In die
tijd trok Jezus rond door steden en dorpen,
gaf er onderricht
en zette zijn reis voort naar Jeruzalem.
Iemand vroeg Hem:
“Heer, zijn het er weinig die gered worden?”
Maar Hij sprak tot hen:
“Spant u tot het uiterste in
om door de nauwe deur binnen te komen,
want, Ik zeg u, velen zullen proberen binnen te komen,
maar zij zullen daar niet in slagen.
Als eenmaal de huisvader is opgestaan en de deur gesloten heeft
en als gij dan buiten op de deur begint te kloppen
en begint te roepen: Heer, doe open!
zal Hij u antwoorden: Ik weet niet waar gij vandaan komt.
Dan zult ge opwerpen:
In uw tegenwoordigheid hebben we gegeten en gedronken,
en in onze straten hebt ge onderricht gegeven.
Maar weer zal zijn antwoord zijn:
Ik weet niet waar gij vandaan komt.
Gaat weg van Mij, gij allen, die ongerechtigheid bedrijft.
Daar zal geween zijn en tandengeknars,
wanneer gij Abraham, Isaäk en Jakob al de profeten
zult zien in het Rijk Gods,
terwijl ge zelf buiten geworpen zult zijn.
Zij zullen komen uit het oosten en het westen,
uit het noorden en het zuiden,
en zij zullen aanzitten in het koninkrijk Gods.
Denkt eraan:
er zijn laatsten die eersten en eersten die laatsten zullen zijn.”
Beste vrienden,
De Heilige Augustinus sprak en schreef heel veel. Mensen stelden hem allerlei vragen. Collega’s en gelovigen legden hem hun problemen voor, en daar ging hij dan mee aan de slag. Juist omdat hij zo druk was, had hij niet altijd evenveel geduld met domme vragen. Zo vroeg iemand hem eens wat God aan het doen was voor hij de wereld schiep. Hij gaf daarop ten antwoord dat hij de Hel aan het bouwen was, voor mensen die zich dat soort dingen afvroegen.
Dat was misschien even wat minder aardig van bisschop Augustinus, maar soms moet je duidelijkheid scheppen. Niet alle geestelijke en theologische vragen zijn gelijk geschapen, hoe interessant ze er misschien ook van een afstandje uitzien! Sommige vragen zijn wezenlijk – we moeten ze ons afvragen. Ze horen bij wie we zijn als christenen in deze tijd. Hoe kunnen we als wereldkerk onze plaats bepalen in een bange, heidense wereld waar leiders zich neervlijen voor de valse beloften van macht, egoïsme en geweld – het Gouden Kalf? Dat is zo`n vraag.
Sommige andere vragen zijn academisch: zinvol maar vooral bedoeld voor specialisten. Zij houden zich er vooral mee bezig om priesters, diakens en andere theologen intellectueel te bekwamen voor hun taak en om elkaar te bevragen, scherp te houden en te inspireren. Zo kun je bijvoorbeeld op termijn niet meer goed preken als je je vak niet bijhoudt, als je niet meer leest of studeert. Dus dat is belangrijk.
Maar! Dan zijn er ook nog vragen die nergens toe leidden! Het enige wat die vragen bewerken is dat je steeds meer wordt verstrikt in je eigen verstand, of in zinloze discussies (steeds dezelfde!)
Soms zijn dat discussies van eeuwen geleden die opeens weer als een soort zombie door het beeld komen schuifelen. Internetdiscussies lopen hier vaak op uit. Dan krijg je opeens zo`n Youtubefilmpje met een zolderkamertheoloog die het Rechtvaardigingsdebat uit de zestiende en zeventiende eeuw nog eens van nul af wil gaan voeren. Maar dan zonder het verstand en de context van de zestiende en zeventiende-eeuwers.
Zinloze discussies hebben altijd één belangrijke karakteristiek: ze plaatsen de deelnemers buiten de vraag. Ze zijn in discussie, niet omdat ze met hun vragen worstelen: zoals Paulus, Augustinus, Luther, Calvijn en het Concilie van Trente wèl met hart en ziel die discussies aangingen! Nee, integendeel: ze houden gewoon heel erg van discussiëren! Het maakt niet uit waarover. Henzelf raakt het niet. Als ze verveeld raken over de rechtvaardiging dan roepen ze wel weer een ander spook uit het verleden op. Het is alsof je te biecht moet gaan bij de Heks van Endor!
In het evangelie van vandaag horen we over Jezus – hij is op weg naar Jeruzalem – en ergens in Galilea komt hij zo`n Youtubetheoloog tegen. En ik stel hem me voor met zo’n selfiestick, zijn mobiel er op, een microfoon onder Jezus neus, en een bordje erbij met de naam van de uitzending “Elijahoes Eerlijke antwoorden!”. En dan komt hij met zijn ademloze vraag, zoals mensen op internet dat doen.
“Heer!. Zijn het er WEINIG? Die gered worden?!” – de “schreeuw van angst en “vuur”-emoji’s met bijbehorende geluidseffecten moet je er zelf even bijbedenken.
En het lijkt zo`n serieuze, terechte vraag. “Heer, zijn het er weinig die gered worden?” . Maar die vraag is helemaal niet zo terecht als je zou denken.
