Saturday 5 February 2022

Teamsport

 

Op zekere dag
stond Jezus aan de oever van het meer van Gennesaret,
terwijl de mensen op Hem aandrongen
om het woord Gods te horen.
Hij zag nu twee boten liggen aan de oever van het meer;
de vissers waren eruit gegaan en spoelden hun netten.
Hij stapte in een van de boten, die van Simon,
en vroeg hem een eindje van wal te steken.
Hij ging zitten
en vanuit de boot vervolgde Hij zijn onderricht aan het volk.
Toen Hij zijn toespraak had geëindigd, zei Hij tot Simon:
“Vaar nu naar het diepe
en gooi uw netten uit voor de vangst.”
Simon antwoordde:
“Meester,
de hele nacht hebben we gezwoegd zonder iets te vangen;
maar op uw woord zal ik de netten uitgooien.”
Ze deden het en vingen zulk een massa vissen in hun netten,
dat deze dreigden te scheuren.
Daarom wenkten ze hun maats in de andere boot
om hen te komen helpen.
Toen die gekomen waren,
vulden zij de beide boten tot zinkens toe.
Bij het zien daarvan viel Simon Petrus Jezus te voet en zei:
“Heer, ga van mij weg,
want ik ben een zondig mens.”
Ontzetting had zich meester gemaakt van hem
en van allen die bij hem waren,
vanwege de vangst die ze gedaan hadden.
Zo verging het ook Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs,
die met Simon samenwerkten.
Jezus echter sprak tot Simon:
“Wees niet bevreesd,
voortaan zult ge mensen vangen.”
Ze brachten de boten aan land
en lieten alles achter om Hem te volgen.

Beste vrienden,

Sommige dagen voel ik me, als ik de preek voorbereid, een beetje als Petrus in dit verhaal.

Je hebt tijden zitten kijken naar de Bijbelteksten, naar het Evangelie, als naar een onbeweeglijk meer.  En je denkt: als ik nou maar één of twee vissen hieruit zou kunnen vangen dan zou ik daar een potje van kunnen koken een mooi verhaal over kunnen vertellen. Maar hoe langer je kijkt, des te minder vis je ziet. En als je er eentje denkt te ontwaren zwemt ‘ie gelijk de diepte in. Buiten bereik.

Dan ga ik maar eens de was doen, of de afwasmachine uitruimen. Of eens nadenken over het boodschappenlijstje.

En dan opeens, alsof Jezus even voorbijkwam haal je volledig onverwacht een net vol inspiratie op en zie je allemaal mooie insteken en contrasten. Opeens word je haast bedolven onder de vis, zoveel dat je er geen raad mee weet.

Je zou het over de wonderen van Jezus kunnen hebben, brood en vis voor de duizenden. Netten vol vis hier in de haven. Of over de mensen, het publiek. Vorige week wilde de synagogegangers in Nazareth Jezus de afgrond in gooien, nu vinden we een massa die hem zo graag wil horen dat hij in een boot een stukje van wal moest gaan om niet overweldigd te worden door de aandacht.

Of over roepingsverhalen. We horen over Jesaja in het Oude Testament, en nu over de leerlingen. Of je kan spreken over werk aan de ene kant en leven uit genade aan de andere kant. Dat zit er ook allemaal in. Teveel om op te noemen.

En dan moet je er één vis uitnemen. Meer kun je er op zondag niet op. Als je er meer dan één probeert op te dienen dan overvoer je de mensen. Maar hoe zoek je er één uit? Dat kun je nooit goed in je eentje. Je kan bezwaarlijk een muntje opgooien.

Toen viel me iets op, ik was een commentaar aan het lezen over deze passage. En ik zag daar iets staan over de verschillen tussen roepingsverhalen uit het Oude Testament en het Evangelie. En de commentator, professor Pichler uit Oostenrijk, zei het volgende:  

In het Oude Testament gaat de uitnodiging altijd naar één persoon toe, een aartsvader of een profeet. Amos en Elisa bijvoorbeeld, worden weggeroepen van achter de os, van achter de ploeg.

in het Evangelie zien we juist dat er groepen mensen worden geroepen. Broers, vrienden, groepen vissers. Vissen is namelijk nooit iets wat je in je eentje doet. Ploegen wel. Vissen niet. Vissen is teamwerk!

