Sunday 4 March 2018

Tovenaarsleerling

Preek voor de Derde Zondag van de Veertigdagentijd

Lezing uit het boek Exodus 20,1-17.

In die dagen sprak God deze woorden:
‘Ik ben de Heer, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd.
Vereer naast mij geen andere goden.
Maak geen godenbeelden, geen enkele afbeelding van iets dat in de hemel hier boven is
of van iets beneden op de aarde of in het water onder de aarde.
Kniel voor zulke beelden niet neer, vereer ze niet, want ik, de Heer, uw God,
duld geen andere goden naast mij. Voor de schuld van de ouders laat ik de kinderen boeten,
en ook het derde geslacht en het vierde, wanneer ze mij haten;
maar als ze mij liefhebben en doen wat ik gebied, bewijs ik hun mijn liefde tot in het duizendste geslacht.
Misbruik de naam van de Heer, uw God, niet, want wie zijn naam misbruikt laat hij niet vrijuit gaan.
Houd de sabbat in ere, het is een heilige dag.
Zes dagen lang kunt u werken en al uw arbeid verrichten,
maar de zevende dag is een rustdag, die gewijd is aan de Heer, uw God; dan mag u niet werken.
Dat geldt voor u, voor uw zonen en dochters, voor uw slaven en slavinnen, voor uw vee,
en ook voor vreemdelingen die bij u in de stad wonen.
Want in zes dagen heeft de Heer de hemel en de aarde gemaakt, en de zee met alles wat er leeft,
en op de zevende dag rustte hij. Daarom heeft de Heer de sabbat gezegend en heilig verklaard.
Toon eerbied voor uw vader en uw moeder. Dan wordt u gezegend met een lang leven in het land dat de Heer, uw God, u geven zal.
Pleeg geen moord.
Pleeg geen overspel.
Steel niet.
Leg over een ander geen vals getuigenis af.
Zet uw zinnen niet op het huis van een ander, en evenmin op zijn vrouw, op zijn slaaf, zijn slavin,
zijn rund of zijn ezel, of wat hem ook maar toebehoort.’

Heilig Evangelie van Jezus Christus volgens Johannes 2,13-25.

Toen het paasfeest der Joden nabij was, ging Jezus op naar Jeruzalem.
In de tempel trof Hij de verkopers van runderen, schapen
en duiven aan en ook de geldwisselaars, die daar zaten.
Hij maakte een gesel, dreef ze allemaal uit de tempel, ook de schapen en de runderen;
het klein­geld van de wisselaars veegde Hij van de tafels en wierp die omver.
En tot de duivenhande­laars zei Hij: 'Weg met dit alles!
Maakt van het huis van mijn Vader geen markthal!
Zijn leerlingen herinnerden zich dat er geschre­ven staat: De ijver voor Uw huis zal mij verteren.
De Joden richtten zich tot Hem met de woorden: 'Wat voor teken kunt Gij ons laten zien, dat Gij dit doen moogt?'
Waarop Jezus hun antwoordde: 'Breekt deze tempel af
en in drie dagen zal Ik hem doen herrijzen.'
Maar de Joden merkten op: 'Zesenveertig jaar is aan deze tempel gebouwd;
zult Gij hem dan in drie dagen doen herrijzen?'
Jezus echter sprak over de tempel van zijn lichaam.
Toen Hij dan ook verrezen was uit de doden, herinnerden zijn leerlingen zich
dat Hij dit gezegd had, en geloof den in de Schrift en in het woord dat Jezus gespro­ken had.
Terwijl Hij bij gelegenheid van het paasfeest in Jeruzalem was, begonnen er velen zijn in Naam te geloven bij het zien van de tekenen die Hij deed.
Maar Jezus van zijn kant had geen vertrouwen in hen, omdat Hij allen kende.
Hij wist wat er in de mens stak en daarom was het niet nodig dat iemand Hem over de mens inlichtte.




Broeders en zusters in Christus 

Bij mijn wijding kreeg ik van iemand een DVD met de film “Fantasia”, de beroemde film van Walt Disney die eigenlijk weer bestaat uit een aantal korte films. De bekendste er van is de Tovenaarsleerling.

U kent het verhaal vast. Mickey Mouse is de Tovenaarsleerling, en hij wordt hard aan het werk gezet door de Tovenaar. Hij moet water halen uit de put. Zwaar werk. Als de Tovenaar vertrekt denkt Mickey “dat kan vast makkelijker”, en hij gebruikt het grote Toverboek om een bezem te betoveren. Voortaan haalt de bezem wel water en kan Mickey fijn een tukje doen.

In zijn dromen voelt hij zich al almachtig, en tovert de sterren uit hun banen en de zee uit haar diepten. Maar ja, als hij weer wakker wordt blijkt het een koude douche.

Het gaat helemaal mis, want de bezem blijft gewoon doorgaan met waterhalen, ook al staat de hele Tovenaarsgrot vol water. En er is vast een stop-spreuk, maar die kent Mickey niet!

