Broeders en
zusters.
Vandaag
vieren we het hoogfeest van het lichaam en bloed van Christus, Sacramentsdag.
Een
bijzondere dag omdat het op de dag af drie maanden geleden is dat het kerkelijke
vieren ophield omwille van de maatregelen tegen het Coronavirus. Drie maanden lang
zijn de gelovigen verstoken geweest van het sacrament van de Eucharistie, de
werkelijke tegenwoordigheid van Christus
zelf.
We hebben
niet alleen het vieren gemist, en de ontmoeting met elkaar gemist maar toch
vooral het sacrament gemist. Jezus Christus zelf.
Vandaag moet
ik bijzonder denken aan de woorden uit de eerste lezing, uit het boek
Deuteronomium. Die raakten mij.
Deuteronomium:
het boek waar de regels van de Wet instaan, hoe mensen met elkaar moeten
omgaan. Het boek wijst terug naar de tocht van het Joodse volk door de woestijn
– veertig jaar lang. Een tijd van dorheid en onzekerheid. Een tijd waarin men
niet goed wist waar men als volk van God heen ging.
Een tijd die
veel lijkt op de onze.
Ook wij zijn
een volk onderweg. De coronacrisis heeft voorlopig een einde gemaakt aan de
samenleving die we kenden, die hebben we moeten verlaten. En hoe onbezorgd
lijkt die tijd ons nu! Maar toch bleek dat tijdvak waar we vandaan komen ook
een soort Egypte te zijn. Hoe we toen leefden was kennelijk niet vol te houden,
dat zien we nu wel.
We hebben op
toch moeten gaan, het onbekende in. En op zijn eigen manier is het een tocht
met veel ontberingen. Een tocht met eenzaamheid, het achterlaten van verwachtingen
, met angst voor ziekte en bezorgdheid om onze naasten.
En ook hier in onze parochies zijn mensen
ziek geworden en sommigen zijn aan deze ziekte komen te overlijden. Het
afscheid van dierbaren moest heel beperkt zijn. Soms kon er zelfs geen afscheid
genomen worden. Hoe verdrietig is dat niet, als alles haastig moet?
Het doet
denken aan het Joodse volk in Egypte dat haastig moest inpakken, staand moest
eten, en gauw weg. Geen tijd om afscheid te nemen van buurvrouw of buurman. En
elk enthousiasme wát er was verdampte al gauw in die hete woestijn – waar ontberingen
waren, honger en dorst.
Maar ook
ontberingen, honger en dorst, hebben hun betekenis voor ons. Een crisis maakt
namelijk alles zichtbaar. Het slaat alle illusies weg die we over onszelf
hadden. Onze comfortabele zekerheid dat we wisten dat we sterk genoeg zouden
zijn wanneer het eens tegenzat.
Zelfs een samenleving die dacht dat hun macht
en gelijk vanzelfsprekend was wordt nu verscheurd door onlusten. Zo komt de
waarheid aan het ligt. En dat doet pijn.
Maar de
Hemel blijft niet altijd gesloten, ontberingen zijn geen straf voor wanneer wij
tekortgeschoten hebben in hoop, in geduld, in aandacht voor de ander. God laat
zijn Volk, God laat óns, niet in de steek:
In de
woorden van de eerste lezing:
[De Heer]
heeft u toen vernederd en op de proef gesteld
om uw gezindheid te leren kennen;
Hij wilde zien of ge zijn geboden zoudt onderhouden of niet.
Hij heeft u vernederd en honger laten lijden,
maar u ook het manna te eten gegeven,
dat gij noch uw vaderen ooit hadden gezien.
Hij wilde u daardoor laten beseffen,
dat de mens niet leeft van voedsel alleen,
maar van alles wat uit de mond van de Heer komt.
om uw gezindheid te leren kennen;
Hij wilde zien of ge zijn geboden zoudt onderhouden of niet.
Hij heeft u vernederd en honger laten lijden,
maar u ook het manna te eten gegeven,
dat gij noch uw vaderen ooit hadden gezien.
Hij wilde u daardoor laten beseffen,
dat de mens niet leeft van voedsel alleen,
maar van alles wat uit de mond van de Heer komt.
Zoals dat
gaat met proeven, situaties waarin alles zichtbaar wordt, dat kan wel eens
behoorlijk pijn doen. We waren toch niet we dachten dat we waren. Onze goedheid
en zelfs de vastheid van ons geloof blijkt soms pijnlijk afhankelijk van de alledaagsheid
van de samenleving.
Maar wij
blijven niet eenzaam achter. Zoals het Joodse volk het manna kreeg in de
woestijn, zo krijgen wij nu weer het sacrament van de Eucharistie. Het lichaam
en bloed van Jezus Christus dat onze ziel weer mag voeden.
De Heer
ontfermt zich over zijn volk. We worden gered, niet alleen maar uit de
moeilijkheden van onze tijd, maar onze moeilijkheden van altijd: zonde,
en dood. De heilige communie is geen sportvoedsel zodat je nog beter presteren bij
de uitdagingen die de wereld op je bord schuift. Van de communie wordt je niet
de snelste, de sterkste, de handigste of zelfs maar de slimste.
Maar met het sacrament, met de heilige
communie word je wel de beste die je kan zijn in dit leven. Het is het
voedsel van het geloof, de hoop en de liefde. Het is het voedsel voor onderweg
voor zolang als onze tocht naar het Beloofde Land duurt.
Wie mijn
vlees eet en mijn bloed drinkt,
(Zegt de
Heer.)
blijft in Mij en Ik in hem.
Zoals Ik door de Vader die leeft, gezonden ben
en leef door de Vader,
zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij.
Dit is het brood, dat uit de hemel is neergedaald.
Het is niet zoals bij de vaderen, die het manna gegeten hebben
en niettemin gestorven zijn;
wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven.”
Amen.