Sunday, 12 August 2018

De Reis van Dood naar Leven




Broeders en zusters, 

Een maand geleden was er heel veel te doen over een aantal jongens van een voetbalclub, die samen met hun trainer verdwaald waren geraakt in een grottenstelsel in Thailand. Vanuit de hele wereld kwam er hulp op gang en uiteindelijk wist men met veel inspanning en opoffering de jongens uit hun benarde positie te bevrijden.

Zo weinig aandacht er is voor andere mensen in moeilijkheden, zoveel aandacht was er nu. Dat was iets wat mij althans, erg opviel. Overal ter wereld zijn mensen in levensgevaar maar juist déze gebeurtenis grijpt de hele wereld aan, en doet ons meeleven op een manier die anders niet zomaar voorkomt.

Ik denk dat dat komt omdat er iets heel symbolisch in hun verhaal zat, in dit avontuur van deze jongens. Wat zij hebben meegemaakt is als het ware een her-beleving van andere oude verhalen – de reis van de dood naar het leven toe. In alle mythologieën van de oude volkeren, vind je verhalen over dergelijke reizen, vanuit het dodenrijk gaat de held naar het leven toe, en de dood wordt vaak voorgesteld als iets onder-aards. Dat verhaal van die jongens uit Thailand, dat raakt een diepe snaar bij ons mensen.

De gang van dood naar leven is een verhaal dat iedereen herkent, en er als vanzelf bij mee gaat leven, zo fundamenteel is dat verhaal.
De bijbel kent ook zo`n verhaal – het verhaal van de Exodus, de gang naar het beloofde land. We lezen deze zondagen uit Johannes, over hoe Jezus over zichzelf spreekt als het Levend Brood – en dát is het verhaal waar steeds naar teruggewezen wordt, de reis van het Joodse volk van Egypte vandaag, het Slavenhuis, het Rijk van de Dood, naar het nieuwe leven in Kanaän. Egypte ligt dan wel niet letterlijk onder de grond, maar het was nochtans dat, een dodenrijk. Het hart van Farao en de machthebbers was dood.

De duisternis die over Egypte kwam, maakte juist zichtbaar wat Egypte geworden was, een duistere grot, een hel voor het joodse volk.
De tocht door de woestijn maakt deel uit van die tocht; de woestijn is een doods gebied – je kan er met Gods hulp – water, Manna – wel overleven, maar je kan er geen bestaan opbouwen. Je kan er niet blijven – en je moet een ander volgen. Je kan er niet zelf uit – dat is ook een kenmerk van deze tocht. De held in de kinderverhalen vindt zijn eigen weg – maar wij zijn als kinderen in een grot, wij hebben hulp nodig van iemand die de weg weet – iemand die de Weg is.

Daarmee komen we op de reden dat Jezus steeds – in deze verhalen rond het brood – naar zichzelf wijst. Als Hij zegt “ik ben het brood des levens” wil dat ook zoveel zeggen als: je moet me geloven – alleen ik kan jullie op weg helpen naar een nieuwe toekomst, naar een nieuw leven met God. De oude reiskost – de manna – was goed voor toen, maar daar kun je niet meer terug naar toe. Een klok die je terugdraait, gaat stuk. Als je goed luistert naar de boodschap uit het verleden kun je horen wat God zegt – het is tijd voor een nieuwe reis.

De mensen die naar Jezus luisteren zullen dus hun keuze moeten maken en voor zichzelf beslissen: wát is het Woord van God? Is dat de as van het verleden, dat je goed moet opbergen in een urn opdat het niet verloren kan gaan, of is het het levende vuur van God dat licht en warmte geeft en de weg wijst naar een nieuwe toekomst, een nieuw leven met God? Het licht van God dat je de uitweg toont uit die grot, uit die duisternis?

Ook wij mogen onze keuzes maken. We hoeven niet meer naar Jezus te luisteren als rondrekkende leraar van wie we niet zeker weten wie hij is en waar hij vandaan komt, maar we mogen naar hem luisteren met de oren van het geloof – het geloof dat Hij onder de tekens van brood en wijn daadwerkelijk bij ons is, en Zijn Leven met ons wil delen.

Laten we dan daarvoor kiezen, dat wij altijd met Hem blijven optrekken, weg uit de duisternis – duisternis moeten we dagelijks van ons houden – en op naar het Licht, het rijk van vrijheid waar we mogen leven bij God.

Amen.