Sunday, 26 August 2018

Tot Wie Zouden Wij Anders Gaan?


(Evangelie van Johannes 6:60-69)
 
In die tijd zeiden velen van Jezus’ leerlingen:
“Deze taal stuit iemand tegen de borst.
Wie is nog in staat naar Hem te luisteren?”
Maar Jezus,
die uit zichzelf wist dat zijn leerlingen daarover morden,
vroeg hun:
“Neemt gij daar aanstoot aan?
Als gij dan de Mensenzoon ziet opstijgen
naar waar Hij vroeger was?
Het is de geest, die levend maakt,
het vlees is van geen nut.
De woorden, die Ik tot u gesproken heb,
zijn geest en leven.
Maar er zijn er onder u,
die geen geloof hebben.”
- Jezus wist inderdaad van het begin af aan
wie het waren die niet geloofden
en wie Hem zouden overleveren. -
Hij voegde er aan toe:
“Daarom heb Ik u gezegd,
dat niemand tot Mij kan komen
als het hem niet door de Vader gegeven is.”
Tengevolge hiervan
trokken velen van zijn leerlingen zich terug
en verlieten zijn gezelschap.
Waarop Jezus aan de twaalf vroeg:
“Wilt ook gij soms weggaan?”
Simon Petrus antwoordde Hem:
“Heer, naar wie zouden wij gaan?
Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven
en wij geloven en weten dat Gij de Heilige Gods zijt.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.


Preek 21ste zondag door het jaar (B)
Zondag 27 augustus ’18

Broeders en zusters in Christus

Van de week kreeg ik een uitschrijving in de bus. Een volledig ingevuld formulier waarin iemand officieel aan de Kerk meedeelt dat iemand niet meer bij de Kerk wil horen. Ik moet direct zeggen dat dat eigenlijk niet zo vaak gebeurt. Ik krijg maar een paar van die formulieren per jaar, soms met een brief er bij, soms niet. Meestal zijn er wat meer uitschrijvingen als er slecht nieuws is over de Kerk. Of als de Kerk het er bij heeft laten zitten – als we niet hebben waargemaakt waar we voor staan. Of dit zelfs hebben ontkend. 

“Dáár wil ik niet meer bijhoren.” zegt men dan, en dat is niet onbegrijpelijk. Zeker als het gaat om mensen die eigenlijk heel weinig met de kerk hebben. Dan is de drempel om op te zeggen niet zo hoog meer.

Als je mensen spreekt die zich willen uitschrijven dan zeggen ze vaak iets in de trant van “Ik heb geen probleem met Jezus, maar ik heb geen geloof meer in de Kerk”. Dan doen we het niet goed, als mensen dat zeggen. Ze vertrekken uit de Kerk, maar Jezus blijft hen toch nog bij, op wat voor manier dan ook. Dus wie weet wat er in de toekomst nog gebeurt?

In het Evangelie van vandaag lezen we ook over mensen die afstand nemen, zelfs weglopen.  Maar niet zomaar van de Kerk, maar van Jezus Christus zelf. Ze willen niet meer bij Hem horen. Dit zijn geen mensen die op een afstandje staan, en op een verloren middag een vergeeld pasje van de Jezusbeweging in hun portemonnee vinden en denken, ‘hmm, die moet ik ook nog eens opzeggen’ , maar mensen die echt voor Jezus gekozen hadden. Zijn leerling waren geworden. Hem in levende lijve hebben meegemaakt. 

Leerling zijn in die tijd betekende dat je je werkelijk verbond als iemand. Leerling worden was niet was niet zozeer lid zijn van een club, of donateur van een stichting, maar je committeerde je helemaal – met hart en ziel –  aan een bijzonder mens, iemand die jou de weg kan wijzen in het leven.

Maar nu gaan ze weg, de een na de ander. En niet om iets wat de leerlingen hebben gedaan en gelaten maar om wie Jezus is, en wat Hij doet. “Maar er zijn er onder u, die geen geloof hebben.”, zegt Jezus. Hij klinkt eigenlijk niet zo vriendelijk meer. Hij lijkt de leerlingen voor het blok te zetten. Óf je gelooft me als ik zeg wie ik ben of het staat je vrij te gaan. Hier, op dit niveau, is geen ruimte meer voor halve maatregelen, of voor meelopers die wel doen alsof, maar wiens hart niet op de juiste plek zit.

Kennelijk is er een flinke uittocht gaande, want hij vraagt dan de apostelen, de Twaalf die hij uitgezocht heeft als zijn naaste medewerkers of zij ook van plan zijn te gaan.

Maar dan gebeurt er iets bijzonders. Die Twaalf blijven allemaal aan boord. En Petrus spreekt de prachtige woorden: “U heeft woorden van eeuwig leven, tot wie zouden wij anders gaan?”.

De Twaalf dat zijn de apostelen, we kunnen zeggen dat is de kern, het fundament van de zichtbare Kerk, net zoals ze de fundamenten zijn van het Hemelse Jeruzalem (Apok.)

De Twaalf vielen niet uiteen na de Hemelvaart van Jezus maar bleven bij elkaar en vormden zo het eerste kerkbestuur – later kwam daar steeds meer organisatie bij kijken, maar dat de Twaalf de organisatorische kern van de Kerk vormden was onbetwijfelbaar.

En waarom zouden we geloof hechten aan de opvolgers van de Twaalf? Waarom zouden we geloof hechten aan de zichtbare Kerk? Omdat zij, de Kerk, éérst geloofd heeft. Omdat zij éérst door Petrus heen die woorden sprak: “tot wie zouden wij anders gaan?”. Omdat de Kerk haar lot verbonden heeft aan díe verkondiging.

Zij bestaat ten diepste alleen maar om mensen de weg te wijzen naar God in Jezus Christus. Als zij dat niet meer doet, als zij in woord of daad haar heil elders zoekt: in macht of geld of aanzien dan sluipt ook direct de rot naar binnen.Dan loopt zij in haar hart al weg, samen met die andere mensen die weggingen omdat ze Jezus niet meer geloofden. Dan kan het nog wel een tijdje goed lijken te gaan, maar uiteindelijk blijft er dan alleen nog maar een lege huls over. Dan wordt ons verhaal, het verhaal van Jezus, het verhaal van God en de mensen, ongeloofwaardig. En voor je het weet lijkt de kerk een vergeeld pasje geworden te zijn, en zeggen de mensen, “oh ja, die moet ik ook nog eens opzeggen”

Gelukkig is de Kerk van God, zij mag en kan zich altijd vernieuwen. We krijgen altijd nieuwe kansen om ons te laten grijpen door het verhaal van Jezus, door zijn voorbeeld. We mogen Hem door de Kerk ontmoeten in de Sacramenten, of in de lezing van de Heilige Schrift. Zolang wij blijven openstaan voor Hem, en niet weglopen mogen we leven vanuit de belofte. 

Zolang wij blijven openstaan voor het voorbeeld van Jezus ons door Hem kunnen laten raken; zolang blijven wij aan boord. Blijven leerlingen van Hem, de enige die “woorden van eeuwig leven” spreekt.

Amen.