Op de Kerstdag hebben we het begin van het Evangelie van
Johannes gelezen. We hebben gelezen over het Woord dat van Eeuwigheid af bij
God was. En God wil dat Woord aan ons openbaren, want dat Woord zegt wie Hij
ten diepste is.
Één van de belangrijkere begrippen in de theologie is dat van
de Goddelijke Pedagogiek. Als je een kind opvoedt, dan draag je niet alles wat
je weet en kan in één keer over aan dat kind. Dat gaat stukje bij beetje. Maar
op een gegeven moment nadert het dan toch de voltooiing. Dan vindt er een
realisatie plaats en uiteindelijk besef je dan als kind waar het je ouders écht
om te doen was.
Dit besef doordrenkt het hele christelijke denken over de
Openbaring, over wat God ons zegt. Wat Hij ooit vertelde in beelden en tekenen
wordt op een gegeven moment volledige werkelijkheid, een werkelijkheid die
onder ons woont, Zijn leven met ons deelt, ons lijden volledig deelt en in zich
opneemt. De openbaring van God wordt volledig zichtbaar in Jezus Christus. In
het begin in het verborgene, maar later zichtbaar voor de hele wereld.
Jezus Christus is de volledige zelfopenbaring van God. Die
openbaring is wat we vandaag vieren. Op het Feest van Driekoningen. Drie is een
universeel getal, en de traditie maakt de koningen, of de wijzen symbool van
alle volkeren voor wie vanaf nu de weg naar God open ligt. En ze komen niet met
lege handen, ze nemen geschenken mee.
Uit deze ontmoeting kunnen we drie aspecten uitlichten :
1: Het Oude Testament doet er toe. Zoals men in het Engels
zegt: the child is the father of the man. Als je
terugblikt op je leven als je gevraagd wordt je biografie te schrijven, of een
verhaal, over wie je bent, dan begin je met je kindertijd. Je begint met wie je
ouders waren, waar je vandaan komt, in welke streek je bent opgegroeid. Daarmee
is niet alles gezegd over wie je bent, maar zonder achtergrondinformatie wordt
het een ingewikkeld verhaal. De grondtrekken van wie je nu bent ligt al
besloten in je kindertijd. Je kindertijd heeft niet het laatste woord, maar
zonder kindertijd is een leven onbegrijpelijk. Zo ook met het Oude Testament.
God openbaarde zich aan één volk, het Joodse volk, openbaarde zijn visie voor
samenleven, door de Wet, en zijn liefde door zijn profeten.
Dit betekent ook dat Christenen het Jodendom niet vervangen,
de Volken – dat zijn wij allemaal als we niet als Jood geboren zijn - worden toegevoegd aan het Joodse volk. Dat kan je allemaal bij
Paulus teruglezen hoe dat werkt.
We kunnen dit erfgoed, deze geschiedenis niet van ons
afwerpen zonder ontrouw te worden aan wie zij zijn. Wij hebben onszelf niet
teruggevonden. Christus is de vervulling van een belofte, niet het ongedaan
maken van die belofte.
2: De openbaring is er voor iedereen. Dat is wat
Driekoningen, het feest van de Openbaring wil uitdrukken. We lezen het in de
lezingen uit het Oude Testament. Ook de heidense volken, die toen nog hun
afgoden hadden zullen worden opgenomen in de éne mensenfamilie , het éne volk
van God. Dat volk van God, de kerk, kán dus ook alleen maar een wereldkerk
zijn. En in de kerk is plaats voor iedereen. Ik denk dat er wel eens te
makkelijk wordt gedacht over wat het betekent dat de Kerk universeel is. Het
heeft verstrekkende gevolgen. De kerk is niemands eigendom. De kerk is niet van
één tijdsperiode, het is niet voor mensen uit één land of gebied, het is niet
voor mensen die behoren tot één min of meer gedefinieerde cultuur, zoals het
Westen. Het is ook niet voor mensen van één ras, of alleen voor mannen, of
mensen uit één of een paar sociale klassen. Dit verhaal van God is er voor
iedereen. Je kan tegen niemand zeggen “dit is niet voor jou, dít zal jou wel
niks zeggen.” Dat is onmogelijk.
3: Een derde aspect van het bezoek van de Drie koningen is
het geven van geschenken. De drie gaven van de koningen zijn Goud, Wierook en
Mirre. Waardevolle dingen. En het staat ook al in de lezing uit het Oude
Testament.
“Want de schatten der zee gaan over in uw bezit,
de rijkdommen der volkeren worden aan u afgedragen.
Een zee van kamelen bedekt u, jonge kamelen van Midjan en Efa.
Alle bewoners van Sjeba trekken naar u toe; ze voeren goud en wierook aan en verkondigen luid de roem van de Heer.”
de rijkdommen der volkeren worden aan u afgedragen.
Een zee van kamelen bedekt u, jonge kamelen van Midjan en Efa.
Alle bewoners van Sjeba trekken naar u toe; ze voeren goud en wierook aan en verkondigen luid de roem van de Heer.”
Als je naar iemand toe gaat die je kent, dan neem je een
cadeautje mee. Hoe groot of klein dat cadeau is hangt een beetje af van de
omstandigheden, maar door het geven, laat je zien dat je een relatie hebt met
iemand, dat je bevriend bent, of
vrienden wilt zijn. Je geeft ook een geschenk vanuit een idee van
wederkerigheid, vanuit het idee dat je
iets voor elkaar betekent. Dat is wat
het betekent om persoonlijke relaties te hebben met andere mensen. Die relaties
bestaan niet alleen maar tussen je oren, maar moeten ook zichtbaar zijn,
zichtbaar in wat je voor elkaar doet. En de meest zichtbare manier, is het
geven van een geschenk aan een ander.
Het gaat er niet om dat je iets geeft wat een ander nodig heeft, liever niet zelfs. Het is
goed mogelijk dat je bij Kerst een pak wasmiddel krijgt, of een paar sokken,
maar je krijgt toch liever iets aardigs. God heeft per definitie niks van ons
nodig. God heeft alles al. Maar wij kunnen
onze liefde en dankbaarheid uitdrukken door het geven van een geschenk.
Als God zich aan ons openbaart is dat omdat hij een relatie
met ons wil, en wij mogen daar antwoord op geven. Op de openbaring van God komt
het antwoord van het geloof van de mensen.
Wij kunnen antwoord geven door Hem iets te geven. We hoeven
niet per sé onze bankrekening te plunderen. We kunnen hem al wat kostbaars
geven door elke dag tijd voor Hem te maken, elke dag, zeg ’s ochtends en ’s
avonds ons in gebed tot Hem te keren. Op die manier maken we de openbaring van
God waar. Zonder relatie is er geen openbaring en zonder wederkerig geschenk is
er geen relatie.
De Brief aan de Hebreeën heeft het over het gebed als een
geschenk, als een “offer van lofprijzing” – een offer is ook een geschenk – dat
we aan God kunnen geven. Het kost ons niks, maar het is héél waardevol. En als
we niet te zuinig zijn met onze geschenken dan komen we, net als de Koningen,
steeds dichter bij de Heer zelf, tot we Hem mogen zien van aangezicht tot
aangezicht.
Amen.