Saturday, 27 July 2024

17de Zondag door het Jaar B

 

 

In die tijd begaf Jezus zich
naar de overkant van het meer van Galilea, bij Tiberias.
Een grote menigte volgde Hem,
omdat zij tekenen zagen, die Hij aan de zieken deed. Jezus ging de berg op
en zette zich daar met zijn leerlingen neer.
Het was kort voor Pasen, het feest van de Joden. Toen Jezus zijn ogen opsloeg
en zag dat er een grote menigte naar Hem toekwam vroeg Hij aan Filippus:
“Hoe moeten wij brood kopen om deze mensen te laten eten?”
Dit zeide Hij om hen op de proef te stellen,
want zelf wist Hij wel wat Hij ging doen.
Filippus antwoordde Hem:
“Wil ieder ook maar een klein stukje krijgen,
dan is voor tweehonderd denariën brood nog te weinig.”
Een van de leerlingen,
Andreas, de broer van Simon Petrus,
merkte op:
“Er is hier wel een jongen met vijf gerstebroden en twee vissen,
maar wat betekent dat voor zo’n aantal?”
Jezus echter zei:
“Laat de mensen gaan zitten”.
Er was daar namelijk veel gras.
Zij gingen dan zitten;
het aantal mannen bedroeg ongeveer vijfduizend.
Toen nam Jezus de broden
en na het dankgebed gesproken te hebben,
liet Hij ze uitdelen onder de mensen die daar zaten,
alsmede de vissen, zoveel men maar wilde.
Toen ze verzadigd waren, zei Hij tot zijn leerlingen:
“Haalt nu de overgebleven brokken op
om niets verloren te laten gaan.”
Zij haalden ze op
en vulden van de vijf gerstebroden twaalf manden met brokken,
welke door de mensen na het eten overgelaten waren.
Toen de mensen het teken zagen, dat Hij had gedaan zeiden ze:
“Dit is stellig de profeet, die in de wereld moet komen.”
Daar Jezus begreep, dat zij zich van Hem meester wilden maken
om Hem mee te voeren en tot koning uit te roepen,
trok Hij zich weer in het gebergte terug,
geheel alleen.

 

Beste vrienden,

We horen weer een bijzonder verhaal over Jezus deze zondag. 

Jezus is in het verre buitengebied, op een berg, en er zijn duizenden mensen mee. Ze willen luisteren naar wat Jezus hen te zeggen heeft. Maar bij het vallen van de avond is de nood aan de man, er is nergens een supermarkt in de buurt en er staan duizenden hongerige mensen om hen heen!

Wat nu?

Het verhaal doet ons natuurlijk terugdenken aan het Oude Testament. We hoorden in de eerste lezing over een ander wonder, dat mensen op een onvoorziene manier te eten kregen – maar ik denk toch in de eerste plaats aan de verhalen uit Exodus. De verhalen over het Joodse volk in de woestijn.

In die verhalen vertrekt het Joodse volk uit Egypte – waar ze slaaf waren – en worden door Mozes meegenomen de woestijn in om naar het Beloofde Land te gaan. In de tussentijd is er natuurlijk gebrek aan alles, maar voor ze van de honger omkomen komt er manna uit de Hemel. Een wonderlijke gave van boven die het volk in leven houdt.

Het manna heeft alleen één belangrijk kenmerk. Je kan er altijd genoeg van eten, maar als je probeert het voor jezelf te houden, er hebberig mee om te gaan, dan begint het ogenblikkelijk te stinken en te vergaan.

Het verhaal van Jezus op de berg lijkt erg op het verhaal van Mozes in de woestijn. Het volk moet naar een nieuwe toekomst worden gebracht, de mensen zijn op een plek waar niks is – zodat Mozes en Jezus door Gods kracht kunnen leren dat ze niet bang hoeven te zijn voor de toekomst.

Maar ook in de uitkomst lijken de verhalen een beetje op elkaar: de mensen begrijpen Gods teken niet en reageren er verkeerd op.

