Sunday, 18 August 2019

Brandstichters van de Liefde


Preek 20e zondag door het jaar C – 17/18 augustus 2019

In die tijd sprak Jezus tot zijn leerlingen:
“Vuur ben Ik op aarde komen brengen,
en hoe verlang Ik dat het reeds oplaait!
Ik moet een doopsel ondergaan,
en hoe beklemd voel Ik mij, totdat het volbracht is.
Meent gij dat Ik op aarde vrede ben komen brengen?
Neen, zeg Ik u, juist verdeeldheid.
Want van nu af zullen er vijf in één huis verdeeld zijn;
drie zullen er staan tegenover twee
en twee tegenover drie;
de vader tegenover de zoon en de zoon tegenover de vader;
de moeder tegenover de dochter
en de dochter tegenover de moeder,
de schoonmoeder tegenover de schoondochter
en de schoondochter tegenover de schoonmoeder.

In dit evangelie voor de zondag lezen we een korte toespraak van Jezus. Hij wijst vooruit naar de tijd dat Gods Geest over de hele wereld gaat waaien, maar legt ook uit dat zijn lijden en dood daar niet los van te zien is. Sterker nog, ook wij zullen te maken krijgen met de pijn van verdeeldheid. Deze toespraak van Jezus draait dus om drie begrippen: het vuur dat op de aarde moet neerdalen, de doop van het lijden en de dood die hij moet ondergaan, en de verdeeldheid waar de leerlingen – en u en mij – mee te maken zullen krijgen.

Jezus spreekt over het vuur met de woorden: "Vuur ben Ik op aarde komen brengen, en hoe verlang Ik dat het reeds oplaait!"

Jezus spreekt hier niet over een vuur dat dood en verwoesting brengt, zoals het vuur dat de leerlingen over de Samaritanen wilden afroepen, maar het vuur van de Heilige Geest. De scheppende kracht die alles wat slecht in ons is verteert en ons deelgenoot maakt van de kracht van de liefde. Het is het vuur dat alle angst, al onze kleinheid als onze berekening in ons wegbrandt en ons zuivert. Het geeft ons de kracht om over onze grenzen heen te stijgen, te durven wat we eerst niet waagden.

Bezield door dit vuur kunnen we gemeenschap zijn, krijg je de kracht om naar elkaar om te zien ook al komt het even niet uit. Door dit vuur verandert de kerk van een soort lokaal religieclubje in het lichaam van Christus, een plaats waar bijzondere dingen kunnen gebeuren, waar we zelfs van wonderen kunnen spreken als we God in ons laten werken.

Dit zijn allemaal mooie dingen, maar ze komen niet voor niks. Dat vuur daalt niet neer als op commando, alsof er een toverspreuk wordt uitgesproken. Dat kunnen we heel oneerlijk vinden, maar het kan niet anders. Liefde komt ook niet voor niks. Als liefde zó uit de kraan of uit het stopcontact zou komen zouden we het niet zo op waarde kunnen schatten. Liefde moet blijken. Liefde bestaat alleen binnen de context van mensen die elkaar ontmoeten, en die moeite doen voor elkaar. Liefde zonder moeite is een lege wensdroom.

Zo komen we bij het tweede begrip, het doopsel .

Jezus koppelt het vuur dat over de Aarde, de hele aarde, over alle mensen, neer moet dalen aan zijn “Doop” die hij moet ondergaan. Het is een bijzonder woord dat hij hier gebruikt. Als Jezus spreekt over de doop wil hij zeggen: Hij moet het lijden ondergaan. Het is een weerspiegeling van de oude beelden uit Jesaja en de Psalmen. Hier gaat het niet over het vriendelijke lauwwarme water dat van de doopschelp af over het hoofdje van het kindje klatert, maar de onmetelijke duistere diepten van de zee, de “waterdiepten, de vloed die mij overspoelen”  zegt de Psalmist in Psalm 69. Het is een schreeuw om hulp als je in de put zit.

