In die tijd kwamen tollenaars en
zondaars van allerlei slag bij Jezus om naar Hem te luisteren.
De Farizeeën en
de schriftgeleerden morden daarover en zeiden: “Die man ontvangt zondaars en
eet met hen.” Hij hield hun deze gelijkenis voor: “Wanneer iemand onder u
honderd schapen heeft en er één verliest, laat hij dan niet de
negen-en-negentig in de wildernis achter om op zoek te gaan naar het verlorene
totdat hij het vindt? En als hij het vindt, legt hij het vol vreugde op zijn
schouders en hij gaat naar huis, roept zijn vrienden en buren bij elkaar en
zegt hun: Deelt in mijn vreugde, want mijn schaap, dat verloren was geraakt,
heb ik gevonden. Ik zeg u: zo zal er in de hemel meer vreugde zijn over één
zondaar die zich bekeert, dan over negen-en-negentig rechtvaardigen, die geen
bekering nodig hebben.
Of welke vrouw, die tien zilverstukken bezit en er één
verliest, steekt niet een lamp aan, veegt niet het huis en zoekt niet
zorgvuldig totdat ze het vindt? En als ze het gevonden heeft, roept ze haar
vriendinnen en buurvrouwen bij elkaar en zegt: Deelt in mijn vreugde, want het
zilverstuk, dat ik had verloren, heb ik gevonden. Zo, zeg Ik u, is er vreugde
bij de engelen van God over één zondaar die zich bekeert.”
[Jezus] sprak: “Een man
had twee zonen. Nu zei de jongste van hen tot zijn vader: Vader geef mij het
deel van het bezit waarop ik recht heb. En hij verdeelde zijn vermogen onder
hen. Niet lang daarna pakte de jongste alles bij elkaar en vertrok naar een ver
land. Daar verkwistte hij zijn bezit in een losbandig leven. Toen hij alles
opgemaakt had, kwam er een verschrikkelijke hongersnood over dat land en hij
begon gebrek te lijden. Nu ging hij in dienst bij een der inwoners van dat
land, die hem het veld instuurde om varkens te hoeden. En al had hij graag zijn
buik willen vullen met de schillen, die de varkens aten, niemand gaf ze hem.
Toen kwam hij tot nadenken en zei: Hoeveel dagloners van mijn vader hebben eten
in overvloed, en ik verga hier van honger. Ik ga weer naar mijn vader en ik zal
hem zeggen: Vader, ik heb misdaan tegen de hemel en tegen u; ik ben niet meer
waard uw zoon te heten, maar neem mij aan als een van uw dagloners. Hij ging
dus op weg naar zijn vader. Zijn vader zag hem al in de verte aankomen en hij
werd door medelijden bewogen; hij snelde op hem toe, viel hem om de hals en
kuste hem hartelijk. Maar de zoon zei tot hem: Vader, ik heb misdaan tegen de
hemel en tegen u; ik ben niet meer waard uw zoon te heten. Doch de vader
gelastte zijn knechten: Haalt vlug het mooiste kleed en trekt het hem aan,
steekt hem een ring aan zijn vinger en trekt hem sandalen aan. Haalt het
gemeste kalf en slacht het; laten we eten en feestvieren, want deze zoon van
mij was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is teruggevonden.
Ze begonnen dus feest te vieren. Intussen was zijn oudste zoon op het land.
Toen hij echter terugkeerde en het huis naderde, hoorde hij muziek en dans. Hij
riep een van de knechten en vroeg wat dat te betekenen had. Deze antwoordde: Uw
broer is thuisgekomen en uw vader heeft het gemeste kalf laten slachten, omdat
hij hem gezond en wel heeft teruggekregen. Maar hij werd kwaad en wilde niet
naar binnen. Toen zijn vader naar buiten kwam en bij hem aandrong, gaf hij zijn
vader ten antwoord: Al zoveel jaren dien ik u en nooit heb ik uw geboden
overtreden, toch hebt gij mij nooit een bokje gegeven om eens met mijn vrienden
feest te vieren. En nu die zoon van u is teruggekomen, die uw vermogen heeft
verbrast met slechte vrouwen, hebt ge voor hem het gemeste kalf laten slachten.
Toen antwoordde de vader: Jongen, jij bent altijd bij me en alles van mij is
ook van jou. Maar er moet feest en vrolijkheid zijn, omdat die broer van je
dood was en levend is geworden.”
