Amos 7:12-15 (cursieve tekst valt buiten de selectie in het leesrooster maar binnen de narratieve eenheid)
Toen stuurde Amasja, de priester van Betel, aan Jerobeam, koning van Israël, deze boodschap: 'Binnen uw eigen Israël smeedt Amos een komplot tegen u; het land is tegen al die dreigementen van hem niet bestand. Want hij, Amos, zegt: 'Jerobeam zal sterven door het zwaard en Israël wordt van zijn eigen grond verbannen.'
(In die tijd)
zei Amasja […] tot Amos:
“Ziener, u moet maken dat u wegkomt!
“Verdwijn naar Juda
en verdien daar uw brood maar met profeteren!
Hier in Betel mag u niet meer profeteren
want dit heiligdom is van de koning
en dit gebouw van het rijk.”
Amos gaf Amasja ten antwoord:
“Ik ben geen profeet of lid van een profetengilde,
ik ben veehoeder en vijgenkweker.
Maar de Heer heeft mij achter mijn beesten weggehaald
en het is de Heer die mij gezegd heeft:
Trek als profeet naar mijn volk Israël.”
Maar zo spreekt Jahwe: Uw vrouw zal in deze stad ontucht plegen [letterlijk: “zal een hoer zijn”] uw zonen en dochters zullen omkomen door het zwaard, uw eigen grond zal met het meetsnoer verkaveld worden; zelf zult gij op onreine grond moeten sterven en Israël wordt van zijn eigen grond verbannen.'
Mc 6:7-13
In die tijd
riep Jezus de twaalf bij zich en begon hun twee aan twee uit te zenden.
Hij gaf hun macht over de onreine geesten
en verbood hun
iets anders mee te nemen voor onderweg dan alleen een stok:
geen voedsel, geen reiszak, geen kopergeld in hun gordel.
“Wel moogt ge sandalen dragen,
maar trekt geen dubbele kleding aan.”
Hij zei verder:
“Als ge ergens een huis binnengaat,
blijft daar tot ge weer afreist.
En is er een plaats waar men u niet ontvangt
en niet naar u luistert,
gaat daar dan weg
en schudt het stof van uw voeten als een getuigenis tegen hen.”
Zij vertrokken om te prediken dat men zich moest bekeren.
Zij dreven veel duivels uit,
zalfden veel zieken met olie en genazen hen.
Beste vrienden,
We horen vandaag zoals op vele andere zondagen meerdere verhalen. Één uit het Oude Testament en één uit het Evangelie.
Zoals wel vaker is er flink in geknipt. Vandaag in de tekst uit Amos uit het krijgen we maar een klein hapje van het grotere verhaal. Het voorstuk en eindstuk zijn weggelaten. Het zijn héle pittige oordeelsteksten! Het land van Israël en het huis van koning Jerobeam worden de wacht aangezegd. Als ze niet tot bekering komen, niet willen doen wat God zegt dan loopt het erg verkeerd af. Hoe verkeerd? Laat ik het zo zeggen, zelfs in de vertaling kwebbelt de weggelaten tekst er een beetje omheen. Het Hebreeuws is daarentegen heel direct. Dat zijn wij niet gewend.
Zoals wel vaker op zondagen volgen de Evangelieverhalen elkaar ook op. Ze horen bij elkaar. Jezus is net in Nazareth geweest, daar hebben we vorige over gehoord, wat voor akelige, disfunctionele plek Nazareth was. Jezus kon daar niks doen, want hij was er niet welkom. Toen ging hij maar naar de andere plekken.
Een profeet is niet welkom in zijn vadersstad. Zo zei Jezus het de laatste keer. Maar de waarheid is zoals wel vaker nog wat scherper. Profeten zijn op véél plekken niet zo welkom.
Vandaag horen we over Amos die naar Betel gaat om te profeteren. Want Betel daar gaat het niet volgens plan. De koning aldaar, het heiligdom. Dat zit op het verkeerde pad. Betel is óók een akelige disfunctionele plek.
Het is een arrogante religieuze hoofdstad waar macht en geloof samenvallen. De koningen van het Noordrijk Israël hebben de religieuze banden met de Tempel in Jeruzalem doorgesneden. Nu bepaalt de Koning wat het échte geloof is en wat niet. God mag zich er niet teveel mee bemoeien. En Amos ook niet, want dat is een buitenlander, althans volgens de priester van Betel.
Betel is een beetje zoals Moskou. Daar bepaalt de dictator wie de Patriarch mag zijn, en de Patriarch preekt over dat je moet vechten voor de dictator. En als je je wilt voleten met dikbelegd kerkenbrood, moet je het lied van de dictator zingen. En wie een ander lied zingt, valt uit een glas-in-lood-raam.
Betel is een boze plek. En kwade wegen inslaan, dat gaat altijd verkeerd. Het kwaad draagt de zaden van de eigen vernietiging in zich. Je kan wel steeds ruimte geven aan wat verkeerd is, maar het loopt altijd verkeerd af. Daarom stuurt God door heel de Bijbel heen profeten. Dat is niet om mensen te pesten, maar om mensen te waarschuwen. Als je dít blijft doen in je eentje, met je groepje, met je dorp of stad of zelfs met je hele land, dan komt dat bij je terug! Het kan niet anders! Je kan de werkelijkheid lang negeren, maar de consequenties van dat negeren komen écht op je bord.