Het Joodse volk in de woestijn murmurt, wordt ongeduldig, wantrouwt God en wijst Mozes af. En de mensen op de berg bij Jezus ervaren Hem niet als de man van God die een teken geeft van Gods Liefde, maar als een soort éénmans Thuisbezorgd maar dan één waarbij je gratis en onbeperkt bestellen kan! Ze willen Hem koning maken. Want als hij koning is, wereldse machthebber, dan is Hij in hun macht. (een bijzondere omkering van wat je zou verwachten!)

Een beetje een dubbel verhaal dus, vandaag. God doet wonderlijke tekens in het Oude en Nieuwe Testament, God laat de mensen zien dat er genoeg is voor iedereen – God zorgt voor iedereen. Maar de mensen zien die overdaad als iets wat enkel henzelf toekomt, als iets dat ze te pakken moeten krijgen voordat iemand anders er ook wat van neemt.

Maar zo werkt het niet, want hoeveel rijkdom er ook is, hoeveel overdaad er ook is, en ook al is het genoeg voor ieders behoefte, zelfs dan is er  – zoals een wijze man ooit zei – nooit genoeg voor ieders hebzucht. Want hebzucht, net als elke verslaving, is een bodemloze put. Wat je er ook in kiept, het is nooit genoeg.

Als we de woorden van de Bijbel samenvatten kunnen we zeggen: Alles wat je probeert voor jezelf te houden, wat je hebberig verstopt zodat een ander er niet bij kan, dat gaat net als het manna stinken. Of dat nu geld op een bankrekening is, of de waardering die je krijgt, of het Goede Nieuws van Jezus, dat maakt dan niet uit. Zelfs als je het verhaal van Jezus alleen maar voor jezelf wil houden, uitsluitend denkt wat kan God voor MIJ doen? ­– dan loopt de zaak gegarandeerd van de rails.  

Als we dus geconfronteerd worden met een grote gave, een grote zegen, of zelfs overdaad kun je twee dingen doen. Je kan dankbaar zijn om alle goede dingen die je krijgt en zien hoe je met die overdaad zo veel mogelijk mensen kan helpen. De overdaad die we geschonken krijgen doet ons dan gevend in het leven staan. Doet ons lijken op Jezus en dan doen wij recht aan Zijn woorden.

Er is echter ook een ander pad. Als er overdaad landt en we worden hebberig, we zijn angstig dat het gelukje niet lang gaat voortduren en proberen alles gretig naar binnen te schrokken wat we te pakken krijgen, dan gaan we de Breeveertien op. En dan maakt het ook niet uit hoe veel er geschonken wordt, want hoe meer je krijgt, des te hebberiger word je. Dat zou verdrietig zijn.

Mogen we dat dan ook de komende tijd voor ogen houden, ons daar weer in oefenen. Zegen krijg je nooit alleen maar voor jezelf, de zegen gaat pas leven als je hem weer doorgeeft, dan maken we de weg vrij voor meer. Voor iedereen. Amen.

 

 

Friday, 19 July 2024

Zestiende Zondag door het Jaar B

 

In die tijd voegden de apostelen zich bij Jezus
en brachten Hem verslag uit
over alles wat zij gedaan en onderwezen hadden.
Daarop sprak Hij tot hen:
“Komt nu eens zelf mee
naar een eenzame plaats om alleen te zijn
en rust daar wat uit.”
Want wegens de talrijke gaande en komende mensen hadden zij zelfs geen tijd om te eten.
Zij vertrokken dus in de boot naar een eenzame plaats
om alleen te zijn.
Maar velen zagen hen gaan en begrepen waar Hij heenging;
uit al de steden kwamen mensen te voet daarheen
en ze waren er nog eerder dan zij.
Toen Jezus aan land ging
zag Hij dan ook een grote menigte.
Hij voelde medelijden met hen,
want zij waren als schapen zonder herder;
en Hij begon uitvoerig te onderrichten.

 

Beste vrienden

Er gebeurt verschrikkelijk veel in de wereld op dit moment. In Amerika hadden veel mensen hun hoop gesteld op president Biden, dat die het land en de wereld zou gaan redden. Een ervaren man met stevige  schouders! En dan opeens – want een maand geleden was daarover spreken nog taboe – ligt de werkelijkheid op tafel.

