Saturday, 26 June 2021

Openheid en geloof

 In die tijd, toen Jezus weer met de boot overgestoken was
stroomde veel volk bij Hem samen.
Terwijl Hij zich aan de oever van het meer bevond, kwam er een zekere Jaïrus, de overste van de synagoge.
Toen hij Hem zag, viel hij Hem te voet
en smeekte Hem met aandrang:
Mijn dochtertje kan elk ogenblik sterven,
kom toch haar de handen opleggen,
opdat ze mag genezen en leven.”
Jezus ging met hem mee.
Een dichte menigte vergezelde Hem en drong van alle kanten op.
Er was een vrouw bij die al twaalf jaar aan bloedvloeiing leed.
Zij had veel te verduren gehad van een hele reeks dokters
en haar gehele vermogen uitgegeven,
maar zonder er baat bij te vinden;
integendeel, het was nog erger met haar geworden.
Omdat zij over Jezus gehoord had,
drong zij zich in de menigte naar voren
en raakte zijn mantel aan.
Want ze zei bij zichzelf:
“Als ik slechts zijn kleren kan aanraken,
zal ik genezen zijn.”
Terstond hield de bloeding op
en werd ze aan haar lichaam gewaar,
dat ze van haar kwaal genezen was.
Op hetzelfde ogenblik was Jezus zich bewust,
dat er een kracht van Hem was uitgegaan;
Hij keerde zich te midden van de menigte om en vroeg:
“Wie heeft mijn kleren aangeraakt?”
Zijn leerlingen zeiden tot Hem:
“Gij ziet dat de menigte van alle kanten opdringt en Gij vraagt:
Wie heeft Mij aangeraakt?”
Maar Hij liet zijn blik rondgaan om te zien wie dat gedaan had.
Wetend wat er met haar gebeurd was,
kwam de vrouw zich angstig en bevend voor Hem neerwerpen
en bekende Hem de hele waarheid.
Toen sprak Hij tot haar:
“Dochter, uw geloof heeft u genezen.
Ga in vrede en wees van uw kwaal verlost.”
Hij was nog niet uitgesproken of men kwam
uit het huis van de overste van de synagoge met de boodschap:
“Uw dochter is gestorven.
Waarom zoudt ge de Meester nog langer lastig vallen?”
Jezus ving op wat er bericht werd
en zei tot de overste van de synagoge:
“Wees niet bang, maar blijf geloven.”
Hij liet niemand met zich meegaan,
behalve Petrus, Jakobus en Johannes, de broer van Jakobus.
Toen zij aan het huis van de overste kwamen,
zag Hij het rouwmisbaar
van mensen, die luid weenden en weeklaagden.
Hij ging naar binnen en zei tot hen:
“Waarom dit misbaar en geween?
Het kind is niet gestorven, maar slaapt.”
Doch ze lachten Hem uit.
Maar Hij stuurde ze allemaal naar buiten en ging
met zijn metgezellen en de vader en de moeder van het kind
het vertrek binnen waar het kind lag.
Hij pakte de hand van het kind en zei tot haar:
“Talita koemi”,
wat vertaald betekent:
“Meisje, sta op.”
Onmiddellijk stond het meisje op en liep rond
want het was twaalf jaar.
En ze stonden stom van verbazing.
Hij legde hun nadrukkelijk op,
dat niemand het te weten mocht komen, en voegde eraan toe
dat men haar te eten moest geven.

 

Broeders en zusters in Christus.

In ons leven maken wij wel eens gebeurtenissen mee die ongelofelijk zijn. We komen terecht in een bizar verhaal of avontuur, of we maken iets mee waarvan we – als we er alter over vertellen de mensen het hoofd schudden en zeggen.

Ja ja, u heeft wel een rijke fantasie.

En hoe je ook zegt dat het écht gebeurd is, je vindt geen geloof.

Vaak helpt het dan als we samen met zijn allen iets ongelofelijks meemaken. Twee jaar geleden had niemand je geloofd als je had gezegd dat een grote pandemie het hele leven zou gaan beheersen, zeker langer dan een jaar. Dat zou ongelofelijk zijn geweest. En als je met de tijdmachine uit de toekomst was gekomen om mensen erover te vertellen, op 27 juni 2019[1] – dan zou men misschien niet alleen het hoofd schudden, maar misschien zelfs even, met een vinger op het voorhoofd tikken.

Die heeft ze niet meer allemaal op een rijtje.

