Saturday, 6 April 2024

Tweede Zondag van de Paastijd

 

In de avond van de eerste dag van de week,
toen de deuren van de verblijfplaats der leerlingen
gesloten waren uit vrees voor de Joden,
kwam Jezus binnen,
ging in hun midden staan en zei:
“Vrede zij u”.
Na dit gezegd te hebben toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde.
De leerlingen waren vervuld toen zij de Heer zagen.
Nogmaals zei Jezus tot hen:
“Vrede zij u.
Zoals de Vader Mij gezonden heeft,
zo zend Ik u.”
Na deze woorden blies Hij over hen en zei:
“Ontvangt de heilige Geest.
Wier zonden gij vergeeft,
hun zijn ze vergeven,
en wier zonden gij niet vergeeft,
hun zijn ze niet vergeven.”
Tomas, een van de twaalf, ook Didymus genaamd,
was echter niet bij hen toen Jezus kwam.
De andere leerlingen vertelden hem:
“Wij hebben de Heer gezien.”
Maar hij antwoordde:
“Als ik niet in zijn handen het teken van de nagelen zie,
en mijn vinger in de plaats van de nagelen kan steken,
en mijn hand in zijn zijde leggen,
zal ik het niet geloven.”
Acht dagen later waren zijn leerlingen weer in het huis bijeen,
en nu was Tomas er bij.
Hoewel de deuren gesloten waren kwam Jezus binnen,
ging in hun midden staan en zei:
“Vrede zij u.”
Vervolgens zei Hij tot Tomas:
“Kom hier met uw vinger en bezie mijn handen.
Steek uw hand uit en leg die in mijn zijde
en wees niet langer ongelovig, maar gelovig.”
Toen riep Tomas uit:
“Mijn Heer en mijn God!”
Toen zei Jezus tot hem:
“Omdat ge Mij gezien hebt gelooft ge?
Zalig die niet gezien en toch geloofd hebben.”
In het bijzijn van zijn leerlingen
heeft Jezus nog vele andere tekenen gedaan
welke niet in dit boek zijn opgetekend,
maar deze hier zijn opgetekend, opdat gij moogt geloven,

 

Beste vrienden

Deze week hebben we allemaal Paasevangelies gelezen. Elke dag van het octaaf van Pasen lezen we  verschillende verslagen van ontmoetingen van leerlingen met de verrezen Jezus. En al die verhalen bouwen als het ware de spanning op tot dat zij een climax bereikt, een hoogtepunt in het verhaal: de ontmoeting van Jezus met Thomas.

Over Thomas wordt altijd van alles gezegd, zelfs dat hij “Ongelovige Thomas” zou zijn. Dat zegt echter niet zoveel over Thomas, maar alles over onszelf. In de psychologie noemen we dat “projectie”: het fenomeen dat je de hebbelijkheden die je niet fijn vindt juist extra gaat terugzien in andere mensen. Maar het “ongeloof” dat we denken te zien, is niet het ongeloof van Thomas: het is een universele reactie wanneer iemand wordt geconfronteerd met de waarheid van het  Paasmysterie, of beter, wanneer we de Verrezene ontmoeten.

Het is namelijk een onoverkomelijk feit dat die waarheid in eerste instantie te groot is voor ons. Het is niet dat mensen niet willen geloven, het is dat het on-gelofelijk is. De waarheid van de Verrijzenis past niet in ons referentiekader. Het onthutst ons, laat ons stamelen, stilvallen en gekke dingen zeggen. Oftewel: wij zijn niet anders dan de leerlingen, de leerlingen niet anders dan wijzelf.

Hoe kun je de Verrezene herkennen? Hoe leer je de Messias zien?

Dat is niet alleen onze eigen vraag. Velen waren en zijn naar Hem op zoek. En als we niet uitkijken gaan we oordelen, over hoe goed we zoeken. En als we niet gauw genoeg iets vinden dan komt dat op ons eigen hoofd terecht (“had je maar beter moeten zoeken”). Voor je het weet is de ontmoeting met de Verrezene dan een soort prestatie geworden: een messiaanse vossenjacht! Degene die het beste zoekt wint!  En wie het niet ziet, die heeft niet goed gezocht!

Maar als we zo denken, dan maken we onszelf weer veel te belangrijk. Dat is een vaste weeffout in ons leven, alles naar onszelf toe redeneren en denken dat het uiteindelijk gaat om onze prestaties. Ik ga jullie uit de brand helpen: het Paasgeloof is geen gouden medaille voor zoekvaardigheid. Het is het werk van de Heer zelf die voor iedereen een deur open maakt om tot Hem te komen. En die deur is voor ieder mens anders. (Je moet dan wel zélf door die deur heen, maar degene die aan de deur klopt – dat ben jijzelf niet )

Dát is wat we zien in alle Paasevangelies. Elke leerling, en elke groep leerlingen heeft zijn eigen toegangspoort als het ware. Zijn of haar eigen deur. (Of zoals we nu zouden zeggen, een trigger, iets dat ze raakt ). De deur van de één is niet de deur van de ander. Ieder mens moet geraakt worden door de Verrezene op zijn of haar eigen manier. Het is altijd persoonlijk. Daarom kun je ook niemand tot geloof brengen met een formule of een definitie of een lezing. Het is nooit afstandelijk, want de deur tot de ontmoeting met God is een deur van het hart. En de uitdaging is dat wij zelf misschien ook niet altijd weten welke deur voor ons de juiste is. Ik denk zelfs dat je dat pas kan ontdekken door een levende ontmoeting. We kunnen ideeën hebben over welke deuren we zouden willen hebben, of welke deuren in onze tijd, onze plaats onze cultuur zouden passen – en dan denken we misschien dat dat het is. Maar dat is niet per se zo.