En zo is het: vissersboten hebben bemanningen. Niemand gaat in zijn eentje vissen. Dat kan niet eens. Zelfs met alle machines en apparaten die er nu zijn is dat onmogelijk. En in de tijd van Jezus al helemaal. Je had zestien mensen nodig, om één net binnen te halen.

Wat betekent dat, voor ons als kerk?

Samenwerken is voor ons niet altijd even makkelijk. We leven in een hele individuele samenleving. Alles draait om onszelf en onze eigen inzet. Die inzet is dan ook niet het probleem: maar hoe we ons inzetten , dat is de vraag.

Als we niet uitkijken is de kerk een verzameling van mensen die allemaal een beetje op zichzelf teruggeworpen heel hard werken. Maar hoe hard je ook werkt: in je eentje werp je geen netten uit.

Dan gaat er ook heel veel om individuele personen hangen. Zowel in het groot als in het klein.

Dan zijn mensen opeens voor of tegen de Paus. Ze zijn voor de paus omdat ze hem goed vinden, en tegen de paus omdat ze het niet met hem persoonlijk eens zijn. Alsof het om de persoon gaat!

Het gaat niet om de persoon. Niet omdat de paus geen persoonlijkheid heeft, (integendeel!) maar omdat het uiteindelijk niet zo belangrijk is wie er paus is. Hiervoor was er een andere paus en hierna zal er ook weer een andere komen.

Het belangrijkste is dat er een kapitein is op onze vissersboot. Of je het altijd met hem eens bent is dan verder minder van belang.

Maar ook in het klein zien we dit. Zoveel delen van de Kerk, of het nu in bisdommen is of in parochies zijn in feite kleine domeintjes, waar alles (misschien ook uit gemak) is gaan hangen om een heel klein groepje personen, of een paar individuen. Dat kunnen priesters zijn maar ook leken. Dat gebeurt zonder boze bedoelingen, die dingen groeien gewoon zo als je niet oplet.

Vaak gebeurt dit omdat mensen het wel makkelijk vinden dat het zo werkt. Maar op een gegeven moment is het niet meer makkelijk: het verhardt en versteent. Het afgezonderde domein wordt rigide. Er mag niks meer veranderen, en er wordt gezegd “we hebben het altijd zo gedaan” …

Of er zijn parochies of kerkelijke gemeentes waar alles aan de voorganger hangt, vaak is dat dan een charismatische man of vrouw. Dat is best begrijpelijk. Maar als die voorganger weggaat zakt de hele organisatie als een plumpudding in elkaar.

Het gaat er dus niet om hoe hard en goed iemand ploegt, maar hoe goed de bemanning op het schip kan samenwerken.

Team-zijn is niet alleen een opdracht, het is ook een gegeven: je werkt altijd mee door je voorbeeld en je inzet. En als er geen inzet is heeft dat ook consequenties want je staat nooit los van het geheel.

Vanuit de geschiedenis van de kerk hebben we vaak het idee gehad dat het Schip der Kerk een soort passagiersschip is. Met de geestelijkheid als bemanning en de religieuzen als stokers en machinisten. Maar het Schip der Kerk is een vissersboot, en iedereen heeft zijn eigen taken en niemand is alleen maar passagier.

Nu dat zestig jaar na het Tweede Vaticaanse Concilie leren we steeds meer wat het betekent om samen bemanning te zijn op het schip. En we staan nog steeds voor een grote cultuurverandering. Maar het zijn ook wel spannende tijden. We voelen wel aan dat het anders moet in de kerk, en dat de kerk zelf heel snel verandert. Dat is een beetje angstig maar kan ook heel bevrijdend zijn. We mogen ook wel wat vertrouwen hebben in die toekomst.

Maar alles begint en eindigt, niet alleen maar met onze eigen inzet. Maar hoe we onze inzet ten dienste kunnen maken aan de hele kerk. Niet achterover zitten maar openstaan voor de vraag: wat kan ik doen? Is het gene wat ik doe nog steeds wat goed is op dit moment?

Word ik niet rigide in wat ik doe? Haal ik er nog leven uit? Ben ik toe aan iets anders? Waar gaat mijn hart naar uit?

Ik wens u voor de komende week  veel wijsheid als u deze opdracht overdenkt.

Amen.