Maskers, en lock-downs, en gesloten grenzen. Teststraten en zoomvergaderingen. Vaccinatietenten en alleen naar de kroeg met een toegangsapp met QR-codes. Nou, die heeft teveel Netflix gekeken!

Maar we hebben het toch echt samen meegemaakt, en zien er nu samen naar uit dat het hopelijk gauw klaar is. Maar ongelofelijk is het wel.

Maar als je ongelofelijke dingen meemaakt in het leven, uzelf, uw familie of wij allen bij elkaar, dan is het nog maar de vraag wat dat ongelofelijke te betekenen heeft.

Alles wat gebeurt, alles wat ons overkomt, heeft betekenis. We kunnen die betekenis leren zien en lessen trekken uit het leven, of blind blijven voor het avontuur en niks veranderen.

Het ongelofelijke kan alleen iets bewerken als we open in het leven staan.

En die kracht om uit het ongelofelijke te kunnen leren noemen we geloof.

We zeggen wel eens, geloven, dat is dat je voelt dat een bepaalde stelling waar is. Dat God bestaat en Jezus de Zoon van God is. En Maria onze voorspreekster is in de Hemel. Dat is natuurlijk ook zo.

Maar geloof is ook meer dan dat. Het is ook de houding dat wat er ook aan vreemds gebeurt in het leven, dat God ons altijd leidt en dat we open kunnen staan voor wat nieuw is.

Zonder die openheid – dat geloof, kunnen ongelofelijke dingen ons niet raken.

Nog een stap verder: zonder geloof kunnen er geen wonderen gebeuren.

Want daar hoorden we vandaag over, twee wonderen die Jezus doet.

We hoorden twee in elkaar geschoven wonderverhalen van Jezus. Jezus gaat op weg naar het huis van Jaïrus omdat zijn dochtertje van 12 ernstig ziek is. En onderweg wordt de zoom van zijn kleed aangeraakt door een andere vrouw die aan bloedingen lijdt en dus onrein is.

 

Beide vrouwen vinden genezing, de één van haar ziekte, de ander van de dood.

De een brengt zelf veel geloof mee: de volwassen vrouw. Al jaren leeft ze buitengestoten. Ze mag niemand aanraken of aangeraakt worden. Ze is onrein. Alleen. Ze gelooft dat Jezus haar genezing kan brengen maar hoe wanhopig ze ook is ze pakt Jezus niet zomaar beet – ook al zou haar dat beter maken. Door precies de zoom aan te raken hoopt ze op genezing zonder Jezus onrein te maken.

Beste mensen die gedachte ontroert me. Die zieke vrouw gelooft dat een aanraking met Jezus haar genezen zal, en toch doet ze zo ontzettend haar best om Jezus maar niet in de weg te zitten, in gevaar te brengen. Ze wordt geprezen om haar geloof, maar ik denk dat nog maar de helft van het verhaal is.

Het meisje wordt ook gered door het geloof. Niet per se dat van haar zelf. Maar haar vader gelooft voor haar. Jaïrus de opziener van de synagoge. In goed Hebreeuws Jaïr. Die naam is al een belijdenis! Jaïr, dat wil zeggen God verlicht, of God wekt op (- uit de dood) . We leren uit het voorbeeld van Jaïr dat geloof, een sterk geloof niet alleen maar iets bewerkt in je eigen leven maar ook veel goeds kan doen voor anderen!

Geloof is niet alleen maar zeggen of denken dat dit of dat waar is.

Het is een houding met drie bijzondere kenmerken en dat zijn kort gezegd de volgende:

Het geloof is een open houding – een houding die ons ontvankelijk maakt voor onverwachtse dingen die zomaar kunnen gebeuren. En wat het ook is, een grote zegen of een moeilijke uitdaging, we weten dat we vastgehouden worden. Zo kunnen we de zegen tot bloei laten komen en de uitdagingen te boven komen.

Ten tweede: het geloof is ontvangend , God is niet iemand die je zomaar beet mag pakken (als dat zou kunnen!). Maar Hij kan zich wél geven. Dat doet hij ook! Zijn onze handen niet te vol voor zo`n geschenk?

Ten slotte: het geloof, omdát het open en ontvangend is, geeft leven – niet alleen voor jezelf maar ook voor anderen : vanuit geloof staan we open voor een nieuwe toekomst, een nieuw verhaal.

Wat er in het volgende hoofdstuk van ons leven zal staan weten we niet. We kunnen een beetje raden, maar resultaten uit het verleden geven geen garanties!