En als Mickey de bezem in honderd stukken slaat komen er ook nog eens honderd bezems voor terug, die allemaal water gaan halen, Mickey wordt zelfs onder de voet gelopen. Voor het probleem dat hij dacht op te lossen krijgt hij letterlijk honderd problemen terug.

Gelukkig komt net op tijd de Grote Tovenaar terug, dwingt de wateren terug naar hun plek. De Tovenaarsleerling heeft zijn lesje geleerd en geeft de tovermuts weer terug aan de Tovenaar. Hij krijgt dan nog wel een standje maar gaat daarna weer aan het werk. Water halen, net als in het begin.

Ik moest de afgelopen week aan de Tovenaarsleerling denken, hoe makkelijk het is om iets te doen, te denken dat dat een probleem oplost en dat je een paar dagen later doorweekt en onder de voet gelopen door allerlei problemen je afvraagt hoe het zo ver heeft kunnen komen.

Soms gaat dat heel snel. Maar soms duurt dat veel langer, is het een geniepiger proces, en sla je als mens, als gemeenschap of als kerk of land langzaamaan een weg in die je steeds dieper in de problemen brengt. Het zicht op waar het je ooit om te doen was raak je dan langzaamaan kwijt. Dan heb je vaak iemand van buiten, of soms van boven nodig die je in één keer duidelijk maakt dat het zo niet verder kan.

In het begin van het Joodse volk, als ze door de woestijn trekken, krijgen ze van God de Wet. Door de Wet leren mensen met elkaar omgaan, en met God om te gaan, leren ze goed van kwaad te onderscheiden en kunnen ze manieren vinden om van dat kwaad af te komen. En de Wet is kort! Het zijn zo hebben we in de inleiding kunnen horen de Tien Woorden van het Verbond, daar heb je genoeg aan.

Maar leven volgens de Wet, die tien woorden, dat is wel hard werken. Elke dag water halen, als het ware. Elke dag opnieuw, elke dezelfde moeite doen en met vallen en opstaan proberen je naaste en God recht te doen.

Op een gegeven moment komt dan de verleiding om de Wet wat aan te passen wat makkelijker te laten zijn. Er komen mensen die aan de Wet willen verdienen, of de Wet voor hun eigen belangen willen laten werken, of nog erger: dat de Wet gebruikt wordt om andere mensen te onderdrukken of te vernederen. Om onrecht te doen.

En dan wordt de Wet niet meer dat mooie en belangrijke gereedschap van het begin, maar het wordt iets wat je onder de voet gaat lopen, zich eindeloos vermeerdert, in het ergste geval wordt het iets wat niks meer met God te maken heeft.

Geen tien woorden meer, maar duizenden en duizenden woorden, woorden die mensen verdrukken en tot zwijgen brengt.

En het Huis van God begint dan onder te lopen, en dan niet met water maar met macht en geld en goed. En terwijl de bazen en bovenbazen op hun gouden stoelen dromen van almacht zijn ze in feite net zo machteloos geworden als de mensen die ze onderdrukken.

Maar als het de spuigaten uitloopt komt er iemand om in te grijpen.
Jezus zelf zegt waar het echt om gaat, niet om goud en zilver, niet om vergunningen, wetboeken, decreten en macht, niet om een omhaal van woorden, zelfs niet om die prachtige Tempel die daar in Jeruzalem staat, maar maar om één ding:

Hijzelf.

God heeft in Jezus Christus zijn énige, zijn diepste woord gesproken. Als we willen weten wat de Dekaloog, de Tien Geboden, de Tien Woorden betekenen moeten we kijken naar het éne Woord, het Woord dat Mens geworden is. Dan heb je niet meer nodig, maar minder.

Jezus grijpt dan stevig in, de tovenaarsleerlingen in de Tempel krijgen een stevige berisping. Dat is soms nodig, niet om je agressie te tonen tegen mensen maar om mensen op het juiste pad te helpen. Je krijgt maar één kans om één keer volstrekt duidelijk te maken dat iemand op het verkeerde pad zit. Jezus laat de kans niet liggen. 

Jezus wil de mensen niet straffen of pijn doen, Hij wil hen terugbrengen naar God, ruimte voor hen maken, ze vrij maken zodat ze zich kunnen openstellen voor God en voor elkaar. 

Wij hebben geen Tempel meer om God te ontmoeten, maar we hebben wel een hart, en dat werkt net zo goed. En in die harten is meer of minder ruimte voor God en de naasten. We moeten ons in deze Veertigdagentijd er goed aan werken dat dat hart vrij blijft. Dat is hard werken, we moeten veel poetsen en water halen, maar als je probeert bochten af te snijden komt daar alleen maar gedoe van.

Dan staat dat hart op een gegeven moment vol met tafels en geldkisten en roerend en onroerend goed. We hebben nog tijd voor een flinke schoonmaak!

Gooi dan die tafels om en drijf het vee naar buiten. Dan maken we ruimte voor wat God ons te zeggen heeft, ruimte voor de Tien Woorden en ruimte voor dat éne Woord dat mens geworden is.

Jezus Christus onze Heer.

Amen.