Een aantal voorbeelden uit de Paasevangelies. Over hoe iedereen een andere “toegangsweg” heeft,  een eigen “deur” tot het Paasgeloof. En hoe Jezus die deur vindt.

 In de Paasnacht horen we van de vrouwen bij het graf. Ze zien een leeg graf en een engel. De engel vertelt hen wat er gebeurt is. “Zeg het voort”, zegt de engel en dat is wat ze doen. Bleek van schrik, dat wel. Maar het woord van een engel is voor nu genoeg.

Later horen we het verhaal uit het Johannesevangelie over Maria Magdalena[1], alleen schreiend bij het graf. Er zitten twee engelen in het graf, maar ze heeft het helemaal niet door. De engel is de deur voor de één, maar niet de deur voor de ander. Dan komt Jezus zélf er bij, maar ze herkent hem niet – en denkt dat hij de tuinman was. Ze ziet niet wie Hij is. Pas als Hij haar bij haar Naam noemt gebeurt er wat. Dát is haar toegang. Genoemd worden bij haar naam is haar toegangsweg.  

De leerlingen op de weg naar Emmaüs herkennen Jezus niet terwijl ze druk pratend hun verblijf in Jeruzalem, en hun Messiaanse droom, opgeven. Jezus opent voor hen de Schriften. Maar de ontmoeting met het Woord is nog steeds niet genoeg. Jezus blijft versluierd onder woorden en zinnen en redeneringen. Jezus doet er nog eens stapje bovenop en breekt voor hen het brood. Dán zien ze hem. De maaltijd van de Heer is hun toegangspoort. De Emmaüsgangers dachten misschien dat ze vooral mensen van het Woord waren, maar ze zijn ten diepste mensen van het Brood. Pas na deze ontmoeting met Jezus weten zij ook werkelijk wie zij zelf zijn.

Zo komen we bij Thomas. De andere leerlingen hebben allemaal op hun manier Jezus ontmoet, maar Thomas niet. Bij elke leerling moest er een toegangsweg gevonden worden, bij niemand was de weg zonder obstakels. En dan verwachten we van Thomas dat hij álles aanneemt, zonder zelf een ontmoeting met Jezus te hebben gehad. Nee. Daar hoeven we dus niet van staan te kijken dat dat niet zo werkt. Het geloof volgt op de ontmoeting met de Heer, niet andersom.

En dan verschijnt Jezus, weer te midden van de leerlingen, maar in het bijzonder voor Thomas. Thomas heeft al aangekondigd waar zijn toegangspoort zit. Wat een zelfkennis! Thomas kent zichzelf veel beter dan de gemiddelde leerling, en daardoor is het voor Jezus makkelijker en niet moeilijker om hem te bereiken. Daarom is het Thomasverhaal een climax van deze serie Paasverhalen. Deze serie verhalen eindigt met Thomas omdat Thomas het punt precies laat zien.

Jezus hoeft niet te zoeken, wat het is, waar de poort bij Thomas verscholen zit. Hij hoeft geen verschillende dingen te proberen. Geen langzame opbouw met eerst een engel, of eerst een lezing over de messiaanse teksten uit de Bijbel, met wat er allemaal in het Grieks en het Hebreeuws staat en als dat niet werkt halen we brood uit de ransel… Nee!

Thomas heeft het nodig – hij zegt het letterlijk! - dat hij de vinger op de zere plek kan leggen. Jezus’ wonden, Jezus’ lichaam kan aanraken. Dát is zijn weg. Dát is zijn poort.

En is de poort eenmaal open dan is de bevestiging van Thomas ook volledig. Hij stapt daar in één keer helemaal doorheen. Er is geen drempelgeweifel, niks. Als énige noemt Thomas Jezus niet alleen mijn Heer, maar ook mijn God. Thomas, die (samen met Johannes?) de meeste zelfkennis heeft van alle leerlingen is ook degenen die na dat Jezus hem de toegangspoort geopend heeft de volledigheid van het paasgeloof uitspreekt. Mijn Heer en mijn God.

Mogen wij in ons geestelijk leven ook komen tot zo`n zelfkennis. Dat we de deuren van ons geestelijk leven leren herkennen. Misschien is dat niet de deur waar we op hoopten, of de deur die we altijd verwachtten dat het zou zijn. Het kan een andere zijn. Ga in tot jezelf en luister goed, aan alle deuren!  Wáár wordt er geklopt? En wáár zit de ketelmuziek? Soms zoeken we op de tast, voor we Hem kunnen aanraken. De één moet het Woord horen, de ander ziet Hem in het breken van het brood. De derde hoeft alleen maar de zwachtels te zien, een stille hint! Een ander moet zich genoemd weten met haar naam. En wie weet welke deuren er nog meer zijn! Hoe het ook zij, er ís een deur voor elk van ons is een deur. Daar mogen we doorheen. En als we de stap zetten mogen we de woorden van Thomas naspreken. In geloof:

Mijn Heer en mijn God.

Amen.



[1] Het paasnachtevangelie uit Marcus gaat ook mede over Maria Magdalena. Ik ga niet proberen deze lezingen met elkaar te “verzoenen”. Ik vind dat geen interessant vraagstuk. Er zijn verschillende verhalen, ze belichten verschillende aspecten van de Verrijzeniservaring. De evangelies zijn geen puzzelwerk of onderzoeksjournalistiek.