Laten we dan vanuit een levend geloof met open armen gereed staan om die toekomst te ontvangen, er uit te kunnen leren en het leven te vinden dat God ons en alle mensen wil geven.

Op weg naar zijn Rijk.

Amen.

 



[1] Op 27 juni 2019 bereide ik een uitvaart voor, had ik ’s middags een viering in een verzorgingstehuis en ’s avonds een huwelijksvoorbereidingsgesprek. De afspraken en namen teruglezen voelde als een signaal uit een verdwenen wereld.

 

Saturday, 19 June 2021

Een koude douche..

 

Op een dag, tegen het vallen van de avond,
sprak Jezus tot zijn leerlingen:
“Laten we oversteken.”
Zij stuurden het volk weg
en namen Hem mee, zoals Hij daar in de boot zat; andere boten begeleidden Hem.
Er stak een hevige storm op
en de golven sloegen over de boot, zodat hij al vol liep.
Intussen lag Hij aan de achtersteven op het kussen te slapen.
Ze maakten Hem wakker en zeiden Hem:
“Meester, raakt het U niet dat wij vergaan?”
Hij stond op,
richtte zich met dwingend woord tot de wind
en sprak tot het water:
“Zwijg stil!”
De wind ging liggen en het werd volmaakt stil.
Hij sprak tot hen:
“Waarom zijt gij zo bang?
Hoe is het mogelijk dat ge nog geen geloof bezit?”
Zij werden door een grote vrees bevangen en vroegen elkaar:
“Wie is Hij toch, dat zelfs wind en water Hem gehoorzamen?”

 

Broeders en zusters, beste mensen.

Ik was gisteravond bij een vriend van me elders in het land. We waren lekker aan het eten in het zonnetje, erg gezellig. Toen begon mijn telefoon opeens te piepen van allerlei berichtjes die binnenkwamen. Over de stortbui. Ik kreeg een filmpje toegestuurd van iemand die had gezien dat het in Alkmaar verschrikkelijk tekeer ging. 

Op dat filmpje – het was ergens in de binnenstad opgenomen – kon je zien hoe een auto door de straat heen dreef.

Dan sta je toch even met je ogen te knipperen! Dáár houd je geen rekening mee!

Op de weg terug vraag je je dan wel af of je geen waterschade hebt – je bent er toch niet helemaal gerust op. En weet je wel heel zeker dat je alle ramen dichtgedaan hebt?

Ik dacht natuurlijk van wel. Maar ja. Ik denk wel eens vaker wat. En dan blijkt de realiteit toch iets anders te zijn.

Gelukkig viel het allemaal mee. Het was een beetje vochtig bij één van de deuren, maar dat was het wel.

We hebben heel even kunnen proeven aan de kracht van het water, het geweld waar de natuur toe in staat is. En dán is het al griezelig – terwijl we over zoveel techniek en kennis beschikken om de natuur buiten de deur te houden. En dan schrik je al, als je opeens een auto langs ziet drijven!

Kun je nagaan hoe de leerlingen van Jezus in de rats zaten toen hun houten bootje in de problemen kwam op het meer van Galilea. Zo`n klein houten zeilscheepje, je kunt er misschien wat vis mee vangen maar dat is het wel. En dat bootje wordt op en neer geworpen en de leerlingen van Jezus moeten zich, zo stel ik het me voor, zich aan alles vasthouden om niet meegesleurd te worden door het geweld van wind en water.

En Jezus? Die ligt te slapen in het vooronder en merkt het niet eens.

Broeders en zusters, het moet me even van het waard. Er zijn momenten dat ik  Jezus helemaal niet aardig vind. Dat gevoel gaat meestal gauw voorbij, want het blijft natuurlijk Jezus, maar toch.

Hij laat de leerlingen stoven in hun eigen angst, en het is zeker terecht dat ze bang zijn! En als hij dan ingrijpt en de golven en de wind beveelt stil te zijn, gispt hij de leerlingen dat ze geen geloof hebben. Dát is pas een koude douche....

In het evangelie van Marcus is een thema dat we steeds terugzien het Messiaanse Geheim , Jezus is de redder van Israël en de wereld maar dat is niet voor iedereen duidelijk. Ook voor de leerlingen niet. Het kost tijd voordat ze er achter komen en leren wat dat betekent. Nu, op dit moment ergeren ze zich aan de slapende Jezus: het is immer alle hens aan dek!  Ze willen dat Jezus helpt maar lijken niet te verwachten dat Jezus met een machtswoord de storm en de zee tot zwijgen zal brengen.