Wat zeg je als je vraagt, zijn er weinig die gered worden? Het is niet zomaar een vraag. De vraag is abstract, generaliserend, een vraag die een waarnemer kan stellen. Een toeschouwer. Alsof je naar een conflict ver weg kijkt met je blocnote er bij, en je je afvraagt: zullen er veel of weinig zijn die dat overleven? En wat zal er daarna gebeuren?”. Dat alles zeg je wellicht ademloos, maar wel als ademloze buitenstaander, en aan het einde van het filmpje ga je even ademloos door naar de volgende vraag.
Maar zèlf, zelf sta je op afstand. Je bent niet echt verbonden met anderen. Het is discussie om de discussie. Of erger nog, het is discussie om jezelf goed te voelen. Kijk eens naar die anderen, die het niet gaan redden! Nee, dan doe ik het toch goed. Gelukkig! Ik ben niet als hen!
Maar de vraag naar het heil is geen zaak voor waarneming van buiten of zelfverheffing. Geen zaak waar je je mobieltje op kan richten en heel druk over moet discussiëren. Je kan er ook geen getal aan vastplakken, geen veel of weinig. Waarom niet? Omdat je er zelf nooit buiten staat! De heilsvraag gaat niet over een of andere abstracte groep. Het gaat over onszelf.
En élke keer dat je bezig bent met jezelf er buiten te plaatsen, door je bezig te houden met dat soort vragen doe je ook iets niet. Namelijk: je inzetten voor datzelfde heil. Het een kost je het andere. Er zit echt iets gevaarlijks in.
Jezus geeft hem de vraag dus terug. Waar de vragensteller een onbetrokken vraag stelt, krijgt hij betrokken antwoord, van aangezicht tot aangezicht. Jezus richt zich niet tot het volk dat er om heen staat, maar tot de man die voor hem staat, de man van de vraag. Elijahoe krijgt eerlijk antwoord.
Jij, zegt hij, span jij je in. Want niet voor iedereen die zegt Heer, Heer wordt opengedaan. Waarom niet? Moet je een toets afleggen aan de deur? Heb je het verkeerde boek gelezen? Had je niet de juiste mening over God? Luisterde je naar de verkeerde Youtubetheoloog? Was je te vurig? Te onbeleefd? Nee. Het is een categoriefout. Je zit op de verkeerde verdieping. Je staat aan de verkeerde deur.
Je hebt misschien veel over God, of erger nog, theologie, gediscussieerd, maar daarmee ken je God nog niet. Dat zijn twee verschillende dingen.
Hoe kennen we God?
Lucas 13, 22-30 waar we nu uit lezen spiegelt de passage van een maand geleden Lucas 11:, 1-13, dat is ook een verhaal van iemand die aan de deur staat, op een gekke tijd – doe open ik heb wat van je nodig. En de Heer die al in bed ligt, heeft alle reden om te zeggen, vent kras op!. Maar Hij doet dat niet. Waarom niet? Twee redenen:
Hij is een vriend, en hij is onbescheiden aan het aandringen.
Je kan heel veel kennis hebben over mensen, zoals fans hun favoriete voetballer volgen. Ze weten alles over Lamine Yamal of Marcus Rashford. Ze gaan er helemaal in op. Ze discussiëren eindeloos over wat de var en van brouwde, of over dat ene doelpunt…. Maar…
Ken je Lamine Yamal ? Ken je Marcus Rashford? Nee. Sorry, maar nee. Als je bij ze aan de deur zou komen word je vriendelijk maar dwingend meegenomen door de beveiliging. Je krijgt niet eens de kans om bij ze aan te kloppen!
Zo is het ook bij God, maar dan omgekeerd. Een voetballer is maar een mens en een mens heeft misschien enkele tientallen mensen die hem redelijk goed kennen. Hooguit. En een handvol echte vrienden. Ik hoop tenminste dat ze echte vrienden hebben. Hoe beroemder je bent hoe moeilijker dat wordt. Als je beroemd bent weet iedereen alles over je, maar niemand kent je.
God wil – omgekeerd - dat iedereen Hem leert kennen, leert kennen als vriend, als Vader, als Zoon, als Heilige Geest. Er is geen grens aan hoeveel kinderen, vrienden, Hij kan hebben. De hele wereld kan er oneindig vaak in. Alle liefde die hij jou geeft gaat nooit ten koste van een ander, het is een onuitputtelijke bron.
Discussies om God heen, zoals welke spelers uit de Christencompetitie wel eens een rode kaart verdienden, of welk theologisch doelpunt het mooist was, en hoeveel fans een stadionverbod krijgen… Daar gaat het dus niet om. Want al die discussie raken jou slechts aan de buitenkant, als toeschouwer. En dat is niet de plek waar je moet zijn.
Waar dan wel? Span je daarvoor in! Voor de vriendschap met God. Zoek Hem niet van de buitenkant, praat niet over Hem alsof hij een voetballer is, of een interessante kwestie uit 1725, maar wees eens onbescheiden en meld je bij Hem als vriend.
Niet van een afstand, maar dichtbij. Want hij is niet ver weg. Hij is dichtbij. Het Woord is dichtbij, de sacramenten zijn dichtbij. Het gebed is dichtbij. Het goede wat je kan doen voor een ander is dichtbij. Niemand vraagt je het onmogelijke. Iedereen kan zich inspannen. God is geen proefwerk waar je voor zakken kan.
God zelf is de deur, en wie klopt zal opengedaan worden.
Amen.