Petrus, Johannes en Jacobus met zich mee
en besteeg de berg Tabor om er te bidden.
Terwijl Hij in gebed was veranderde zijn gelaat van aanblik
en werden zijn kleren verblindend wit.
En zie, twee mannen waren met Hem in gesprek;
het waren Mozes en Elia
die in heerlijkheid verschenen waren,
en zij spraken over zijn heengaan
dat Hij in Jeruzalem zou voltrekken.
Petrus en zijn metgezellen waren intussen door slaap overmand.
Klaar wakker geworden zagen zij zijn heerlijkheid
en de twee mannen die bij Hem stonden.
Toen dezen van Hem heen wilde gaan zei Petrus tot Jezus:
“Meester, het is goed dat wij hier zijn.
Laten wij drie tenten bouwen,
een voor U, een voor Mozes en een voor Elia.”
Maar hij wist niet wat hij zei.
Terwijl hij zo sprak, kwam er een wolk die hen overschaduwde.
Toen de wolk hen omhulde, werden zij door vrees bevangen.
Uit de wolk klonk een stem die sprak:
“Dit is mijn Zoon, de Uitverkorene,
luistert naar Hem.”
Terwijl de stem weerklonk
bemerkten zij dat Jezus alleen was.
Zij zwegen erover
en verhaalden in die tijd aan niemand iets
van wat zij gezien hadden.
Op sommige zondagen is het moeilijker om te preken dan op andere. Vaak sluit een lezing mooi aan bij wat er
gebeurt in de wereld of wat er op dat moment leeft in je hart – maar soms is
het ook lastiger te zien.
Vrijdagochtend werden we opgeschrokken door het
nieuws van een grote aanslag op twee moskeeën in Nieuw-Zeeland waarbij bijna
vijftig doden gevangen zijn. Mannen, vrouwen en kinderen – niet anders dan wij.
Die op naar hun gebedshuis gingen zoals wij naar het onze en daar slachtoffer
zijn geworden van een terreurdaad.
We kunnen en
moeten nu in onze gebeden nabij zijn met allen die door deze aanslag getroffen
zijn. Maar daar mag het niet bij blijven. We worden in deze vastentijd
uitgenodigd om kritisch naar onszelf te kijken , te zien waar er nog duisternis
leeft in ons eigen hart. Want het is niet onze roeping om in de duisternis te blijven zitten. We zijn mensen van het Licht.
Toen het
verhaal van God met de mensen nog jong was, in de dagen van Abraham, werd hem
de belofte van God gegeven dat zijn nageslacht even groot zou zijn als het
aantal sterren in de hemel. In alle verwikkelingen, moeilijkheden en ook rampen
die het Joodse volk zou meemaken, die belofte droegen ze altijd bij zich. Die
konden ze niet kwijtraken omdat God zelf er garant voor stond. Dat die belofte
waarheid zou worden stond vast.
Maar zoals
dat gaat met beloftes van God - de vervulling er van wordt pas bij stukjes en beetjes
duidelijk. In Jezus Christus werd de belofte letterlijk zichtbaar. Hij trekt zich
terug met zijn naaste vrienden op de berg Tabor en daar op een bijzonder moment
openbaart Hij zich voor wie Hij is. Hij laat zien dat Hij meer is dan een eenvoudig
mens, een wijze leraar of een interessante zelfhulpboekenschrijver. Hij brengt geen nieuwe Tafels van de Wet. Je
zal vruchteloos zoeken naar een bundeltje met Jezus’ Twaalf Regels voor het
Leven!
Hij is
geworteld in eeuwigheid, hij is God zelf die de wereld komt bevrijden. Hij is
de vervulling van de beloften van het Oude Testament en de ontmoeting met Hem
verandert ook ons. Zijn gedaanteverandering loopt vooruit op onze verandering.
Hij laat
zich als eerste zien in Zijn Heerlijkheid aan zijn meest naaste vrienden. Hij laat
zichzelf na Zijn Verrijzenis zien aan de bredere kring van leerlingen. Dat Hij
degene is die de dood heeft overwonnen en de poorten opent naar nieuw leven bij
God. Als mensen die levende ontmoeting hebben gehad gaan ze anderen ook in een
ander licht bekijken. Er gaat er een ander licht schijnen in ons hart. Dan blijft niets hetzelfde.
Dan weten we
dat de duisternis niet het laatste woord heeft, niet in ons leven, en niet in
de wereld. We hoeven niet tastend op zoek naar goedheid en waarheid die ergens
ver weg verstopt ligt. We hoeven niet naar God op zoek alsof Hij een spreekwoordelijke zwarte kat in een donkere kamer is.
Hij is onder ons – Hij leeft in ons hart, in de Sacramenten
van de Kerk, in elk moment dat mensen elkaar in liefde ontmoeten.
Als we dan leven
uit dat Licht brengt dat ook verantwoordelijkheden met zich mee. Om te beginnen
de verantwoordelijkheid voor andere mensen om ons heen, ongeacht of ze landgenoten
of geloofsgenoten zijn. De dingen van deze wereld zijn niet meer maatgevend
voor ons. We mogen anderen benaderen in vrijheid en in liefde voor wie ze zijn.
Zelfs onze vijanden mogen we (moeten we!) liefhebben. Het is onbegrijpelijk maar waar.
En als we
onze vijanden moeten liefhebben, zelfs de mensen die ons naar het leven staan.
Hoeveel liefde zijn we dan verschuldigd aan mensen die ons nooit kwaad hebben
berokkend?
En liefde
mag niet blijven bij een warm gevoel van binnen. Het heeft niets van doen met
sentimentaliteit. Het roept ons op tot concrete daden van naastenliefde. Het
roept ons op tot geduld, tot vriendelijkheid, tot hoop. Ook in duistere dagen
hoeven we het licht van Christus niet uit het oog te verliezen.
Laten we dan
gewapend met dat licht dan de aanzet geven aan die “revolutie van de liefde”
waar Paus Franciscus over spreekt. Maken we van dat licht een lucifer die de
hele wereld in vlam zal zetten – geen vlammen van haat en verwoesting , maar
vlammen van liefde, een nieuw begin.
Mogen we ook
deze weken dat licht in ons bewaren en versterken.
Amen.