Als ze hem wakker krijgen, ontvangen ze geen extra helpende hand – maar een machtig teken. Ze zijn gered, maar niet op de manier waarop ze dachten. De woorden die gebruikt worden om de daden van Jezus te beschrijven zijn dezelfde als die gebruikt zouden worden bij het uitwerpen van boze geesten: de storm is niet zomaar een storm en de zee niet zomaar een zee. Hier speelt zich een strijd tussen goed en kwaad af. En de verbijsterde leerlingen weten niet wat ze er mee aan moeten.

De waarheid moet om de zoveel tijd als een storm door de leerlingen gaan, eigenlijk zijn zij het die wakker gemaakt moesten worden!

Ook in ons leven zal het soms zo zijn dat we de waarheid niet druppel voor druppel wil leren kennen, maar in één keer in een hoosbui terechtkomen. Dat voelt op het moment zelf als iets heel onaardigs. Het kan ons zelfs een beetje ontredderd achterlaten, en we hebben erna meer vragen dan er voor. Toch hebben we dan iets meegemaakt dat ons op een nieuwe weg zet, ons wakker maakt.

Waar we op mogen, ja, moeten kauwen. Zodat we het Geheim kunnen leren kennen. En intreden in Gods waarheid voor ons leven. Voor heel de reis die wij nog moeten gaan.

Amen.

 

 

 

 

 

Saturday, 12 June 2021

Een nieuw begin..

 

In die tijd zei Jezus tot de menigte:
“Het gaat met het Rijk Gods
als met een man, die zijn land bezaait;
hij slaapt en staat op, ‘s nachts en overdag,
en onderwijl kiemt het zaad en schiet op,
maar hij weet niet hoe.
Uit eigen kracht brengt de aarde vruchten voort,
eerst de groene halm, dan de aar,
dan het volgroeide graan in de aar.
Zodra de vrucht
het toelaat slaat hij er de sikkel in,
want het is tijd voor de oogst.”
En verder:
welke vergelijking kunnen wij vinden voor het Rijk Gods
en in welke gelijkenis zullen we het voorstellen?
Het lijkt op een mosterdzaadje.
Wanneer het gezaaid wordt in de grond,
is het wel het allerkleinste zaadje op aarde;
maar eenmaal gezaaid schiet het op
en het wordt groter dan alle tuingewassen,
en het krijgt grote takken,
zodat de vogels in zijn schaduw kunnen nestelen.
In vele dergelijke gelijkenissen verkondigde Hij hun zijn leer
op de wijze, die zij konden verstaan.
Anders dan in gelijkenissen sprak Hij niet tot hen,
maar eenmaal met zijn leerlingen alleen,
gaf Hij van alles uitleg.

Broeders en zusters, beste mensen.

“Elk begin heeft iets magisch in zich.”, dat is een citaat uit een gedicht van de Duitse schrijver Hermann Hesse. Het was een woord dat zo in mijn hoofd viel en waar ik graag mee wil beginnen. Want het gaat deze zondag over een nieuw begin, kleine onooglijke beginnetjes – die de hele wereld in beweging gaan zetten.

“Elk begin heeft iets magisch in zich.” Ik denk echt dat dat zo is. We kunnen er zelf zien hoe dat gaat.   Als u terugkijkt op de belangrijkste, meest veelzeggende momenten uit ons leven. Dan zijn dat vaak de momenten waarop wij aan iets nieuws begonnen. Keuzes om iets te doen of iets te laten. Een studie- of beroepskeuze. De overgang naar de grote school. Maar ook, als we volwassen zijn, de keuze om ergens weg te gaan, uit een baan of een land  waar je vastloopt waar niks meer mee te beginnen valt.

Er is een tijd van bouwen, en er is een tijd van breken. Beiden luiden het nieuwe in wat komen gaat. Er gaat geen belletje. Je weet niet van te voren wanneer dat moment komt. Maar als je het ziet, dan is het er. Dan is het tijd.

We denken in Nederland vaak dat we de toekomst in eigen hand hebben. We vereren kracht en kijken neer op wat zwak en weerloos lijkt. We kijken op naar mannen (vrijwel altijd mannen!) die links en rechts zaken uit de grond stampen. We denken vaak dat dat de toekomst gaat zijn.  

