Thursday, 29 October 2020

Allerheiligen 2020

 

 

Toen Jezus de menigte zag, ging Hij de berg op,
en nadat Hij zich had neergezet, kwamen zijn leerlingen bij Hem.
Hij nam het woord en onderrichtte hen aldus:
“Zalig de armen van geest,
want aan hen behoort het Rijk der hemelen.
Zalig de treurenden,
want zij zullen getroost worden.
Zalig de zachtmoedigen,
want zij zullen het land bezitten.
Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid,
want zij zullen verzadigd worden.
Zalig de barmhartigen,
want zij zullen barmhartigheid ondervinden.
Zalig de zuiveren van hart,
want zij zullen God zien.
Zalig die vrede brengen,
want zij zullen kinderen van God genoemd worden.
Zalig die vervolgd worden om de gerechtigheid,
want hun behoort het Rijk der hemelen.
Zalig zijt gij wanneer men u beschimpt,
vervolgt en lasterlijk van allerlei kwaad beticht om Mijnentwil:
Verheugt u en juicht, want groot is uw loon in de hemel.”

 

Broeders en zusters in Christus

In onze katholieke kerk komt het steeds vaker voor dat wanneer je naar de kerk gaat zeker in een wat grotere stad, dat je merkt dat je daar mensen ziet die overal vandaan komen, uit alle mogelijke landen. Het is niet meer zo dat we in de kerk een zuiltje zijn, ons eigen groepje met een eigen bakker en slager en voetbalvereniging, nee. We zijn een groep mensen die uit heel de wereld elkaar hier gevonden hebben, getrokken door Gods woord en de ontmoeting met God in het sacrament.

Dan kun je denken: dat is iets van nu, van de eenentwintigste eeuw. Vroeger gebeurde dat niet. Maar als we het Evangelie van vandaag lezen zien we dat die ontmoeting met mensen overal vandaan, die op zoek naar zijn hoop en troost er altijd geweest is.

We lezen over de zaligsprekingen en die menigte uit de eerste zin, die komt – zo staat elders in het verhaal – overal vandaan. Ze komen niet alleen uit het Joodse land, maar er komen ook mensen uit de Heidense steden daar in de buurt, mensen die de God van Israël niet goed kennen, alleen van horen zeggen, maar wel een moeilijke reis aangaan omdat ze voelen dat Jezus de hele wereld wat te zeggen heeft. En zij willen daar bij horen, bij die boodschap. De leer van Jezus is geen geheime leer, waar maar een paar uitgelezen mensen weet van mogen hebben. Jezus is er voor alle mensen.

Dat is dan dus ons eerste punt: het verhaal van Jezus is er voor alle mensen. Dat zien we letterlijk terug op die berg van de Zaligsprekingen in Galilea, met iedereen die daar samen komt.

Dan komen we ook snel op ons tweede punt: wat Jezus ons te zeggen omvat ook een opdracht waarmee alle mensen betrokken kunnen raken op anderen om hem heen. Dat is dan ons tweede punt: het verhaal van Jezus maakt ons actief, wekt ons tot leven, ten dienste van alle mensen

En de zaligsprekingen leggen ons uit hoe dat gaat. Wat daar in staat gaat iedereen aan.

Kijken we maar eens terug in die zaligsprekingen. We lezen hier niet een partijprogramma voor maar één soort mensen, of een soort wetten of regels voor maar één kerkje of geloofje.

Iedereen kan arm van geest zijn, dat wil zeggen dat je niet trots bent of hooghartig

En wie treurt er niet als mensen om je heen – oook al ken je ze misschien niet goed, wat verdrietigs meemaken? Dat zou iedereen moeten doen.

Zachtmoedig zijn, dat je niet hooghartig bent, onbenaderbaar. Hongeren of dorsten naar gerechtigheid, want échte gerechtigheid gaat iedereen aan.

Barmhartig zijn, zuiver van hart, vrede brengen. Dat zijn houdingen die zich tot de hele wereld richten, je kan niet zeggen dat je voor vrede bent, terwijl je je schouders ophaalt als ergens ver weg een land wordt verscheurd door conflicten.

En ja, iedereen die goed doet kan doen kan ook daarom pijn lijden, vaak wordt goed met kwaad vergolden. En zo heb je ook deel aan de pijn van andere mensen.

En als we dan zeggen: één, Jezus is er voor alle mensen, twee: Jezus activeert ons, maakt ons dienstbaar aan alle mensen, dan komen we ook bij ons derde punt.

