Sunday, 15 January 2017

Tweede Zondag in Gewone Tijd



Lezing: Johannes 1,29-34.
 
In die tijd zag Johannes Jezus naar zich toekomen en zei: 'Zie, het Lam Gods, dat de zonden van de wereld wegneemt.Deze is het van wie ik zei: Achter mij komt een man die voor mij is, want Hij was eerder dan ik. Ook ik kende Hem niet, maar opdat Hij aan Israel geopenbaard zou worden, daarom kwam ik met water dopen.'
Verder getuigde Johannes: 'Ik heb de Geest als een duif uit de hemel zien neerdalen en Hij bleef op Hem rusten. Ook ik kende Hem niet, maar die mij gezonden had om met water te dopen, Hij had tot mij gesproken: Op wie gij de Geest zult zien neerdalen en blijven rusten, Hij is het die doopt met de heilige Geest. Ik heb het zelf gezien en ik heb getuigd: Deze is de Zoon van God.'

Broeders en zusters in Christus,

Er wordt wel eens gezegd: “Een goede naam komt te voet en gaat te paard.”, wat andere mensen over je zeggen, dat maakt uit. Dat geldt voor iedereen, zowel voor kleine als voor grote mensen. Zeer belangrijke mensen nemen dan ook ‘reputatiemanagers’ in dienst. Die moeten de sociale media en het internet in de gaten houden. Als ze merken dat er wilde verhalen over hun cliënten de rondte doen, dan zetten ze allerlei middelen in om de reputatie van hun cliënten te beschermen. Dat is een grote bedrijfstak. 

En niet alleen belangrijke mensen hebben zulke medewerkers in dienst. Ook organisaties, bedrijven en de overheid hebben een leger aan voorlichters in dienst. En die voorlichters moeten er voor zorgen dat wat er ook gebeurd het bedrijf of de overheid goed in het nieuws blijft komen, dat de CEO of de minister geen onverwachte vragen krijgt, dat hij beschermd wordt tegen zaken die zijn of haar reputatie kunnen schaden.

Als mensen zoveel moeite doen om hun reputatie ongeschonden te bewaren dan is dat een aanwijzing dat een reputatie, een goede naam, iets waardevols is, en wat andere mensen over ons beweren kan die goede naam beschadigen. En als we onze goede naam aangetast zien dan doet dat pijn. Dan zijn wij zelf gekwetst. Onze naam, onze goede naam, is iets dat net als het geweten, een beetje heilig is, en als het beschadigd raakt is dat wat anders dan een barst in een vaas, of een deuk in een auto. Dan raken wij zelf beschadigd.

Ik las in de krant een heel erg treurig artikel over een jongen van 15 jaar die zelfmoord had gepleegd omdat hij zo verschrikkelijk gepest werd. Hij werd uitgescholden, en niemand wilde met hem praten. Zijn naam, wie hij was, is zo verschrikkelijk mishandeld dat hij niet meer verder kon. Woorden kunnen moordwapens zijn en iemands naam, iemands eigenwaarde kan zó door het slijk gehaald worden dat die persoon daar niet meer van kan herstellen.  

Een naam is dus in zekere zin iets heiligs, die mag je niet misbruiken. Dat zie je heel sterk in de Joodse traditie. De Naam van God is zó heilig dat je hem niet eens uitspreken mag. Die naam is zó heilig, dat je niet eens het risico mag lopen dat je die heiligheid zou aantasten. En mensen die hun leven in het teken van het kwaad hebben gesteld, daarvan zegt het Oude Testament: “moge zijn naam worden uitgewist”.  Want de heiligheid van een aardse naam is relatief. Het is kwetsbaar, er moet voor gezorgd worden.

De bijbel stelt dan ook grenzen aan wat wij tegen een ander zeggen: zowel het Oude als het Nieuwe Testament zijn daar heel duidelijk in. In het Achtste Gebod wordt het Joodse volk vermaand dat ze geen “Vals getuigenis” mogen afleggen. Je mag geen dingen over anderen zeggen die niet waar zijn. En in Psalm 141 lezen we het vers “zet Heer, een wacht voor mijn lippen” , dat wij met ons spreken andere mensen niet beschadigen.

Maar wij kunnen ons spreken natuurlijk ook gebruiken om goed te doen, om de waarheid te spreken, om wie het verdient een compliment te geven. Ook dat is niet onbelangrijk. En als je dat doet breek je iemand niet af, maar bouw je hem of haar juist op.  Door iemands naam eens goed op te poetsen doe je hem of haar een groot plezier. En dat is belangrijk. Het staat niet in de officiële lijst van werken van barmhartigheid, maar van mij mag ‘ie er wel bij.