Broeders en
zusters in Christus
Misschien
heeft u het wel eens meegemaakt dat u een vriend of vriendin had, met wie u
veel leuke dingen samen heeft gedaan, en waarvan u dacht dat u elkaar heel
nabij was. Maar dat dan toch blijkt dat die vriend of vriendin in zijn of haar
hart toch op grotere afstand stond. Misschien is er wat gebeurd, of heb je
elkaar te lang niet gezien. Of maak je verschillende levenskeuzes die je van
elkaar niet goed kan accepteren. En op een moment merk je dat de nabijheid die
je dacht te voelen er niet meer is. Er is alleen nog maar een afstand.
Verwijdering. Een gat.
Mensen die
zoiets overkomen is gebruiken wel eens woorden en uitdrukkingen als “het is
alsof er een masker afgevallen is”. Alsof de realiteit van de afstand werd
vermomd door woorden van nabijheid. Dat is verdrietig.
Als u zoiets
heeft meegemaakt heeft u daar vast pijn van gehad. Als we hopen op nabijheid en
we vinden juist afstand en verwijdering. Dan doet dat pijn. We kunnen ons dan
tot in het diepst van onze persoon afgewezen voelen. Alsof we het niet waard
zijn.
Dan voelen
we zelf ook een diepe verwijdering in ons hart jegens de andere persoon, de
voormalige vriend. Soms komt het later nog een keer goed. Maar soms ook
helemaal niet. De verwijdering verhardt zich dan.
Zo`n
verharding kan voorkomen tussen mensen, maar ook tussen groepen. In het groot
en in het klein. Ik denk dat we allemaal wel voorbeelden kunnen noemen van
verwijdering.
Het verhaal
van de verloren zoon is zo`n verhaal over verwijdering en nabijheid. Maar het
leert ons een les, over vergeving – ja – maar vooral over liefde. De
kwetsbaarheid ervan, maar ook over hoe de liefde altijd sterker is dan wat
mensen er van bakken.
Het verhaal
begint met de jongste zoon die op een dag zijn erfdeel opeist en naar een ver
land vertrekt.
Voor ons
zijn de symbolen en bijbetekenissen minder zichtbaar geworden. Maar de
toehoorders uit de tijd van Jezus zouden het verstaan hebben. Je erfdeel
opeisen terwijl je vader nog leeft, vertrekken naar een ver land. Dat zijn
allemaal tekenen dat je je banden met je familie helemaal opzegt. Zó radicaal
opzegt dat niemand nog maar de minste verplichting heeft om je terug te nemen.
Jezus kleedt
het verhaal zo in dat de toehoorder elk brokje sympathie voor de jongste zoon
verliest.
We zeggen
wel eens, als we vinden dat we niet teveel medelijden met iemand moeten hebben:
hij heeft er zelf naar gemaakt.
Nou, de
jongste zoon heeft het er wel naar gemaakt.
Om te
beginnen is hij de jongste zoon, hij is degene in de familie die zijn plaats moet
kennen. In plaats daarvan blaast hij de familiegemeenschap op door zich er van
af te scheiden.
Hij eist
zijn erfdeel op. Met andere woorden. Hij zegt tegen zijn vader: voor mij ben je
dood. Hij scheidt zich af van zijn
familie.
Hij gaat
naar een ver land. Voor een trouwe jood betekent dit maar één ding: hij gaat
naar een plaats waar God niet te vinden is. Hij scheidt zich af van zijn familie
én van zijn volk.
Dan verbrast
hij ook nog zijn geld, en niet eens aan iets wat nog waardig zou kunnen zijn,
maar ook nog eens aan “een losbandig leven”, hij scheidt zich af van zijn
familie, zijn volk en van de gemeenschap van alle fatsoenlijke mensen.
En daarna
escaleert het nog verder. Als hij alles kwijt is en tussen de varkens beland is
(je hoort de luisteraars van Jezus al bijna “net goed!” roepen) keert hij
platzak terug. Hij heeft wel spijt, maar je proeft toch ook nog ándere dan
edele motieven.
Hij hoopt toch ook nog op een baantje als dagloner. Als hij het
echt niet meer weet gooit hij zich op de genade van zijn vader. Zonder al te
veel verwachtingen, maar dan heb je tenminste iets te eten. Één ding echter zullen alle luisteraars van
Jezus het roerend mee eens geweest zijn: de woorden van de jongste zoon – ik ben
het niet meer waard uw zoon te heten. Hier knikt iedereen instemmend!
Hij is het
niet waard! Daar is iedereen het over eens.
Dan gebeurt
er iets heel anders, de jongste zoon krijgt niet eens de kans om zijn zin af te
maken en te beginnen over zijn idee over daglonerschap voor minimumloon. Hij
wordt gelijk weer als zoon aangenomen en volledig in zijn rol hersteld. Er is
geen ondervraging, geen schadeclaim, geen langdurig onderzoek naar hoeveel
slechte vrouwen er wel niet in zijn leven zijn geweest, het wordt weggeveegd.