Dat er voor alle mensen een pad is naar God, een pad dat begint bij de Zaligsprekingen.

Want als je die houding hebt, die gerichtheid ten opzichte van anderen, dan word je daar gelukkiger van, gezegend, zelfs, zalig. Dan ligt de weg naar God voor je open. Vandaag op de (vooravond/dag) van Allerheiligen denken we in het bijzonder aan alle mensen die in de Hemel zijn. Maar voor dat we daar zijn moeten we het hebben over de weg die je moet gaan om daar te komen.

Want wat de eeuwigheid betreft kun je niet zeggen, als ik goed mijn best doe, en ik me goed aan alle fatsoensregels houd, en ik nooit een bon krijg van de politie en ik verder een beetje netjes ben en ik doe wat goed is, dan kom ik er wel. Als je rekent op eigen verdienste en niet op je verbondenheid met mensen om je heen, verbondenheid met God in het geloof, dan ga je in tegen de geest van de Zaligsprekingen. En dat werkt niet.

Om die gedachte wat te illustreren:  Wanneer u de krant leest, staan daar vaak columns in  verhaaltjes van mensen die vertellen over wat ze denken of over wat ze hebben meegemaakt. En ik kan u vertellen, ik tel soms in zo`n column of artikeltje vaak de “ik’s”, als spelletje, zeg maar, en als je er op gaat letten merk je hoeveel er van staan. En hoe meer er van staan, hoe saaier het verhaal vaak is. Ik, ik, ik, ik, ik, ik, ik, ik ik. Pffffffff U mag doen wat u wil, maar ik sla dan de bladzijde om.

Verhalen die alleen maar iemands ik gaan, zijn meestal niet zo spannend. Ik vermoed dat God verhalen die alleen maar over ons eigen ikje gaat ook wat minder spannend vindt. Daarom denk ik moeten er ook veel mensen in Hemel zijn, zodat God al die verhalen van mensen kan horen. Maar niet de verhalen over ik, ik, ik – maar vooral de verhalen over ons samen. Over waar we vandaan komen, en met wie we ons leven hebben doorgebracht over onze families en vriendschappen, over van wie we hielden in ons leven. Zo stel ik me dat een beetje voor, maar dat hoeft u niet letterlijk van mij over te nemen.

Maar als we daar dan zijn dan worden we dus niet opeens veranderd in mensen die alleen nog maar bezig zijn in ons eigen ikje met het genieten van het Aangezicht van God. Op een individueel wolkje met een individueel schaaltje rijstepap. Nee. Zo in ieder geval niet.

De traditie van de Kerk heeft altijd gezegd dat het leven van de Heiligen in de hemel een leven van volledige betrokkenheid is.

Iedereen in de Hemel is betrokken op God, op elkaar maar ook op ons.  De Heiligen bidden voor ons en zijn onze voorsprekers in de Hemel.

Therese van Lisieux, die hele grote, kleine heilige uit Frankrijk, zei eens de wijze woorden: ik wil mijn hemel doorbrengen met goed te doen op Aarde. En zo is het – daarmee heeft ze voor ons het unieke van het bestaan van de heiligen in de Hemel ontsluierd. Het is geen geheim leven in afzondering, maar het ultieme leven in alle openheid.  

Laten wij dan ook deze weg aangaan, de weg van betrokkenheid, openheid. De weg van de liefde van God tot de naaste. Dan zullen wij met eigen ogen het huis zien wat God voor zijn Heiligen heeft klaargemaakt.

 

Amen.


Saturday, 24 October 2020

Liefde is de Wet

 In die tijd kwamen de Farizeeën bijeen, toen zij vernamen
dat Jezus de Sadduceeën de mond gesnoerd had. 

En een van hen, een wetgeleerde,
vroeg Jezus om Hem op de proef te stellen:
“Meester, wat is het voornaamste gebod in de Wet?”
Hij antwoordde hem:
“Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart,
geheel uw ziel en geheel uw verstand.
Dit is het voornaamste en eerste gebod.
Het tweede, daarmee gelijkwaardig:
Gij zult uw naaste beminnen als uzelf.
Aan deze twee geboden hangt heel de Wet en de Profeten.”

 

Broeders en zusters in Christus,

Hoe vaak gebeurt het niet dat we een beslissing moeten maken, een keuze moeten maken tussen twee verschillende opties die allebei goed zijn? Wij moeten bijvoorbeeld op dit moment zo weinig mogelijk afspraken maken omwille van de pandemie, maar tegelijkertijd is ook goed om onze kostbare vriendschappen en familiebanden niet te laten versloffen. Wat is dan wijsheid?