Het zijn de wateren van de dood waarvan God belooft dat Hij ons er uit zal redden. Uit de “rivieren, dat zij u niet zullen overspoelen” (Jesaja 43:2)
Maar je kan pas uit de duisternis worden getrokken als je er midden in zit! Er kan pas redding zijn als het water je aan de lippen staat. Er kan pas liefde zijn, als iemand laat zien dat Hij door de duisternis van de dood wil gaan voor jou en mij.

Als liefde moeite kost, is Jezus’ lijden de moeite waarmee hij Zijn liefde voor ons zichtbaar maakt.

Dan komen we bij het derde woord, de Verdeeldheid.

Het is een confronterend woord. Jezus confronteert de leerlingen niet alleen met zijn eigen lijden, de Passie die Hij moet ondergaan, maar ook met hun verlangen naar een makkelijk leventje. De leerlingen verlangen naar een machtige koning Jezus die al hun problemen gaat oplossen, de Romeinen wegjaagt en hen zal binnenleiden in de “messiaanse tijd” zoals de Joden die zich voorstellen: een soort Aards paradijs.

Het confronteert ons ook met het dat als wij uit liefde willen leven wij ook te maken zullen krijgen met  allerlei moeilijkheden. Zoals Jezus het lijden moet ondergaan hebben wij te maken met de dagelijkse pijn van verdeeldheid. 

Verdeeldheid is de meest voorkomende pijn binnen en buiten de kerkelijke gemeenschap.

Dat je het goede wil en je best er voor doet, maar dat je afgewezen wordt. 

Dat is verdeeldheid.

Dat niemand je kan of wil begrijpen. Dat is verdeeldheid.

Dat mensen leugens over je vertellen om je zwart te maken. Dat is verdeeldheid.  

Dat mensen die niet beter of slechter zijn dan een ander elkaar niet meer kunnen luchten of zien. En niemand weet goed waarom. Ooit is het begonnen, en nu zitten we er in vast. Vastgezogen in de modder. Dat is de verdeeldheid.

Verdeeldheid is een kruis dat de leerlingen – en wij - moeten dragen. Op hun manier – om ons te leren dat liefde nooit gratis is, dat je er elke dag weer moeite voor moet doen om de liefde – doodgewone liefde – handen en voeten te geven.

Als we verlangen naar een rustig leventje in de kerk waar nooit wat verandert of gebeurt en iedereen het altijd eens is met elkaar , dan zijn we als de leerlingen van Jezus – de leerlingen die het niet begrepen hebben. Dat is ook een plek waar de liefde niet kan wonen.

En toch zijn we geraakt door dat vuur, en we mogen het aanwakkeren, we mogen Brandstichters van de Liefde zijn, en fikkie stoken in het kreupelhout van de verdeeldheid en de onmin. We mogen – moeten - altijd doorgaan.

Dat zal elke dag weer een opdracht zijn. Een hoopvolle opdracht. Ik wil om te af te sluiten de een paar woorden van de Heilige moeder Teresa van Calcutta. Want het vuur van de liefde, is altijd sterker dan het razende water van de haat.

 Zij zegt:

Mensen zijn vaak onredelijk,
onlogisch en egoïstisch
vergeef ze toch maar.
Als je vriendelijk bent,
kunnen mensen je beschuldigen van egoïstische bijbedoelingen
Wees toch maar vriendelijk
Als je succesvol bent,
zul je soms valse vrienden krijgen, en echte vijanden
wees toch maar succesvol
Als je eerlijk en oprecht bent
zullen er mensen zijn die je bedriegen
blijf toch maar eerlijk
Wat je jaren heeft gekost om op te bouwen
kan iemand anders van de een op de andere dag vernietigen
blijf toch maar bouwen.
Als je sereniteit en geluk vindt
kunnen anderen jaloers zijn
Blijf toch maar gelukkig.
Het goede dat je vandaag doet
Zullen mensen morgen zijn vergeten
Blijf toch maar goed doen.
Geef de wereld het beste dat je hebt
en ook al zal het nooit genoeg zijn
Geef de wereld toch maar het beste dat je hebt.

Amen.