Het is niet meer te ontkennen. Hij lijkt niet meer die beschermer waar mensen zo`n behoefte aan hebben. En nu voel je als het ware zo`n koude wind door de wereld gaan. Mensen voelen onzekerheid, een beetje ontzetting. Wat nu? Wie beschermt ons nu?

In de kerk zijn we ook weer opgeschrikt, al weet ik niet of u er iets van meegekregen heeft, van Abbé Pierre een hele bekende Franse priester. Een echte held. Grootse dingen gedaan. Absoluut! Hij werd zo bewonderd, dat er zelfs gepraat werd over een zaligverklaring!

Daar wordt nu toch onderzoek naar gedaan, naar Abbé Pierre, want misschien was niet alles in de haak. Met zijn zuiverheid. De schok is groot. Het is een nationale held in Frankrijk! De grote held valt neer, het beeld spat uiteen. Iemand die zó goed was, zó spiritueel, zo betrokken bij de mensen, zó inspirerend…  Hoe zou zo iemand kunnen vallen? We gaan het horen. Het onderzoek loopt. Maar de ontzetting is groot.

Ontzetting: over mensen die om wat voor reden ook niet zijn wat we er van hoopten. Dat is een diepe, belangrijke emotie. Ontzetting. En wat vertelt die emotie ons? Dát is de belangrijke vraag. Emoties zijn namelijk altijd intelligente gemoedsbewegingen. Ze vertellen ons iets!  Iets over de wereld maar nog meer over ons zelf. Over wie wij zijn als mens. Wat we belangrijk vinden, waar we op hopen. Ze zijn soms slimmer dan wijzelf, want het hart kent geen uitvluchten, geen excuusjes, geen theorieën waarmee het alles wegverklaren kan.

Het hart voelt wat het voelt.

Zijn we boos? Dat zegt iets over ons. Over wat wij als eerlijk ervaren en wat niet.

Zijn we jaloers? Nog beter, dat zegt iets over wat wij écht ten diepste willen. Of we dat hardop durven zeggen of niet. Voorbij alle praatjes of sociaal wenselijk geklets.

Zijn we ontzet… Dan zegt dat iets over onze behoefte aangaande andere mensen! We hebben het nodig dat er mensen aan wie wij ons kunnen optrekken, die ons op één of andere manier kunnen beschermen. Voor ons in kunnen staan… Totdat ze dat niet doen. En dan slaat ons de angst ons om het hart!

Maar nooit voor lang, want in recordtempo wordt het oude afgeschreven. Niemand kan zich nog herinneren enthousiast meegelopen te hebben of iemand mee het schild op te hebben getild of mee te hebben gedragen!

En is het oude van het schild geworpen, zo rennen we daarna rondjes om iemand anders leider over ons te maken: (Ja, iemand zal zijn broer uit het huis van zijn vader vastgrijpen [met de woorden]: “Jij hebt nog een mantel! Word leider over ons en neem deze puinhoop onder je hoede!” (Jesaja 3:6)

Leiders staan nooit op zichzelf, ze kunnen er zijn omdat anderen hen volgen. Omdat anderen hun behoeften, tekorten, angsten op hen projecteren. De volgeling maakt de leider of werkt minstens met hem mee. Je kan alle bevoegdheden hebben die je wil, als niemand naar je luistert, dan ben en blijf je een lege huls, ook al zit je op een gouden troon! Dat legt ons ook een verantwoordelijkheid op. Daar gaan we het deze vandaag over hebben.

Voor leidende mensen, mensen die beschermen, mensen die voor een ander instaan, of échte leraars aan wie anderen zich kunnen optrekken, is een woord voor in de Bijbel. Die noemen we herders. Dat kan van alles zijn. Koningen zijn ook "herders" in de Bijbel.

En herders, leiders, voorbeelden, daar hebben we een enorme behoefte aan. Binnen en buiten de kerk! Dat is deels terecht. Die hebben we inderdaad nodig. Maar elk gezond menselijk gevoel kan verwrongen raken. Of beter raakt verwrongen. Dat is een zekerheid dat dat gebeurt.