En Johannes de Doper spreekt hier als profeet als hij zegt: “die Jezus hier, die hier voorbijkomt, kijk, daar loopt hij, dat is niet zomaar iemand, of ook een profeet, iemand als ik, nee, hij is het Lam Gods, die de zonden van de wereld wegneemt”. Johannes vergroot de Naam van Jezus . Als we de Vespers bidden, het Avondgebed, dan bidden we ook het Magnificat. Het gebed van Maria. “Hoog verheft nu mijn ziel de Heer”. Maria maakt de naam van God groot.

Zo doen wij Hem recht. Dat we de goede naam van God in bescherming nemen, hem bij de juiste Naam noemen, is misschien nog wel belangrijker dan dat wij elkaar bij de juiste naam noemen, en elkaars goede naam beschermen.

Maar belangrijker nog is wat God zegt. Sommige mensen noemt hij bij naam. En hij vertelt hen wie ze zijn, en welke rol ze te spelen hebben. Als God je bij je naam noemt heeft hij meestal wel een taak voor ogen. Zo roept hij de jonge Samuël, tot drie keer toe. Ook bij Samuel duurde het even voor hij wist wie er tot hem sprak. En wat dat betekende. Samuel zou een grote profeet worden, en een grote leider. Andere mensen hadden ook hun meningen over hem, maar die deden er niet toe, enkel wat God van Samuel vond was ten diepste belangrijk. Wíe Samuel was, was uiteindelijk wat God van hem zei. Als God tegen je zegt: dit is wie je bent, en dit is je taak, dan wordt dat ook de waarheid.

Wat mensen van ons zeggen is dan toch een ander verhaal. Veel mensen kunnen iets van ons vinden. En tegenwoordig houden mensen die mening steeds minder voor zich: die spreken ze uit – zo luid en duidelijk mogelijk. Soms voegen al die meningen wat toe, maar soms ook niet. Het is vaak moeilijk om vast te stellen welke mening dan belangrijk is. En als wat men zegt waar is, dan moeten we dat maar ten harte nemen, en als het onwaar is, dan moeten we het maar laten rusten.

 Maar eén ding is zeker: hoe God ons noemt, dat is belangrijk. Die is zo belangrijk dat alle andere meningen die mensen over ons zouden kunnen hebben daarbij in het niet vallen. Het is mooi als andere mensen zeggen dat we iets goed gedaan hebben, en vervelend als een derde ons uitmaakt voor alles wat mooi en lelijk is maar hoeveel pijn dat ook doet, we kunnen altijd in de zekerheid leven dat iemand Anders, God zelf, anders over ons spreekt, als wij maar bereid zijn naar hem te luisteren.

Thomas van Aquino, de grote Middeleeuwse theoloog, zei dat je geen gemeenschap kan vormen zonder dat je over en weer de waarheid spreekt tegen elkaar: dat geldt voor mensen onderling, maar het geldt ook voor de gemeenschap die mensen en God met elkaar vormen.

En als we overgaan van de aardse Kerk naar de Kerk in de hemel, dan , zo lezen we in het boek Openbaringen, krijgen we een nieuwe naam , een naam die ten diepste uitdrukt wie wij voor God zijn. Dat is een naam die niemand anders kent, omdat alleen God zelf ons volledig kennen kan.

Onze oude naam was belangrijk, en mag niet zomaar worden geschonden, maar die naam is niet gemaakt voor de eeuwigheid. Zo lang er mensen zijn op aarde, moeten we aardse namen in ere houden, maar ze zijn niet heilig in de volle zin van het woord, niet onaantastbaar. Ze gaan voorbij.

Onze aardse namen zijn kwetsbaar, onze diepste naam zal altijd met liefde genoemd worden. Ons hele geestelijke leven mag een verlangen zijn met die diepste naam – die eeuwige naam - te worden geroepen. Mijn preek was eigenlijk al afgeschreven toen er een gedicht in mijn hoofd opkwam, het is vrij bekend. U krijgt het als toegift.

Het is van Neeltje Maria Min, en de titel luidt: “mijn moeder is mijn naam vergeten”

mijn moeder is mijn naam vergeten,
mijn kind weet nog niet hoe ik heet.
Hoe moet ik mij geborgen weten?

Noem mij, bevestig mijn bestaan,
laat mijn naam zijn als een keten.
Noem mij, noem mij, spreek mij aan,
o, noem mij bij mijn diepste naam.

Voor wie ik liefheb, wil ik heten
.

Amen.