Maar dat is niet het beeld dat de Bijbel ons aanreikt als het gaat om resultaat, succes, of het gereedmaken van nieuwe dingen. Waar het ten diepste om gaat zijn namelijk niet de plannen die alleen maar uit onszelf komen.

De beelden die de Bijbel gebruikt voor voor een nieuwe toekomst. Dat zijn nooit de stampende beelden. Dat wil niet zeggen dat er niks uit de grond wordt gestampt in de Bijbel. Er wordt genoeg gebouwd. Steden en tempels en muren en vestingen en putten en wat niet allemaal.

Maar de beelden die de Bijbel gebruikt voor het werk dat een levende toekomst inluidt is het beeld van groeiend zaad, van planten. Een plant die vrucht draagt, of een boom die ten hemel rijst. Of een wijngaard waardoor je kostelijk en vredig leven kan.  

De Bijbel is niet zomaar een boek van stoere stampers, maar een boek van mensen die een nieuw begin maken met het kleine en onooglijke. Een zaadje. En dat zaadje wordt iets groots. Daar moet je ook wel je best voor doen. Maar dat harde werken om dat zaadje heen is geen stampwerk, het is geen bouw-werk, maar eerder zorgwerk.

Dat zorgwerk is niet heel glorieus. Er komt geen journalist foto’s van je maken terwijl je zo`n gele helm op hebt en met gestrekte hand en staalblauwe ogen wijst naar de blauwdruk van de heilstaat.

Beton kun je je wil opleggen. Heipalen laten zich in de grond slaan. Maar planten, en alles wat leeft, kun je niet veel sneller laten groeien dan ze doen. Het weer en de grond, het lichaam, dat kun je niet zomaar veranderen.

En omdat onze toekomst een levende toekomst is hebben we ook levende woorden nodig om er over te spreken. Geen woorden van beton en staal. Die behoren tot een andere – minder belangrijke werkelijkheid. God is de Levende. Hij is de God van al wat leeft. Hij is niet van beton en heipalen vindt Hij minder interessant.  

Die twee werkelijkheden mogen we dus niet door elkaar halen.

Ons leven, onze toekomst is geen bouwproject. We mogen plannen en ideeën hebben. We mogen en moeten soms nieuwe wegen ingaan. Maar het leven laat zich niet dwingen. En hoe harder je probeert het leven, en de Levende, te dwingen in betonnen afspraken en protocollen, en elke tegenstand als een heipaal de grond in te slaan, des te minder komt er van de grond.

Uiteindelijk wordt alles één grote ruïne.

Als je geen ruimte maakt voor de Levende oogst je leegte.

Hoe harder je dus probeert de werkelijkheid aan je wil te onderwerpen, des te meer loopt het leven uit de hand.

Maar als je de grootse plannen loslaat en de wind gaat volgen, de adem van de Geest, dan zetten zich dingen in beweging. Vrij naar de woorden van het Evangelie: het groeit en we weten niet hoe.

Dat leert ons ook een beetje nederigheid, van de goede soort. Niet de nederigheid die ons klein houdt, maar een nederigheid die een voedingsbodem is waarop wat groeien kan (humiliatio – humus)

In het leven lijkt de heipaal vaak sterker dan het zaadje. Hij is van beton, er staan machines achter en mannen met blauwdrukken. En de blauwdrukken staan niet ter discussie, ook al klopt er niks van.  (En wie er wat van zegt krijgt een functie elders.)   

En wat kan zo`n zaadje dan uitrichten tegen een heipaal? Als u wel eens een mosterdzaadje heeft gezien dan weet u: dat is een bijzonder onindrukwekkend zaadje. Het is geen kokosnoot of zelfs maar een pinda of zo. Of een zonnebloempit. Je ziet hem misschien niet eens, zo klein is ‘ie.

Maar de heipaal is een dood ding. Daar komt nooit iets levends uit, tenzij er zich een zaadje in heeft verstopt.  En ook beton verkruimelt op termijn, soms duurt dat niet eens lang. (En God heeft sowieso alle tijd!)

Hoeveel  grandioze projecten zijn er na een paar jaar niet alweer verdwenen? Maar dat zaad gaat niet voorbij, dat rust in de aarde en wacht zijn kans af. Om te gaan groeien.

Laten we dan ook in ons leven goed opletten, dat we ons niet laten afleiden door bouwgeluiden en dan niet meer horen en zien waar er zaad ligt, zaad dat we mogen planten zodat we een nieuwe toekomst in kunnen slaan.

Een toekomst bij God.

Amen.