreigende taal. Vrijheid was een verre herinnering, een onmogelijke droom. En de Zeloten, het "verzet" zouden we misschien zeggen. Die spraken graag over "bevrijding" maar ze bedoelden daarmee ... terreur.

Als je wordt bedreigd schieten de meeste mensen in één van vier reacties. U heeft ze vast wel eens gehoord. Vechten, vluchten, be-Vriezen, en Vleien. Die reactie overkomt je, nog voordat je er over nagedacht hebt, het zijn traumareacties. Ze hebben allemaal één ding gemeen: ze maken je alle vier minder menselijk. 

Vechten, als je een duw krijgt, als een wild dier. Vluchten, als een op hol geslagen stuk vee, blind van angst. Be-Vriezen, als een ding, een object. En vleien (we zouden misschien beter zeggen: pleasen, likken, of kruipen) als een slaaf voor zijn Geliefde Leider. Dat is wat geweld doet. Het maakt je minder mens, misschien zelfs een onmens. Iets afschuwelijks waar je nauwelijks meer naar kan kijken.  

En dan spreekt Jezus woorden die ons vreemd klinken. Woorden die lijken alsof je moet vleien, likken, passief moet zijn.

Als iemand u op de ene wang slaat
keer hem ook de andere toe;
en als iemand uw bovenkleed van u afneemt
belet hem niet ook uw onderkleed te nemen.
Geef aan ieder die u iets vraagt,
en als iemand wegneemt wat u toebehoort
eis het niet terug.

Ik wil het over die verzen even hebben. Ik hoor mensen deze woorden namelijk wel eens citeren. Dat zijn verdacht vaak mensen die er erg om bezorgd zijn dat als er geïntimideerd wordt, er geen verzet komt. De agressor is immers altijd vreedzaam. Hij wil jou zonder bloedvergieten dwingen te doen wat hij wil. Het is pas als jij nee zegt, dat de klappen komen. Dan is een oproep tot passiviteit, het hijsen van de witte vlag, een belangrijk onderdeel van de agressie.

Maar dat is niet waar het hier om gaat.

We moeten hier elk woord wegen, als er zoveel grote misverstanden zijn, en dreiging. Dreiging en paniek maken namelijk ook nog eens dom. Wanneer er  gedreigd wordt, gaan mensen domme dingen zeggen, domme dingen doen. En er zijn genoeg genadeloze types die daar maar wat graag misbruik van maken.  

Jezus roept ons niet op om alles zomaar te laten gebeuren, volledig passief te zijn in het leven. Om te beginnen is Jezus mensgeworden, dat doet Hij ook zodat wij leren wat het is om mens te zijn. En we kunnen niet volledig mens zijn als we alleen maar reageren op wat er gebeurt, steeds gevangen blijven in escalaties van vechten, vluchten, bevriezen of kruipen. Jezus wordt geen mens zodat wij beesten worden, of vee, of een ding, of een slaaf. Daar hoef je geen mens voor te worden!

Integendeel, deze woorden van Jezus willen jou je menselijkheid teruggeven, ook als die onder vuur ligt. We pakken het even uit.

Als iemand je op de wang slaat, keer dan de ander toe. Wat betekent dat? Het betekent geen alles maar goed vinden. Als Jezus op zijn wang geslagen wordt door de knokploeg van de Hogepriester. Zegt Hij niet, "u heeft groot gelijk dat u mij slaat”. Hij zegt: “als ik iets verkeerds gezegd heb, toon mij het aan, als u dat niet kunt, waarom slaat u mij dan?”. Geen blinde reactie, maar een antwoord. Hij houdt de regie! Ook als je hulpeloos bent, kun je vrij zijn.

Hij slaat niet terug, Hij rent niet weg, Hij bevriest niet, en Hij gaat de hand die Hem slaat ook niet likken. Hij reageert niet onnadenkend, maar geeft antwoord. Op zijn voorwaarden. Vanuit zijn waardigheid als mens.

Als iemand uw bovenkleed van u afneemt, geef hem ook je onderkleed. Schuldeisers - volgens de Joodse wet - mochten maar beperkt kleren van je afpakken. Een mantel moest je ’s avonds weer teruggeven, maar dat gebeurde natuurlijk niet. Dus als een schuldeiser je voor je mantel meldt, kleed je dan maar helemaal uit. Naaktheid was schandelijk, maar de schande rust op wie het ziet, niet zozeer op wie naakt is. Je helemaal uitkleden was een aanklacht. Door dat te doen zet jij de schuldeiser te kijk. Jij houdt de regie. Het is geen blinde reactie.

