Saturday, 4 November 2023

31ste Zondag door het Jaar A

 In die tijd sprak Jezus tot het volk en tot zijn leerlingen:
“Op de leerstoel van Mozes
hebben de schriftgeleerden en de Farizeeën plaats genomen.
Doet en onderhoudt daarom alles wat zij u zeggen,
maar handelt niet naar hun werken;
want zelf handelen zij niet naar hun woorden.
Zij maken bundels van zware, haast ondraaglijke lasten
en leggen die de mensen op de schouders,
maar zelf zullen ze er geen vinger naar uitsteken.
Alles wat zij doen,
doen zij om bij de mensen op te vallen;
zij maken immers hun gebedsriemen breed en hun kwasten groot,
ze zijn belust op de ereplaats bij de maaltijden
en de voornaamste zetels in de synagogen,
ze laten zich graag groeten op de markt
en willen door de mensen ‘rabbi’ genoemd worden.
Maar gij moet u geen rabbi laten noemen.
Gij hebt maar één Meester en gij zijt allen broeders.
En noemt niemand van u op aarde ‘Vader’;
gij hebt maar één Vader, de hemelse.
En laat u ook geen ‘leraar’ noemen;
gij hebt maar één leraar, de Christus.
Wie de grootste onder u is, moet uw dienaar zijn.
Al wie zichzelf verheft, zal vernederd
en wie zichzelf vernedert, zal verheven worden.”

 

Beste mensen

Een paar dagen geleden las ik het bericht dat de voorzitter van een Joodse Gemeente in Nederland zijn leden met klem had aangeraden om niet als Jood herkenbaar over straat te gaan. Dat bericht is de laatste tijd als een graat in mijn keel blijven steken.   

En ik voelde me minder op mijn gemak dan normaal toen ik deze preek voor de zondag  voorbereidde. We horen een scherpe uitval van Jezus tegen de uiterlijkheden van de Farizeeën. Maar wat zijn deze uiterlijkheden? We zouden er een aantal kunnen herkennen. Kwasten, gebedsriemen, en mannen die zich rabbi noemen. Dat zijn niet zomaar uiterlijkheden van tweeduizend jaar geleden, onbegrijpelijke tekens van een lang vergeten religie, zo dood als de Mithrascultus of het geloof in Wodan en Donar. Dit zijn nog steeds zichtbare tekens van het joodse geloof. Gebedsriemen, gebedsmantels, kwastjes – draden. Ze zouden nog steeds te zien zijn geweest in Nederland als de catastrofe van tachtig jaar geleden niet had plaatsgevonden. Symbolen die aangevallen, uitgewist en verborgen worden nu een nieuwe golf van beestachtig antisemitisme over de wereld wordt uitgestort.  De bloedigste pogrom sinds 1945, aanvallen op synagogen, aanslagen op burgers. Afgelaste herdenkingen. Struikelstenen die we opeens niet meer willen zien. Dat gebeurt hier en nu. In onze wereld, in onze omgeving.  

En dan lijkt Jezus te zeggen: “die joodse uiterlijkheden, die de wereld nu wil uitwissen, daar heb ik ook  niks mee.” Nu is er is een zekere katholieke en christelijke traditie die daar wel raad mee wist. Jezus veroordeelt het jodendom, zouden ze zeggen. “Kijk maar zelf: veroordeelt Jezus datgene niet waar Joden mee bezig zijn? Met hun draadjes en reepjes! Het Jodendom, daar moet een grote streep doorheen!”

“Jodendom! Dat is maar bezig met wetten, regels en uiterlijkheden. Zíj zijn in de schaduw en duisternis. Maar wíj christenen. Wíj zijn de kinderen van het Licht! Wij aanbidden God in geest en waarheid. Wíj hebben een authentiek, innerlijk geloof. Wat zijn wij toch goed. Niet zoals die joden. Jezus zegt het zelf!”    

Gelukkig wordt er niet meer zo gedacht en gepreekt. Behalve misschien in wat smoezelige uithoeken van de kerk. Maar het is wel eeuwenlang gebeurd. Het is deel van ónze schaamtevolle geschiedenis. Ook onze eigen kerk is beladen door een anti-judaïstische en antisemitische cultuur. En lezingen zoals de bovenstaande zijn misbruikt om Joodse mensen mee aan te vallen. Niet één keer, maar eeuwen lang. Wanneer de wereld brandt, en mensen op zoek gaan naar een zondebok moeten we dát in herinnering houden.

