Broeders en zusters in Christus
We zijn begonnen aan de Advent. Aan een nieuw kerkelijk jaar.
We staan op de startbaan om te vertrekken. Om de reis naar het nieuwe jaar aan
te gaan.
Op reis zijn betekent: nieuwe kansen krijgen op nieuwe
ontmoetingen. Nieuwe mogelijkheden om God te leren kennen in onszelf en onze
naasten. Wij blijven nooit stilstaan. Wij zijn nooit af. We mogen altijd nog
een stap verder gaan en nieuwsgierig zijn naar wat er deze keer weer achter de
horizon van het nieuwe jaar ligt.
Maar onze reis gaat wel ergens heen. Zo was het ook in de
tijd van de Bijbel. De joden waren vaak op reis. Waar ter wereld ze ook woonden
– en in de hele toen bekende wereld waren joodse gemeenschappen te vinden –
iedere jood maakte graag de reis naar Jeruzalem om op bedevaart te gaan naar de
Tempel van God.
Daar kunnen we over lezen in de bedevaartspsalmen , zoals
psalm 122:
“Hoe blij was ik toen men mij riep:
Wij trekken naar Gods huis!
En nu mag mijn voet, Jeruzalem
uw poorten binnentreden.
Naar u trekken de stammen op,
de stammen van God volk.”
Wij trekken naar Gods huis!
En nu mag mijn voet, Jeruzalem
uw poorten binnentreden.
Naar u trekken de stammen op,
de stammen van God volk.”
De Tempel in Jeruzalem was het centrum van de wereld. De
plaats waar God aanwezig was. De God van heel de wereld had dáár zijn thuis.
Daar en nergens anders. En God is niet alleen maar de God van het Joodse volk.
Hij is De Enige. Hij is de God van alles wat op Aarde leeft en bestaat. Alle
dingen, alle dieren, alle landen, alle mensen horen bij Hem.
Dan zie je ook bij Jesaja dat hij profeteert over de toekomst
en zegt: alle volkeren gaan net als wij op reis naar die Tempel, naar de Berg
Sion. Om de God te ontmoeten die ook hún vader is. En zo is het ook gegaan. Of:
méér dan zo gegaan. Want God geeft zichzelf.
De Tempel, hoe heilig ook, is uiteindelijk alleen maar
stenen. God is veel groter dan de Tempel. Jezus Christus, waarin God zichzelf
laat zien, is veel meer dan de Tempel.
Jezus Christus spreekt over zichzelf als over de Tempel, in
het evangelie van Johannes. “Breek deze Tempel af, en ik zal hem in drie dagen
herbouwen”. Dat zei hij over zichzelf, over de Tempel van zijn lichaam. Als we op weg gaan naar Kerst, gaan we op weg, op bedevaart, naar díe
Tempel, gaan we op bedevaart samen met alle mensen die ons voorgegaan zijn.
Maar zoals dat gaat als je op reis gaat, je moet er wel
altijd voor zorgen dat je reisgids bij de tijd is. Soms veranderen er adressen,
of belangrijke tips. Of de wetgeving in het land waar u naartoe gaat veranderd,
en dat moet u dan wel weten!
Ook in onze reisgids van deze zondag, in uw boekje, is een
belangrijke verandering opgetreden. U heeft er vast al van gehoord, van het
nieuwe Onze Vader.
U mag van het nieuwe Onze Vader vinden wat u wilt, als u het
straks maar meebidt in de liturgie! Ik wil u dan ook vragen om straks na het
Eucharistisch Gebed zorgvuldig mee te lezen in uw boekje. Dan gaan we met zijn
allen gelijk op.
De reis van vandaag, de reis van de Eucharistie, is namelijk
een groepsreis. En zoals dat gaat met groepsreizen is het altijd jammer als een
deel van de groep verdwaalt, en de anderen op hen moeten wachten. En de
buschauffeur maar mopperen! Dus: samen uit, samen thuis, ook als we het Onze
Vader bidden!
En dan moeten we ook aandachtig zijn, even goed opletten, dan
weten we welke wegen we moeten gaan
Ook het Evangelie van deze zondag roept ons op om aandachtig en
alert te zijn. De komt van het nieuwe Onze Vader is aangekondigd, we hebben er
over kunnen lezen en er is zelfs iets over op radio en televisie geweest. De definitieve
terugkomst van de Heer, daar van weten we niet wanneer dat zal zijn.
De houding die we moeten aannemen wordt met verschillende
woorden omschreven: wakker blijven, waken, waakzaam zijn. Maar misschien is het
toch beter te spreken over aandachtig zijn. Want altijd wakker zijn, dat kunnen
we niet. Maar aandachtig zijn wanneer we wakker zijn, dat ligt wel degelijk
binnen onze mogelijkheden! Aandachtig zijn is een houding die iedereen gegeven
is, die iedereen kan leren, waar je altijd wat beter in kan worden.
Als je aandachtig bent, dan ben je betrokken bij wat er om je
heen gebeurt. Dan draait je leven niet op de automatische piloot. Dan is elke
dag zwanger van mogelijkheden om nieuwe dingen te doen en te ontdekken. Dat
betekent niet dat we elke dag andere dingen zullen doen, maar de houding
waarmee we die dingen doen maakt ze fris en nieuw.
Je dagelijkse werkzaamheden lijken dan nog steeds niet anders
te zijn dan degene met wie je op het veld bent, of degene met wie je aan de
molensteen staat, maar als het er op aankomt heb jíj iets gehoord en gezien
waar de ander blind voor is. Iets waar je “weg van bent”.
Maar let op: aandachtig zijn is kost ook moeite. Al is het
met alles zo dat het makkelijker wordt naar mate je het vaker doet slijt het
in, en wordt het makkelijker.
Simone Weil, een Franse filosofe die veel heeft nagedacht
over het christendom zei eens: “aandachtig zijn is de hoogste vorm van gulheid”
, dat zegt ze omdat attent zijn, aandacht hebben voor iets of iemand wat buiten
je ligt, een gave van jezelf is. Als er iemand voor mijn deur staat met een
collectebus, dan pak ik natuurlijk mijn portemonnee, en ik geef wat kleingeld
voor dat goede doel, voor het Rode Kruis of de Hartstichting, of het
Wilhelminafonds, maar dat kleingeld – dat komt niet uit jezelf – dat is hooguit
van jou – maar je geeft niks van je eigen ziel, van jezelf, weg.
Maar je aandacht, die komt uit jezelf voort, en die mag je
met iedereen delen. Met de hele wereld, en met God. En zoals dat gaat: alles
wat je weggeeft en deelt, krijg je veelvoudig terug.
Uiteindelijk mogen we ook uitkijken naar de tijd waarin we
alle liefde en aandacht die we in dit leven hebben mogen geven terug zullen
zien en we zullen die aandacht dan leren kennen voor wat het was, als de
weerspiegeling van God’s onuitputtelijke liefde en aandacht die hij over ons
heeft doen neerdalen.
Amen.