In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Ik ben de ware wijnstok
en mijn Vader is de wijnbouwer.
Elke rank aan Mij, die geen vrucht draagt,
snijdt Hij af;
en elke die wel vrucht draagt,
zuivert Hij, opdat zij meer vrucht mag dragen.
Gij zijt al rein dankzij
het woord dat Ik tot u gesproken heb.
Blijft in Mij,
dan blijf Ik in u.
Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf,
maar alleen als zij blijft aan de wijnstok,
zo gij evenmin als gij niet blijft in Mij.
Ik ben de wijnstok, gij de ranken.
Wie in Mij blijft, terwijl Ik blijf in hem,
die draagt veel vrucht,
want los van Mij kunt gij niets.
Als iemand niet in Mij blijft,
wordt hij weggeworpen als rank en verdort;
men brengt ze bij elkaar, gooit ze in het vuur en ze verbranden.
Als gij in Mij blijft en mijn woorden in u blijven,
vraagt dan wat gij wilt en gij zult het krijgen.
Hierdoor wordt mijn Vader verheerlijkt,
dat gij rijke vruchten draagt;
zo zult gij mijn leerlingen zijn.”
Beste vrienden
Ik sprak een tijdje geleden iemand en die had het over wat de kerk voor hem betekende. Een plek, zo, noemde hij dat waar hij op zondag bij kon tanken, inspiratie opdoen voor de komende week. Een moment in de week die anders is dan anders. Samen met de gemeenschap, momenten van stilte, overweging, ritueel en muziek. Dat alles is betekenisvol, en dan kunnen we er weer even tegenaan. We gaan dan de week weer in, de dagelijkse zorgen tegemoet, maar met nieuwe energie.
De kerk als tankstation, ik zie dat wel voor ogen. Voor de meter in het rood staat en er lampjes beginnen te knipperen slaan we op tijd van de snelweg af. Naar het tankstation. Dat is goed voor ons en goed voor de wereld.
Dat beeld, de kerk als pleisterplaats waar je tankt, waar je je oplaadt, waar je even op adem kan komen is heel sterk. We praten er soms zelf ook zo over, en gebruiken dan ook andere mooie en rake beelden. Paus Franciscus sprak een tijd geleden over de kerk: dat is geen cruiseschip waar we achterover kunnen liggen, maar als een veldhospitaal, waar mensen genezing mogen vinden. Prachtig!
Maar al deze beelden, al deze metaforen voor wat de kerk is hebben wel één ding gemeen: ze leggen de nadruk op iets tijdelijks. Tankstations en ziekenhuizen zijn ontzettend belangrijk, maar hoe belangrijk ze ook zijn: je hebt nooit tot doel om er zo lang mogelijk te zijn. Je komt er, je wordt geholpen, en daarna wil je zo gauw mogelijk weer op pad.
Maar in deze woorden van Jezus horen we niks over iets tijdelijks. Hij praat over een hele andere manier van samenzijn met God. Als we dus tijdelijke woorden gebruiken voor wat de kerk is en doet, dan moeten we in gedachten houden dat dat ook maar een beperkte kijk is. Dat uurtje in de week, dat we samen in de kerk zijn, kan niet zijn waar álles om draait. Hoe belangrijk dat ook is: ons leven met Jezus is niet alleen een kwestie van dat uurtje per week. Er moet iets met ons gebeuren dat héél ons leven doordrenkt. Tankstation, ziekenhuis: dat zijn mooie en goede beelden, we mogen ze zeker gebruiken. Maar we hebben méér nodig.
Het beeld dat het Evangelie ons vandaag aanreikt is dat van de wijngaard, een heel sterk, Bijbels beeld. Je komt het continu tegen in het Oude en het Nieuwe Testament. Het Volk van God, of dat nu het Joodse volk is, of de Kerk die - vanuit de belofte aan het Joodse volk – voluit deel heeft aan Gods Nieuwe Verbond, beiden worden ze beschreven als wijngaard.
Wat is deze wijngaard waar we over horen in het Evangelie? We zien een hele dynamische werkelijkheid, alles leeft en alles is in beweging.
Allereerst: het is een domein dat van God is. “Mijn Vader”, zegt Jezus, “is de wijnbouwer”. Alles wat we in de wijngaard zien is van Hem. Het bestaat vanwege Hem, het dient Zijn doel en het omvat de hele werkelijkheid (want wat is er buiten God?)