Dat zien we ook terug in de Bijbel: want de Bijbel is een boek met grote  realiteitszin. Het eerste wat we horen van die herders, in de OT-lezing, Jeremia 23,1-6 dat ze werkelijk een recept voor teleurstelling kunnen zijn.

Wee de herders, door wie de schapen van mijn kudde
omkomen en verloren lopen – godsspraak van de Heer -,
Daarom zegt de Heer, Israëls God, tot de herders
die mijn volk weiden:
Door uw schuld zijn mijn schapen verloren gelopen
en uiteen gedreven; ge hebt er niet op gelet.
Maar ik let wel op u om al uw misdaden!

Herder is een riskant beroep! Die mantel pak je niet zomaar lichtzinnig aan! Maar hoe kunnen we dat herdersschap, dat leiderschap wél beleven in de kerk? Voorbeelden van hoe het mis gaat te over, maar hoe moet het wel?

In het Evangelie horen we een verhaal over Jezus. Het is het vervolg van het verhaal van vorige week (ik blijf het zeggen, u moet elke week komen! Want het is met het Evangelie als met Netflix, je slaat een aflevering over en je denkt: wat is er nu weer gebeurd?)

De leerlingen werden vorige week twee aan twee uitgezonden in de ommelanden om wonderen te doen, duivels uit te drijven, mensen te genezen. Tekenen van macht over het kwaad te doen. Maar heel belangrijk: ze doen dat niet uit zichzelf. Vorige week lazen ze: ze gaan twee aan twee: dat betekent: ze zijn getuigen. In het Joodse recht breng je getuigenis altijd met zijn tweeën. Ze verkondigen zichzelf niet, maar treden op namens Jezus. (zie ook 1 Korinthen 3:3-11)

Vandaag horen we het vervolg daarop. Twee aan twee komen ze terug bij Jezus en brengen hem verslag uit, getuigenis, over wat zij in zijn naam gedaan hebben. Ze hebben fantastische dingen gedaan, grote resultaten behaald. Maar dat gaat allemaal terug naar Jezus. Het gaat niet om hen.

Leiderschap in de kerk, of dit nu een officiële positie is, of een meer informele positie die je kan hebben, is altijd te leen. Het is niet van jou. Het is van de Heer, je oefent het uit voor de kerk en de wereld als geheel en heb je je functie uitgeoefend dan breng je verslag uit aan degene die je gezonden heeft.

En daarna, heb je dat gedaan, zie je weer naar Jezus zelf die naar de mensen toegaat die Hem opwachten, en hij is bewogen door medelijden. Jezus is zuiver in zijn intenties. Hij is niet op zoek naar waar het meeste voordeel ligt, maar naar wat hij het beste geven kan. Nu, in dit geval, vandaag, onderricht. Maar ook op Hem worden zaken geprojecteerd die niet bij Hem horen. Daar horen we volgende week over als het volk hem tot koning wil kronen. Dan is Jezus’ antwoord een resoluut neen. Maar daarover volgende week meer. Terug naar het hier en nu.

Zuiver zijn in je intenties houdt dus ook zelfkennis in. Het betekent ook grenzen stellen in wat mensen bij jou kunnen en mogen neerleggen. Je moet zekerheid hebben over wat je gaat doen, en wat je niet gaat doen. Waar je roeping toe dient, en waar je roeping niet toe dient. Je kan nog eens experimenteren met het een of ander, je moet ook dingen uitproberen, maar je mag je niet laten meesleuren door je eigen machtsfantasieën óf de projecties en verwachtingen van anderen.

Want het is een harde wet van het samenleven dat degenen die het luidst worden binnengehaald als “redder” en “verlosser” óók als eerste weer buitengeworpen wordt als die verwachtingen van de mensen worden ontmaskerd voor wat ze zijn: plakkerige koortsdromen die niks hebben uitstaan met Gods plan voor de wereld.

Dat het losgeslagen volk dan ook wat later met 130 per uur van “Hosanna” naar “Kruisigt Hem!” schiet hoeft dan ook niet te verbazen. In beide gevallen denk je dat Hosanna! en Kruisigt Hem! iets over de ánder zegt, maar het is ten diepste schaduw uit het eigen hart, de eigen pijn de eigen angst die uitgeschreeuwd moet worden.