Wat zou het dan mooi zijn als je een boek had, met alle belangrijke regels er in waarin je kan lezen wat je moet doen. Voor de joden uit de tijd van Jezus was dat boek er, het heet de Torah, de Wet (of de Onderwijzing) van Mozes.

Er zit natuurlijk wel aan vast dat je je ook aan die wet moet houden. Aan honderden regels van de Wet van Mozes, meer dan zeshonderd.

Maar als je dat doet kom je er achter dat je probleem helemaal niet zo goed opgelost is. Want zoals dat gaat met regels komt het ook voor dat je je moet afvragen welke regel in een bepaald geval voorgaat. En hoe bepaal je dat?

Als er een conflict is tussen de regels – en die conflicten zijn er altijd – hoe bepaal je dan welke regel het belangrijkste is? Is dat de regel die het eerst genoemd wordt? Of de regel waarvan de meeste geleerden zeggen dat die het belangrijkst is? En hoe kom je daar eigenlijk achter?

U begrijpt het al, als we niet uitkijken wordt zo`n vraag grond voor eindeloze discussies waar je met geen mogelijkheid uitkomt, want elke oplossing die mensen kunnen verzinnen kan ook weer door een ander mens worden tegengesproken.

Dat is de achtergrond die we in gedachten moeten houden als we het het Evangelie van deze zondag lezen. We komen weer een voorbeeld tegen van de tegenstanders van Jezus die Hem proberen te vangen in zijn eigen woorden. Verschillende groepen mensen die Jezus maar lastig of gevaarlijk vinden gaan het strijdgesprek met Hem aan, maar elke keer moeten ze afdruipen, maar elke keer stellen ze wel een strikvraag over een onderwerp dat leefde in de samenleving. Vragen over of je belasting mag betalen aan de keizer, of of mensen nog getrouwd zullen zijn met elkaar als ze in de Hemel bij God zijn, of – zoals nu - hoe je eigenlijk de Wet uit moet leggen.

Elke keer als de tegenstanders proberen Jezus in het nauw te drijven laat Jezus juist zien wat de diepere betekenis is van die vragen, en de diepe betekenis van zijn roeping. Uit het kromme hout van valse vragen slaat Jezus rechte slagen voor de waarheid.

Ook bij deze vraag is dat het geval. Jezus werd er vaak van beschuldigd dat Hij de joodse Wet, de Thora, niet serieus zou nemen, en dit vooral omdat Hij anders naar de Wet kijkt dan de Farizeeën doen. Die hadden voor zichzelf al een beetje het alleenrecht geclaimd dat alleen zij de Wet goed konden uitleggen. Niet dat ze het onderling altijd eens waren, dat niet, ze bleven discussiëren, maar ze vonden wel dat de discussie hoe dan ook op hun manier moest.

Jezus kiest er voor om het anders te doen. Hij gaat niet zeggen: “ik denk dat Artikel 1 het belangrijkst is”, of “de vraag naar de indeling van de regels, dat is terug te lezen in het Wetscommentaar van Rabbijn Hillel”, nee. Hij doet als het ware een stapje terug en vraagt zich af, waar dient die wet, waar dienen al die regels toe?

De Wet is geen doel op zich, maar een weg om een goed leven te kunnen leiden. Leven met jezelf, leven met God en leven met de mensen om je heen. En er is maar één ding dat God, alle mensen en de hele Schepping bij elkaar houdt, en dat is de kracht van de liefde.

Als we ons niet oefenen in de liefde, als we geen respect meer kunnen opbrengen voor onze naaste dichtbij en ver weg, en God op de koop toe nemen – of erger nog, behandelen als een soort almachtige loopjongen die er maar voor moet zorgen dat het altijd goed met ons gaat ongeacht de levenskeuzes die wij maken, dan mis je het punt van de Wet.

Zelfs als je je aan alle regels zou houden – voor zover dat kan – als je dat op een liefdeloze wijze doet dan levert je dat niks op. Als je je zo aan de wet houdt doe je de wet geen recht.

Ook wij hebben veel te maken met regels en wetten. Plichten die we moeten vervullen. Dat zijn er ook honderden, of misschien nog wel meer. En ook die plichten, regels en wetten kunnen met elkaar in de knoop raken. Dan weten we niet meer zeker wat we precies moeten doen.