Je vliegt de schuldeiser niet naar de keel, je vlucht niet in blinde paniek weg, je bevriest niet, en je gaat ook geen laarzen likken. Ook al sta je in je blootje, jij behoudt je waardigheid.

Als iemand iets wegneemt, ga je geen zinloze strijd aan. Want in de wereld van Jezus – een kleine wereld, weet iedereen wat van wie is. Laat de dief maar in zijn gestolen goed lopen, het is een dagelijkse aanklacht, en elke dag wordt het duidelijker en duidelijker. Hij draagt zijn schuld met zich mee. Jij behoudt je waardigheid. Hij niet.

In Matheus lezen we een nog scherpere variant: En als iemand je dwingt één mijl met hem mee te gaan, loop er dan twee met hem op. (Mt 5:41) Soldaten mochten op jou opvorderen om een mijl lang hun bagage te dragen. Dat was het Romeinse militaire recht. Een soort dwangarbeid. Maar maar één mijl. Dwongen ze je verder mee te lopen dan konden ze daarmee serieus in de problemen komen. Dus als je er voor kiest om de bagage niet af te geven maar door te lopen….. Breng je ze in de problemen. Daar is niks passiefs aan. Het is een creatieve daad van verzet. Jij pakt regie. Niks passieve gehoorzaamheid. Het evangelie is geen goede plek voor laarzenlikkers.  

Maar in alles wat we doen is er liefde, en dat betekent minstens, dat we de ander niet tot on-mens maken, niet tot ding, niet tot slaaf. De ander – ook al is hij een vijand – is er niet om vernietigd – te worden. De vijand is ook mens, de vijand heeft ook een waardigheid. Ookal deelt hij zelf niet in dat idee.

Wat er ook gebeurt, en wat de toekomst ook gaat brengen, is dat de overtuiging die ons leidt. Soms móet er gevochten worden. Wij zijn niet geïnteresseerd in oorlog. Maar oorlog is soms wél erg geïnteresseerd in ons. Dat vraagt om antwoord. En dat antwoord is (en moet) soms militair zijn. "De overheid draagt het zwaard niet tevergeefs" lezen we in de Romeinenbrief. Het is ook een daad van liefde om op een hol geslagen land er militair van te weerhouden om de boosaardige plannen van hun leiders door te voeren. Om erger te voorkomen.

Maar als je moet vechten, vecht je niet als een wild dier, of als een terrorist.

Dat niet.

Soms moet er gevlucht worden, je kan niet blijven waar je bent. Je zoekt een ander heenkomen voor zolang dat nodig is. Maar als je vlucht, doe je dat niet als een op hol geslagen gnoe.

Soms moet je wachten. Rustig observeren. Kijken wat er gebeurt. Maar je gaat niet bevriezen alsof je iemand bent die alleen maar hopeloos de afgrond in kan staren, wachtend op het einde. Integendeel, je wacht hoopvol, kijkend naar kansen om van betekenis te zijn. En die zullen er altijd zijn.

Soms moet je gehoorzamen, conformeren aan iets wat verkeerd is. Je hebt niet altijd een keus. Maar je gaat niet likken, je gaat niet kruipen, je gaat niet zeggen dat het kwade goed is, en het goede kwaad. Je behoudt je waardigheid, in alles wat je doet. En soms moet je maar eens twee mijl oplopen in plaats van één. Om even te laten merken dat mee-op-lopen niet perse betekent dat je over je heen laat lopen.Waardevolle les. Zo blijf je in contact met je eigen menselijkheid.

Maar als de tijden slecht zijn, worden ze ook ooit weer goed. Als er angst is en onzekerheid, is er des te meer kans hebben wij om van betekenis te zijn. Om hoop te bieden. Als er duisternis is, mogen we verlichting brengen. Waar haat, leugens en liefdeloosheid heersen, en de macht slechts met verachting over het goede spreekt, dan hebben wij heel veel te doen. Als het donker wordt, en niemand de ander wil zien, dan kunnen wij hun waardigheid zichtbaar maken, uit liefde.

Nee, vrienden. De toekomst is niet afgelopen. Zij begint nog maar pas.

Amen