Zo welbeschouwd kunnen we ook zien hoe Jezus zijn medelijden bleef houden, ook aan het kruis. Hoe hij neerkeek van het kruis, denkend: arm volk….zo op drift! Vader, vergeef ze. Ze weten niet wat ze doen.

Samenvattend. Als dingen niet goed gaan. Als leiders falen, wat ze doen, dan hebben we ook samen een verantwoordelijkheid. De leiders als eersten want zij hebben de meeste bevoegdheden en de meeste verantwoordelijkheid. Zij moeten zich elke keer opnieuw afvragen waar ze mee bezig zijn. Of ze hun taak – die ze te leen hebben – nog goed voor zich zien dan wel zijn gaan geloven dat die betrekkelijke macht hen toekomt. We hebben alles te leen, brengen we het wel terug bij de Leenheer? Bij Jezus?

Maar ook, ten tweede, het is de volgeling die de leider maakt! Wie heffen wij op een schild? Wie maken wij tot idool? Zien we wel dat we dat doen? Zijn onze verwachtingen op orde? Als we wonderen verwachten, ja, dan zal het leven áltijd een teleurstelling zijn!

Hoeveel “Grote Beloftes” hebben we al niet te pletter zien lopen in de kerk? Als je mensen tot brandpunt maakt van jouw eigen kolkende gevoelens, dan gebeuren er ongelukken. Zelfs (of misschien: juist) wanneer die persoon écht bovengemiddeld is!

Blijven we over en weer zuiver in onze intenties? Zijn we wel bewogen door de juiste gevoelens? Niet door angst, wellust of ambitie, maar bewogenheid? En dat kan alleen vanuit een zelfkennis die met de jaren komt. Weten wie je bent, waar je kracht ligt, waar je zwaktes, en ook waardoor je verleid zou kunnen raken.

Jezus kan zijn taak pas op zich nemen nadat hij door de verleidingen in de woestijn gegaan is. Eerder niet. Jezus wordt niet als Übermensch of halfgod geboren. Hij mag als mens op-groeien, leren. Fouten maken. En wij moeten dat ook. Als mensen. Als kerk. Werkend uit de opdracht die de Heer ons gegeven heeft, voortgedreven door betrokkenheid, altijd bewogen door de nood van de ander.

Amen.

 

 

Saturday, 13 July 2024

Opening expositie Nemo Ezendam

 





Vandaag had ik de eer de expositie van het nieuwste werk van Nemo Ezendam te openen in Dorpsacademie Mus & Muzen in Wilnis. Daarbij sprak ik het volgende openingswoord uit:  

Beste Nemo, beste Jenneke en beste vrienden.

Een eer voor mij om wat te mogen zeggen ter gelegenheid van de opening van je expositie. Wij zijn allen heel benieuwd te zien waar je de afgelopen tijd aan gewerkt hebt. We kennen elkaar al wat langer, en ik ben trots te mogen zeggen dat ik ook een werk van jou aan mijn muur heb hangen. Het raakte me direct, zoals meer van jouw werk.

Kort gezegd, jij schrikt er niet voor terug de somtijds onbegrijpelijkheid van de werkelijkheid, te proberen weer te geven. Want we vermoeden wel dat onze dagelijkse werkelijkheid in drie dimensies en alles wat we kunnen zien en horen en waarnemen, dat dat maar het topje van de ijsberg is. Net zoals ons rationele bewustzijn maar een vlotje is op de diepe zee, zo is onze waarneembare werkelijkheid ook een beetje dat. Het hier en nu is niet de volheid van het bestaan.

Grote schok, voor veel mensen. Maar nu is het zo, de meeste mensen zitten tevreden op hun vlotje. Ze kijken hooguit eens af en toe naar een wolk, of steken eens een hengeltje uit in die zee. “Lekker bezig”, denken ze dan. En dat is het. Dat is geen verwijt verder van mijn kant. De diepte insteken is gewoon niet voor iedereen weggelegd. Het heeft dan ook een prijs. Er moet veel met je gebeuren voordat je er mee in contact kan komen en voordat je woorden en beelden vindt, in, door en over die diepte. Laat staan de grond van die diepte. Niet iedereen kan dat.

