In die
tijd hield Jezus zijn leerlingen deze gelijkenis voor:
“Kan soms de ene blinde de andere leiden?
Vallen dan niet beiden in de kuil?
De leerling staat niet boven zijn meester;
maar hij zal ten volle gevormd zijn als hij is gelijk zijn meester.
Waarom kijkt ge naar de splinter in het oog van uw broeder
en waarom slaat ge geen acht op de balk in uw eigen oog?
Hoe kunt ge tot uw broeder zeggen:
Broeder, laat mij de splinter uit uw oog halen,
terwijl ge de balk in uw eigen oog niet opmerkt?
Huichelaar,
haal eerst die balk uit uw eigen oog,
dan zult ge scherp genoeg zien
om de splinter te kunnen verwijderen
die in het oog van uw broeder zit.
Er bestaat geen goede boom die zieke vruchten voortbrengt
en evenmin een zieke boom die goede vruchten voortbrengt.
Een boom immers kent men aan zijn vruchten;
men plukt geen vijgen van dorens,
men oogst geen druiven van een braamstruik.
Een goed mens brengt het goede te voorschijn
uit de schat van goedheid in zijn hart;
maar een slechte brengt het slechte te voorschijn
uit zijn schat van slechtheid;
want waar het hart van vol is, daar loopt de mond van over.”
Beste vrienden,
Deze zondag is de derde zondag dat we luisteren naar Jezus’ toespraak tot de mensen bij de Berg van de Zaligsprekingen. Er zijn al veel onderwerpen aan de orde gekomen. Twee weken geleden ging het over de geestelijke betekenis van rijkdom en armoede, vorige week over geweld, verzet en hoe je je waardigheid behoudt. En vandaag gaat het over iets waar we ook niet aan ontsnappen. Oordelen, beoordelen, hoe we naar elkaar kijken.
Iedereen wil zichzelf goed presenteren, goed overkomen. Iedereen wil dat een ander goed over hem denkt. Nu heeft iedereen natuurlijk ook mindere punten – maar die houden we uit beeld. Dat is iets natuurlijks. Het zou ook niet goed zijn als het anders zou wezen. De keerzijde er van is echter dat we alles wat we wegstoppen niet meer zien, maar des te beter op anderen letten – wat hun onvolkomenheden zijn. Dat weten we meestal heel goed. Nog pijnlijker wordt het dan als mensen zichzelf op een voetstuk zetten en dan als zedenmeester anderen gaan lopen verbeteren.
Ik denk dat we daar allemaal wel voorbeelden van kennen, en misschien hebben we het (een hele enkele keer!) ook wel eens zelf gedaan. Het probleem met dat doen is niet alleen dat we meestal minder gekwalificeerd zijn om dat te doen, dat we zelf meer balken hebben dan de ander splinters, maar ook dat we onszelf op een hoger plan zetten dan anderen. Je staat niet meer naast de ander, als een vriend, maar je verheft je boven de ander. Je maakt van jezelf een hoge boom. Maar hoge bomen kunnen niet alleen veel wind vangen, soms vallen ze zelfs om, en dan richten ze heel veel schade aan.
In de kerk hebben we hier denk ik ook recent genoeg voorbeelden van gezien. Het is nooit ver weg.
Nee, we moeten niet per se een hoge boom zijn, waar iedereen tegen op kijkt en van onder de indruk is. Het tegenovergestelde is ook niet waar, je moet je zelf ook niet kleiner maken dan dat je bent. Alsof je verdwijnen moet. Dat staat er ook niet.
Het beeld dat het evangelie gebruikt is van de vruchtbare boom. Of die wat hoger is of wat kleiner, dat doet er niet zo toe. Dat is bijzaak. Wat wel zaak is, is dat je vrucht draagt. Bomen dragen vruchten. Dat doen ze op een hele natuurlijke manier. Iedereen die wel eens een fruitkwekerij van dichtbij gezeten heeft weet dat je fruitbomen wel goed moet verzorgen en een handje moet helpen, goed snoeien, al dat soort dingen, maar uiteindelijk doet de boom het allemaal uit zichzelf.
De boom hoeft niet steeds een peptalk te houden voor de spiegel, of steeds zeggen dat hij beter is dan andere bomen, of zelfs maar beter dan de braamstruik. Misschien is het zelfs beter dat de boom zich niet teveel bezighoudt met de struiken, tenzij waar steeds gezegd wordt dat de struik een fantastische boom is. Of de struik dingen gaat zeggen als “kom maar in mijn schaduw”. (Rechters 9:15). Daar mag je dan wel wat van vinden.
Maar de boom moet bovenal boom zijn, zichzelf. Integer, dat wil zeggen: uit één geheel. Hij doet wat hij zegt, wat hij zegt is gegrond in wie hij is. De boom is niet perfect, want niemand is perfect, maar als wat de boom doet aansluit op wie hij hoort te zijn, naar hoe zijn wortels staan, dan komt het ook goed.
Wat betekent dit dan voor ons. Wat is belangrijk voor ons? Drie dingen.
Één, we moeten meer bezig zijn met onszelf dan met anderen. Dat is gezond. Mensen die alleen maar denken aan wat anderen zeggen, anderen doen, anderen laten die worden als vanzelf een beetje leeg van binnen. Dat is niet wat we moeten zijn. Holle vaten, veel kabaal. Nee.
Twee, als je goed gegrond bent, stevig staat, we zouden tegenwoordig zeggen: duidelijkheid hebt over je identiteit – de wortels – dan heb je ook een mogelijkheid om vrij te zijn. Vrijheid hier niet in de zin van alle opties openhouden, elke week ergens anders zijn, maar vrijheid in de zin dat je onder alle omstandigheden iets goeds kan doen. Wie stevig staat kan vrucht dragen, ook al werkt het weer niet zo mee, of waait het hard. Misschien krijg je niet alle vruchten die je wilt, maar het moet wel heel bar zijn wil er niks komen.
Tenslotte, de vruchten komen op een natuurlijke manier. Als we weten wie zijn, als we verbonden zijn met het goede, met God, met de mensen om ons heen. Dan gebeurt er zeker wat. Net zoals een boom zorg nodig heeft, gevoed moet worden, gesnoeid, zo hebben wij onze gemeenschappen nodig, de gemeenschap van de kerk. We voeden ons niet alleen met de nabijheid van mensen, maar ook door Gods Woord en de sacramenten, met alles wat God ons geeft.
Laat je dan planten in die tuin, als een goede boom. Laat je wortels dieper doordingen in die grond. Geef het tijd. Met haast wordt niks goeds gebouwd. En wanneer het zover is, zullen we die vruchten zien: die van anderen, en die van onszelf, in Gods goede tijd.
Amen.