De zoon was
tussen alle dansfeesten op Ibiza en ritjes in een privéjet de Vader wel
vergeten en was op een schier eindeloze afstand van de Vader komen te staan.
Maar de Vader was altijd dichtbij. De Vader zélf is de zoon geen moment
vergeten. Hij heeft hem laten gaan – zonder protest, zonder beschuldigingen,
zonder zijn geboortebewijs voor zijn ogen te verscheuren. Maar ondanks dat Hij
hem nu niet ziet staat hij Hem altijd voor ogen. Hij wacht op hem. Hij rent
naar hem toe wanneer Hij hem ziet en overstelpt hem met gaven.
Dan
openbaart zich de oudste zoon, als iemand die net zo ver weg geraakt is. Iemand
die ook leeft uit de verwijdering. Hij is niet naar een ander land gereist om
het geld van zijn vader op te maken. Integendeel. Hij is altijd trouw aan de
zijde van de vader gebleven. Lichamelijk dan toch.
Zijn hart is
heel ver weg, nog verder dan het verre land waar de jongste zoon verzeild is
geraakt.
Hij zit vol
verwijten. “Ik doe hier alles en ik krijg nooit wat”, ontploft de oudste zoon.
En nu is die lapzwans ook nog terug!!
De jongste
zoon is niet echt een rolmodel, maar het is de oudste zoon die het hardst van
zijn schild valt.
De modelzoon, de trouwe broer. De aanpakker. Het is buitenkant.
Achter de buitenkant van nabijheid, plichtgetrouwheid, schuilt een pijnlijke
realiteit. Hij is verveemd van zijn broer en vervreemd van zijn vader. Er gaapt
een diepe en wijde kloof tussen de oudste zoon en zijn familie.
Hij ervaart
zijn vader als tiran, een man vol willekeur. Iemand die strenge opdrachten
geeft, en zijn gunst even willekeurig laat neervallen op de een of de ander,
ongeacht wat ze gedaan hebben. Ongeacht hoe hard ze werken. Als een tiran. Dat
is hoe de oudste zoon de vader ervaart.
En onder
zijn verwijten loert het ressentiment, je proeft het. De afgunst naar de jongere zoon
toe, degene die het leven ten volle opgezogen heeft. De oudste zoon zit vol
verwijdering . Hij is de Vader niet nabij,
en daarmee dus ook zijn jongere broer niet.
Het is de
vader die woorden van nabijheid en woorden van liefde spreekt. “Wat van mij is,
is ook van jou”, en omdat hij leeft uit liefde en barmhartigheid moet het nu
feest zijn. De vader is niet gekwetst of boos over de diepe verwijdering in het
hart van de oudste zoon, net zo min als hij de jongste veroordeeld heeft.
De vader
heeft maar één liefde in zijn hart. Die liefde is onverdeeld. De vader houdt
van losbollen en fanatici, van lauwwarme mensen van prutsers en klunzen. Van
mensen die fouten maken en mensen die alles goed doen.
Onze liefde
is kwetsbaar, onze liefde kan stuk. Vriendschappen eindigen soms – door moedwil
of door misverstand – en relaties kunnen stuk. De liefde en genegenheid die
mensen voor elkaar voelden is niet in steen gebeiteld. Het is een levend iets,
het kan verdorren, of zelfs met wortel en tak uitgerukt worden. Maar de liefde
van de vader houdt nooit op. Die kan niet uitgaan of verdorren.
Dus zelfs
als de oudste zoon zou weglopen, woedend over zoveel onrecht, en naar een ver
land gaat waar hij zijn leven zelf in zal richten, heel precies naar de normen die hij belangrijk vindt. Dan
zal de vader op hem wachten.
En als al
zijn harde werk en al zijn plannen, en protocollen over hoe alles altijd even
eerlijk moeten verlopen krakend vastlopen. Dan zal de vader op hem wachten.
En als hij
weer berooid terugkomt, uit dat vreemde land. Met in zijn versleten aktentas de
verfromfraaide blauwdrukken van zijn ideale leven. Dan zal de vader op hem
wachten.
En als ook
wij terugkeren uit onze ballingschap, onze wereld, die we zo hebben opgevuld
met hoop en angst, ambities en mislukkingen, met succesjes en nederlagen. Dan
zal de vader op ons wachten.
Je krijgt sandalen
een ring, en een nieuw gewaad. En er zal feest en muziek zijn. We waren dood en
zijn weer levend geworden, verloren en
weer teruggevonden.
Gevonden door die éne liefde.
Van de
vader.
Amen.