Zo ook kan niet iedereen kunstenaar zijn. Als kunstenaar kan (en moet) veel leren, en veel is leerbaar. Maar die bijzondere antenne moet ergens al in je zitten. En op die signalen horen, is een stevige opdracht.

Jij hebt het gehad over je ziekte. Die heeft daar ook mee van doen. Je moet diep gaan om diep te komen en dan vanuit uit die onmetelijke diepte iets mee te nemen om ons te laten zien. Minstens omdat er niet zo iets bestaat als onverdiende wijsheid.

Toen wij samen de opening had je het over een verhaal in de Bijbel (een boek met veel beelden en grote diepten waar je niet zonder gevolgen in afsteekt) , en je noemde tekst die je bijzonder raakte. En het was dan ook weer een bijzondere keuze die je maakte. Genesis 26. Ik was er niet opgekomen. Ook niet echt één verhaal, het is een meanderende serie overleveringen over Izaäk, één van de patriarchen van het Joodse volk. Daar stond iets in wat mij trof.

Sowieso in het OT, namen  van mensen en plekken hebben altijd betekenis. Ze zeggen soms letterlijk wie je bent, of welke opdracht je krijgt. Een beetje zoals bij jou, Nemo: de avonturier die afsteekt in de diepte! Je gaat ons laten zien wat je daar allemaal vond.

Nu. Izaäk betekent “hij zal lachen”. Dat is een mooie belofte, want het leven van Izaäk gaat niet altijd over rozen. Leest u vooral in Genesis wat er allemaal gebeurt. Dat is echt wild.

In Genesis 26 spitst de onrust zich toe rond een verhaal van drie bronnen. Het zijn allemaal verhalen uit nomadische tijden, oeroud, misschien wel drieduizend jaar. Izaäk is op zoek naar een plek waar hij leven kan en hij reist met zijn mensen door het land zoekt oude en nieuwe plekken op en als je het ergens ziet zitten, dan graaf je een put, op zoek naar bronnen. Water, belangrijk.

Maar vaker dan niet komt er iemand langs en die zegt, ho ho die put is van mij. Gij moogt hier niet komen. Of er is andere herres. Putten trekken ook van alles aan en dat is niet alleen maar goed.  

De eerste bron noemt zich Esek: bron van twist, daar is alleen maar ruzie. Weg van daar.

De tweede bron, noemt zich Sitna: klaagput (zelfde wortel als satan: aanklager). Dat wordt `m ook niet.

De derde bron: Rehobot: De wijde ruimte, vrije ruimte, een plek waar je vrij kan ademen.

Pas dan komt er vrede. Vrede in Izaäk, vrede om hem heen. En dán pas na al die onrust krijgt Izaäk krijgt zijn openbaring van God. En ook weer, typisch OT, dat gebeurt ’s nachts. Je krijgt contact met de bodem van die eindeloze diepte. Maar je moet niet denken dat je daar zomaar beeld bij krijgt. Die openbaring, is voorbij beelden. Die beelden, die moet je dus zelf maken. Maar dat kun je pas in die wijde ruimte, nadat je door een berg twist en geklaag gegaan bent. Er is geen onverdiende wijsheid.

En ik hoop dat dat ook voor jou zo is Nemo. Je bent afgestoken in de diepte. En dat ging gepaard met twist en moeilijkheden. Maar je neemt van alles uit die diepte mee. En dat is fascinerend om te zien. Het laat ons niet los. En ik ben zo benieuwd naar wat er allemaal nog meer uit je gaat komen. Wat je ons nog meer zult laten zien. Het is nog steeds maar een begin.

Maar voordat we praten over de toekomst vieren we het hier en het nu. De plek waar we vredig  samen zijn in een wijde, vrije ruimte. Waar wij gaan ervaren wat jij gemaakt hebt.

En daarmee open ik deze expositie. Geniet ervan.