De wijnstok, de druivenplant dus, is Jezus zelf. Hij is het leven –hart en ziel – van de wijngaard. Alles wat in de wijngaard leeft, leeft in en door Hem. Wij zijn de ranken. We zijn geen vogels die elke zondag even de wijngaard in vliegen, wat sappige druifjes snacken en dan weer de week in vliegen. Wij zijn ranken – de takken aan de boom.
We horen thuis in de Wijngaard. Op hoeveel manieren wij ook over ons zelf praten, of onszelf beschrijven aan de hand van onze afkomst, opleiding, beroep, geslacht, onze familie…. wie wij ten diepste zijn, zijn we vanuit onze band met God, de wijngaardband. Dát is de diepste geestelijke werkelijkheid van ons leven.
Je maakt die werkelijkheid niet zelf, je kan het niet zelf maken. Je kan wat je vanuit die band krijgt niet jaloers voor jezelf houden (uit angst dat je eens niet genoeg zou hebben!) We zijn geen vogels, we zijn ook geen eekhoorns die de wangen zo vol mogelijk proppen met druiven, en enorme voorraden rozijnen opstapelen voor wanneer je eens niet genoeg zou hebben.
We zijn de ranken, en er is dus altijd genoeg – míts je leeft uit verbinding. Verbinding twee kanten uit: verbinding naar binnen toe, met Jezus Christus en dus met God maar ook verbinding naar buiten toe, met de hele wereld, met iedereen.
Wij zijn niet in de wijngaard om ons vol te proppen – want er is genoeg voor iedereen. De vervulling van je leven als rank is juist niet van alles voor je zelf te houden. Integendeel, je doel is het om vrucht dragen, en die vrucht is er zodat weer anderen kunnen leven.
Het gaat pas mis als je dat niet wilt zien en de logica van de wereld loslaat op het spirituele leven, het leven met God. Zo gauw je je meester wilt maken van wat er in de wijngaard groeit, dan gaat het mis. De wijnrank die niet verbonden wil zijn, verdort.
Maar we lezen in de Bijbel ook andere wijngaardverhalen met voorbeelden van hoe het niet moet. (En die zeggen ons iets voor hoe het wel moet) De gelijkenis van de onrechtvaardige pachters bijvoorbeeld, daar kunnen we over lezen in Mattheus 21:31-41. Dat is een verhaal over de slechte pachters die zich meester willen maken van de wijngaard: niet alleen maar anderen hun rechtmatige deel ontzeggen, maar ook de zoon, de erfgenaam van de eigenaar doden. Ze denken dan veel te winnen, maar raken alles kwijt.
In het geestelijk leven kun je nooit zeggen – dit is van mij en ik sluit een ander buiten. Dan raak je wat je wilde hebben kwijt. Zo gauw je zeg: ik zuig het sap op, en dat kan ik dan gebruiken als brandstof voor mijn eigen belang, mijn doeleinden, mijn eigen wil, mijn zelfexpressie dan raak je het juist kwijt.
Anderzijds is de wijngaard ook geen communistische dictatuur. Het is niet dat er ergens een wet is waarin staat dat je alles moet afgeven, en anders krijg je straf. Er is niks onpersoonlijks aan de opname in de levensstroom van God door Jezus Christus. Dan zie en voel je wat de bedoeling van je leven is en dan is dat wat je wil en moet doen. Niemand kan je daartoe dwingen. Ook God kan en wil jou niet dwingen. De wijnrank krijgt geen dwangvoeding!
Maar als je wel opgaat in dat leven, dan wordt het steeds minder jij en steeds meer God in jou. Steeds minder zelfexpressie, steeds meer mee-delen. In de In de woorden van Paulus niet ik leef maar Jezus leeft in mij.
Ongetwijfeld zijn we met zijn allen niet waar Paulus is. Waarschijnlijk raken we daar ook nooit tijdens ons leven (ik geloof in wonderen, maar ben wel realistisch). Maar dit hele evangelie staat bol van beweging en dynamiek. Het gaat niet in de eerste plaats om targets en uitkomsten, maar om opgenomen worden in Gods levende beweging.
En zo zijn wij dan nu, samen hier. We krijgen elke zondag weer een nieuwe mogelijkheid om ons te laten raken door dat levende woord van God, ons mee te laten bewegen op zijn adem, zijn levensstroom. Dat alles toont zich door de daden en woorden van Jezus Christus die wij elke zondag vieren. Hier op deze plek, rond de tafel van de Heer vanwaar wij zien en proeven hoe goed Hij is: dat Hij zijn leven mee-deelt.
Amen.