En als we ooit denken: Jezus keert zich af van de joden en het joodse geloof. Dan snappen we niets van het Evangelie. Jezus is zelf een Jood, geworteld in het jodendom, sprekend tot andere Joden over de spanningen van zijn eigen tijd. Jezus is wel de Christus, maar geen christen. Mattheus, die dit verhaal zo opgeschreven heeft was een Jood, hij schreef voor Joden. Hij begreep Jezus als de Nieuwe Mozes. Jezus is niet los verkrijgbaar. Het jodendom maakt deel uit van onze geestelijke realiteit. Wij zijn wezenlijk geestelijk verbonden met het joodse volk, de joodse Bijbel, het joodse geloof en de joodse verwachting. (Romeinen 11)   

En hij zegt ook nergens: gebruiken en uiterlijkheden zijn verkeerd. Dat staat er ook niet.  

Wat staat er dan wel? Innerlijk en uiterlijk moeten met elkaar in verhouding zijn. Wat wij van onszelf laten zien moet overeenkomen met wie wij zijn. Als religieuze uiterlijkheden een eigen leven gaan lijden raken we het zich op waar het echt om gaat kwijt. Als je gebedsriemen steeds breder worden – zodat anderen daarvan onder de indruk zijn, en je bijzondere kwasten laat aanmeten zodat anderen je gaan bewonderen. Of je loopt de hele dag met een grote Bijbel onder je arm, zo een in een goudgestikt foedraal van duizend euro. Of je draagt een reuzerozekrans om je nek, met een zo groot mogelijk kruis. Zodat iedereen jou ziet. Nee, dat is niet de weg om te gaan. Dat is wat Jezus zegt. Meer niet.  

Ik heb het gezegd en blijf het zeggen: als het over de Farizeeën gaat in de Bijbel, dan gaat het over ons. Niet over andere mensen dichtbij of ver weg. Over ons.

Maar terugkerend, dat wil dus niet zeggen dat je helemaal zonder uiterlijkheden kan. Integendeel, als je de uiterlijkheden wegdenkt krijg je ze in een andere vorm weer terug. Er zijn religieuze groepen in Nederland die bijna álle zichtbare uiterlijkheden hebben weggedaan omdat ze volledig gericht waren op dat innerlijk. Soms mocht er  zelfs geen torentje op de kerk komen! Maar na een generatie of wat zie je weer ándere uiterlijkheden terugkomen. De manier waarop je je kleedt, of hoe je praat – met zo`n bepaalde tongval. Bepaalde woorden en uitdrukkingen gebruikt die niemand anders meer kent. Je haalt ze er zó uit! Nee. Pure innerlijkheid, dat is niet voor ons weggelegd. Wij leven in de wereld. Elk geloof uit zich in een wereld en wij hebben uiterlijke zaken nodig om onze aandacht op de innerlijke wereld te kunnen richten. Wij katholieken hebben dat altijd geweten.

Wij kunnen dus ook weten wat het dus betekent als de dreiging van geweld de Joodse bevolking in Nederland gedwongen wordt  onzichtbaar te zijn. Dat gaat veel verder dan dat iemand tijdelijk wat minder gelegenheid heeft om aan zelfexpressie te doen. Het raakt aan het wezen van de innerlijkheid, en, ja, uiteindelijk het bestaansrecht van het Joodse volk in Nederland. En ja, dat gaat ons ook aan. Het gaat ons zelfs nog meer aan dan de algemene burgerrechten die iedereen in dit land hoort te genieten.

Elke poging om een ander uit te wissen is verkeerd, en sommige zijn nog verkeerder dan anderen. Elke keer als christenen dachten de werkelijkheid van hun geloof te benaderen zonder rekenschap te geven aan de diepe, werkelijke verbondenheid die we hebben met het joodse geloof en het Joodse volk zijn we collectief de Breeveertien opgegaan. Dan komt er niet meer duidelijkheid, maar juist meer verwarring. Niet meer licht, maar nieuwe duisternis. Geen waarheid, maar dwaling. Geen veiligheid, maar onzekerheid. Wie denkt de dans te ontspringen raakt enkel verstrikt in een ander web.

God geve ons de wijsheid om deze waarheid te blijven zien, en er naar te leven.

Amen.