Sunday 17 December 2017

Midden onder u staat Hij die gij niet kent.



Derde Zondag van de Advent 
Evangelie: Johannes 1:6-9,19-28

Broeders en zusters, 

De afgelopen dagen was het spannend weer, met veel sneeuw en ijzel. Het was erg glad, en wat deed het dan goed om de strooiwagens voorbij te zien komen. Zonder die mannen en vrouwen zouden alle wegen onbegaanbaar zijn geweest. Misschien is dat ook wel een mooi beeld voor Johannes de Doper, als chauffeur van een strooiwagen die met zoutend zout de bevroren wegen van ons hart vrij wil maken zodat de Koning daar kan komen wonen. Zonder strooiwagen géén verkeer!

Johannes de Doper en Jezus zijn diep met elkaar verbonden. Ze hebben elkaar nodig: Johannes werk en bediening is het rechtmaken van de weg; het voorbereiden van de komst van de Heer, en Jezus Christus verschijnt ook niet uit het niets: Zijn komst heeft voorbereiding nodig. 

Wat God ons te zeggen heeft verschijnt niet zomaar van uit het niets: Christus’ komst heeft voorbereiding nodig omdat wij voorbereiding nodig hebben. Zonder voorbereiding kan niemand Jezus Christus ontdekken of herkennen. 

Die herkenning is dus niet vanzelfsprekend: dat blijkt wel uit de woorden van Johannes: “onder u staat Hij die gij niet kent”, het is de Heer. Hij is dichtbij, maar voor velen toch ver weg. Hij leeft nog in het verborgene. Maar Hij is niet geroepen om in het verborgene te blijven: als Hij herkend wordt zal Hij zich openbaren en gebeuren er grote dingen! 

In de joodse traditie zijn meerdere legendes en verhalen over de verborgen Messias. In een aantal verhalen wordt verteld hoe de aankomst van de Messias echt afhankelijk is van ons handelen. In één van die verhalen wordt in een droom bekend gemaakt dat de Messias, wanneer hij komt als melaatse bedelaar aan de poorten van Rome – en daar zal hij blijven totdat iemand aanbiedt hem te helpen.

In het Christendom mogen we nog een stap verder gaan en zeggen: we kunnen Jezus Christus herkennen in ál onze naasten. De Zoon van God gaat met Kerst mens worden en daarmee trekt hij het hele mensenras omhoog. Hij geeft alle mensen een nieuwe waardigheid. 

Wij hoeven niet te wachten op één enkele vreemdeling of bedelaar aan de poort van een stad, ergens in de wereld. We zijn geroepen om Jezus Christus al te herkennen in de mensen waar wij dagelijks mee te maken hebben, en dan vooral in de mensen die wij misschien liever niet willen zien. Als dat het geval is moeten we zeggen dat “onder ons Hij staat die wij niet kennen.”

Hoewel we God in iedereen kunnen ontmoeten blijkt uit alles van het leven van Jezus dat hij er voor kiest om arm te zijn, we kunnen hem dus bijzonder ontmoeten in de armen. 

Om te beginnen de armoede van de menselijkheid: Jezus is de Zoon van God, hij was van alle eeuwigheid bij God – dat Evangelie gaan we lezen op eerste kerstdag – en uit liefde voor de mensen heeft hij het korte, moeizame menselijke leven aangenomen. Een leven dat hij ook nog opofferde voor zijn vrienden. Hij is arm geworden omwille van ons mensen. 

Deze armoede zien we ook in de kerstnacht terug. Jezus wordt niet geboren in een paleis, maar in een stal, in een kribbe. Als kind van ouders die van huis en haar verdreven worden. Van de kribbe wordt in een overlevering gezegd dat hij van hetzelfde hout gemaakt is als het kruis. Het is altijd begrepen als symbool van armoede. 

En als we omzien naar de armen leren we misschien ook een belangrijke les: dat hoe goed we het ook hebben, ten diepste ook arm zijn en Jezus Christus nodig hebben om ons op te richten, ons uit het dal van duisternis en dood te halen. Dát is de goddelijke ruil tussen god en mens waarover de prefatie van Kerst spreekt.

Door om te zien naar de arme, in hem of in haar Jezus Christus te kunnen herkennen kunnen wij ook onszelf leren kennen, als arme mensen, behoeftige mensen. Als wij weten dat we arm zijn staat niets meer in de weg om de rijkdommen van God in ontvangst te kunnen nemen.
Amen.