Als we twijfelen, niet weten welk pad we moeten kiezen, dan moeten we niet per se de wetscommentaren open te slaan, of ons af te vragen waar we mee weg kunnen komen. Dat is haast een beetje werelds denken, dat past ons niet goed. Laten we elke keer als we een keuze moeten maken dat doen uit liefde, liefde niet alleen voor de mensen die dicht bij ons staan, maar juist liefde voor iedereen in de wereld, want alle mensen zijn verbonden met elkaar. We leven niet op een eilandje ver weg!

Laten we ons dan zo oefenen in het leven uit liefde, om zo elke dag opnieuw recht te kunnen doen aan God, onszelf en alle mensen om ons heen.

Amen.

 

 

Saturday, 10 October 2020

Vertrouwd met overvloed en met gebrek

 


In die tijd nam Jezus het woord en sprak opnieuw in gelijkenissen
tot de hogepriesters en de ouderen van het volk.
Hij zei:
“Het Rijk der hemelen gelijkt op een koning,
die een bruiloftsfeest gaf voor zijn zoon.
Hij stuurde zijn dienaars uit om allen te roepen,
die hij tot de bruiloft had uitgenodigd,
maar zij wilden niet komen.
Daarop zond hij andere dienaars met de opdracht:
Zegt aan de genodigden:
Zie, ik heb mijn maaltijd klaar,
mijn ossen en mijn gemeste vee zijn geslacht;
alles staat gereed.
Komt dus naar de bruiloft.
Maar zonder er zich om te bekommeren gingen zij weg,
de een naar zijn akker, de ander naar zijn zaken.
De overige grepen zijn dienaars vast,
mishandelden en doodden hen.
Nu ontstak de koning in toorn,
stuurde zijn troepen en liet de moordenaars ombrengen
en hun stad in brand steken.
Toen sprak hij tot zijn dienaars:
Het bruiloftsmaal staat klaar,
maar de genodigden waren het niet waard.
Gaat dus naar de kruispunten der wegen
en nodigt wie ge er maar vindt, tot de bruiloft.
Zijn dienaars gingen naar de wegen
en brachten allen mee, die zij er aantroffen,
slechten zowel als goeden,
en de bruiloftszaal liep vol met gasten.
Toen nu de koning binnen kwam om de aanliggenden te bezoeken,
merkte hij daar iemand op
die niet voor de bruiloft gekleed was.
En hij sprak tot hem:
Vriend, hoe zijt gij hier binnengekomen
zonder bruiloftskleed?
Maar de man bleef het antwoord schuldig.
Toen sprak de koning tot de bedienden:
Bindt hem aan handen en voeten
en werpt hem buiten in de duisternis.
Daar zal geween zijn en tandengeknars.
Velen zijn geroepen maar weinigen uitverkoren.”

 

Broeders en zusters in Christus

Stelt u zich voor dat u uw verjaardag gaat vieren, u maakt er een groot feest van, met prachtige uitnodigingen met gekalligrafeerde letters en alles er op en er aan – maar als de dag van het feest daar is krijgt u de ene na de andere afmelding in de groepsapp.

En niet om een goede reden. Zoals omdat iemand ziek is of de auto een lekke band heeft, of  omdat de treinen niet rijden vanwege een wisselstoring. Nee, om slechte redenen.

“Ja, nee, ja, ik moet nog boodschappen doen” zegt de één. En de ander gaat toch liever een testrit maken met de nieuwste Tesla. En zo meer van dat.

En daar zit je dan, met een mand vol afzeggingen en allemaal lege plaatsen aan tafel.

Terwijl die tafel juist volstaat met allemaal lekkere dingen waar u en zoveel mensen hun best voor gedaan hebben.

Wat een rotgevoel moet dat zijn. Tussen al die overvloed ben je dan toch alleen.

Dan kun je bij de pakken neerzetten of denken; dan niet – ik zorg er voor dat het hoe dan ook feest wordt, feest voor ándere mensen. Voor degenen die nooit uitgenodigd worden. Want feest zal er zijn! Het Feest zal hoe dan ook doorgaan!

De Bijbel spreekt daat veel over, over hoe degenen die het altijd goed hebben gehad, en in hun trots de uitnodiging overslaan behoeftig worden. De mensen “van de hoek van de straat”, de behoeftige mensen waar niemand naar omkijkt -  de mensen die nooit worden uitgenodigd -  díe zitten opeens aan tafel bij de Koning.

We hebben vaker verhalen gehoord waarin de eersten de laatsten zullen zijn en de laatsten de eersten. En dit is er ook zo een.

Maar wat betekent dit verhaal nu voor ons in deze tijd?

Bij het voorbereiden van de preek viel mijn oog op het Epistel, de tekst van Paulus. Onze tweede lezing van vandaag en daar stonden woorden die mij erg raakten.

Broeders en zusters, zegt Paulus
ik weet wat armoede is, ik weet wat overvloed is.
Ik ben volledig ingewijd;
ik kan volop eten en ik kan honger lijden,
ik ben vertrouwd met overvloed en met gebrek.
Alles vermag ik in Hem die mij kracht geeft.
Toch hebt Gij er goed aangedaan
mij te helpen in mijn moeilijkheden.
Mijn God zal met goddelijke rijkdom
in al uw noden voorzien
door u de heerlijkheid te schenken in Christus Jezus
.

Paulus schrijft hier aan de christenen van Filippi dat armoede en overvloed gekend heeft, en dat zegt hij – niet enkel maar omdat dat zijn levensverhaal is.

Omdat dat een interessant weetje is van vroeger, toen er nog armoede was. Weet je nog?. Iets waar je aan kan terugdenken, aan die tijd van vroeger toen het arm was, er nergens geld voor, maar hoe we het na verloop van tijd beter kregen. Er welvaart kwam. Loon naar werken, hoe onze kinderen wèl konden gaan studeren en wij nu genieten van een goed pensioen.

Zo`n verhaal is dat dus niet van Paulus. Hij doet wat anders.

Hij zegt iets bijzonders: hij zegt: ik ben volledig ingewijd

Ingewijd waarin?

Ingewijd in de kennis dat  - zegt Paulus – Ik alles vermag ik in Hem die mij kracht geeft. En God met goddelijke rijkdom in al onze noden zal voorzien.

Dat is waardevolle kennis. Dat God ons kracht geeft en in al onze noden zal voorzien en zo is het ook echt. Maar er moet wel wat gebeuren voordat je die kennis hebt, voordat je daar in ingewijd bent.

Dan moet je weten wat overvloed is, dat lukt ons wel. Maar ook wat armoede is. Dat moet je op één of andere manier ondervinden.

En het gaat hier natuurlijk niet alleen om geld, en of we biefstuk eten of een snee oud brood met een restje pindakaas. Het gaat ook om geestelijke zaken, het gaat ook om ons, hier, in de kerk.  

Om de kracht van God te leren kennen moeten we weten wat armoede is, en wat overvloed is.

Als je alleen maar overvloed kent, dan stel je niks meer op prijs. Dan word je als de mensen die weglopen voor de uitnodiging van het feest.

Maar als je alleen armoede zou kennen, dan leid je geen menswaardig leven. Dan word je misschien wel hard en cynisch en kun je ook niks meer op waarde schatten. Dan word je als de man aan het einde van het Evangelie die buiten gezet wordt omdat ook hij het feest niet kan waarderen.

Broeders en zusters: laten we nu eens naar onszelf kijken en denken: waar hebben we overvloed meegemaakt, en waar armoede?

We beginnen met het makkelijkste, de overvloed. Want hebben we toch overvloedig gehad in onze kerk. Sommigen van u hebben het Rijke Roomse Leven nog meegemaakt. Maar ook in recentere tijden kunnen we nog zeggen dat we het goed hadden. Een kerk op bijna elke plek, met bijna overal wekelijks een eucharistieviering. Zoveel vrijwilligers en koren. Dingen die georganiseerd worden. Het is misschien niet wat het twintig jaar geleden was, maar toch! Wat zijn we rijk geweest.

Maar nu dreigt armoede. Broeders en zusters. We hebben op 13 maart onze kerken moeten sluiten, en ze zijn dicht geweest tot in juni. En toen waren ook veel beperkingen. Activiteiten, koorzang, het is er allemaal niet meer. Niemand weet wanneer het weer wordt zoals het was.

En naar het er nu naar uitziet mogen we vanaf volgende zondag weer terug naar dertig kerkgangers. De komende dagen en weken zal duidelijk worden hoe het verder gaat. Maar als het virus ons als land ongehinderd in de verdediging blijft dringen ziet het er ook voor het kerkelijke leven slecht uit.

Ik zeg u dit alles niet om u te ontmoedigen. We kunnen pas doen wat juist is, als we weten wat de waarheid is.

We hebben rijkdom gekend. Wat hebben we van die rijkdom geleerd, broeders en zusters?

En hebben we die rijkdom altijd goed gebruikt? Hebben we die ervaren als een gave van boven, geleende tijd die het mogelijk maakte om ons geestelijk leven en dat van anderen krachtiger te maken? Of hebben we ons erop beroepen? Alsof het ons toekwam? Omdat we dat verdiend hebben met al onze inzet....

Dat zijn vragen die we ons moeten stellen. Eerlijk in de spiegel kijken.

Sommige mensen leren die andere les. Overvloed leert hen dat ze trots mogen zijn, geloven dat de wereld hen ten dienste moet staan en als het minder wordt zien ze geen uitweg meer en verliezen de moed. Of ze gaan met allerlei twijfelachtige kunstgrepen nog doen alsof het nog ergens op lijkt.  Laten we dat maar niet doen.

Laten we dankbaar voor het goeds dat we gekregen hebben, maar er ons niet aan vastklampen zoals een gillend kind aan een stuk speelgoed. Laten we leven in het besef dat het niet onmogelijk is om een goed en rijk kerkelijk leven te leiden, en dat we daar naar blijven streven – ook als onze mogelijkheden beperkt zijn.

We gaan armoede kennen. Broeders en zusters daar zullen we ergens in ons leven in worden ingewijd. In de armoede. En misschien wel op korte termijn.

Wat gaan wij leren uit die armoede?

Worden we hard en cynisch? Gaan we er bitter over ons gemis praten, en ons naar die bitterheid gedragen – met alle stekels uit zodat niemand ons nog nabij kan komen? Dat elke herinnering aan voorbije overvloed als een gloeiend mes voelt dat in ons hart gestoken wordt?

Zo toch niet. Zo toch ook niet. Broeders en zusters.

In de Bijbel worden de meeste gelovige mensen, de mensen die een voorbeeld zijn voor anderen in hun Godsvertrouwen, die worden de armen van God genoemd. Ze weten dat hun heil niet op hun bankrekening staat, maar rechtstreeks van boven komt, ze leven van en uit genade.

Arme van God wordt je niet zomaar, daar is een lange inwijding voor nodig. In de tussentijd mogen we verdriet hebben. Verdriet is natuurlijk. Verdriet om wat we missen. De Bijbel staat er vol mee, met verdriet. Er is een heel Bijbelboek dat alleen maar over verdriet gaat. Het Boek Klaagliederen. De titel geeft het al weg.

Dat boek is geschreven na de verwoesting van de Tempel in Jeruzalem, de verwoesting van de kostbaarste plek op Aarde. Dán heb je verdriet. Maar uiteindelijk geen bitterheid, want verdriet laat nog ruimte voor hoop. Bitterheid is verdriet en het uitsluiten van hoop, het uitsluiten dat er een toekomst is, uitsluiten dat God ons weer adem, ruimte, kracht zal geven in Zijn tijd.

Nee, de lessen van rijkdom en armoede, de inwijding in rijkdom en armoede beoogt een ander doel. Dat beoogt geen trots. Dat beoogt geen bitterheid en afgunst.

De les is dat wij alles vermogen in Hem die ons kracht geeft. En God met goddelijke rijkdom in al onze noden zal voorzien.

 De Kerk is van God, was dat niet zo, was alles hier maar mensenwerk dan was zij al lang ingestort en vergeten – maar elke keer dat men denkt “nu is het klaar, dit is de nekslag, nu staat zij niet meer op” dan toont God ons een nieuw pad door de woestijn.

Rijkdom is genade en het is de nood die ons leert dat wij niet alles naar onze hand kunnen zetten. Maar ook in de nood zijn we niet alleen. Net zoals we in overvloed niet alleen waren.

God is altijd aan het werk, zijn heilsplan voor alles mensen ontvouwt zich, blijft zich ontvouwen ongeacht hoe deze dag, of morgen of overmorgen er uit ziet. Hij blijft mensen uitnodigen, Hij vraagt ze te komen naar zijn Feest. 

Alle overvloed komt uit de hand van God, hij is almachtig en zijn heilsplan onfeilbaar. Ook als onze deuren toe moeten staan Gods deuren open. Hij roept ons, de tafel staat gereed. Een overvloed voor allen die uitgenodigd willen zijn, allen die leven uit hoop.

Amen.