Als je verdeeldheid zaait uit eigenbelang, de zonde van koning Jerobeam, dan krijg je ook niet datgene wat je uit eigenbelang dacht te redden. Je gezin, je familie, je eigendom en zelfs je hele land gaan dan door het putje. Een profeet komt dus niet om je te bestraffen! Hij hoopt juist de slechte uitkomst te voorkomen, voordat het te laat is! Maar dan moet je wel luisteren. Want als je dat niet doet gebeurt het alsnog! Je kan de profeet wel wegsturen, maar de profetie niet!
Een profeet spreekt nu eenmaal niet vanuit zichzelf. Hij schrijft geen column met alleen maar zijn eigen mening erin, waar je dan voor of tegen kan zijn! Hij brengt het woord van iemand anders. En wat zegt dat woord: je kan geen welzijn en welvaart vinden als je blijft volharden op een doodlopende weg. Dan raak je álles kwijt, zelfs je band met God, want in het Oude Testament zit God vast aan het land. Raak je je land kwijt en je gemeenschap kwijt, dan ben je ook God kwijt.
In het Evangelie horen we van Jezus. Hij is zojuist onverrichter zake vertrokken uit Nazareth, daarna de dorpen daaromheen ingegaan en nu breidt hij de missie uit. Maar wat is die missie? Die missie lijkt een beetje op die van de profeten. Ja, hij doet wonderen, maar die doet hij om mensen op te roepen tot bekering!
Ze moeten het kwaad loslaten! Niet zoals bij Amos om hun welzijn, welvaart en land te redden, en via die dingen hun band met God, maar om de nieuwe toekomst met Jezus aan te gaan.
Het OT zegt met zoveel woorden: om het goed te hebben moet je ook goed doen. Het Evangelie zet het wat scherper. Je moet de oude mens afleggen, zonde neerleggen om de nieuwe werkelijkheid van God aan te gaan. Je mag komen zoals je bent, maar je kan niet blijven wie je bent!
Bekeer je: keer je om naar wie je wèl moet zijn door Jezus de Messias, want het nieuwe Koninkrijk komt er aan!
Bij het brengen van die boodschap komt wel wat kijken. De leerlingen worden niet onvoorbereid op pad gestuurd.
Allereerst: ze gaan twee aan twee:
Er wordt wel eens gezegd, met deze tekst in de hand, dat priesters altijd met hun tweeën moeten zijn of bij elkaar in huis moeten wonen. Los van of dat een goed idee is of niet, daar gaat deze tekst helemaal niet over. Dit woord van Jezus gaat aan de kerk vooraf. Het gaat om het uitzenden van leerlingen met één hele specifieke taak: oproepen tot bekering in naam van Jezus de Messias, De leerlingen gaan niet als Paulus of de andere apostelen op reis om gemeenschappen te stichten. Ze zitten in een andere rol.
Ze worden verder met hun tweeën gestuurd omdat ze getuigen zijn. In het Joodse recht geldt het getuigenis van twee getuigen. Ze getuigen van Jezus, hun getuigenis wordt met kracht onderstreept door wonderen en zij kunnen getuigen of er wel of geen bekering in de gemeenschap plaatsvindt.
Ze reizen met zo min mogelijk ballast, zonder zaken die je kunnen afleiden. We moeten hier geen oproep tot bezitsloosheid in teruglezen. Daar gaat het niet in de eerste plaats om. Maar je moet ook niet kromgebogen gaan onder de welvaart. Dat geeft het verkeerde voorbeeld en is verder onpraktisch: profeten liggen onder een vergrootglas, en niet geheel ten onrechte. Amos wordt er al (vals) van beschuldigd door de profiteur Amasja dat dat hij (ook!) goed verdient aan zijn prediking.
En er waren ook in de tijd van Jezus nogal wat rondreizende predikers en wonderdoeners die een renderend handeltje hadden! Maar dan ben je ook een rijke buit voor rovers! Beter is het om weinig mee te hebben en te leven van gastvrijheid. Dat was heel normaal voor reizigers in die tijd.
Zelfs dan nog mochten ze een stok mee, om je mee te kunnen verdedigen. Je moet wel goed zijn, maar niet gek! Uit alles spreekt dat ze haast hebben. Ze mogen geen onnodige tijd verliezen. Ook niet op het politiebureau, of in het ziekenhuis.
Ze mogen óók geen tijd verliezen op plekken waar niks te halen valt! Ook dat is anders dan wat de kerk later zal (en moet) doen. De kerk kan, wil en moet lang blijven op plekken waar zo op het oog weinig te halen valt. Eeuwenlang als het moet, als er maar twee of drie bijeen komen in Zijn naam is het goed. Maar deze leerlingen moeten het op dit moment anders doen. Blijven plakken tussen de verharde harten doet niets goeds. Beter dan om verder te gaan.
Maar de leerlingen laten weggaan is niet zonder gevolgen. Want de leerlingen niet opvangen betekent maar één ding: dat je verhard bent in het kwaad. Dan moeten de leerlingen ook het stof van hun schoenen schudden, als getuigenis tegen hen. Weer een getuigenis, ze zijn met hun tweeën!
Het stof van je schoenen schudden deed je in de Bijbelse tijd als je op onreine plekken was geweest, of bij de ongelovigen – die waren ook onrein. Als iemand het stof van zijn schoenen schud nadat die bij jou in de buurt geweest is, dan is dat geen fijne boodschap. Dat is een hard oordeel dat over je uitgesproken wordt! Dat betekent dat je jezelf buiten het Verbond geplaatst hebt, onrein geworden bent! Dat je je rol als Verbondskind niet waarmaakte! En het Verbond gaat wel verder, maar als je niet uitkijkt zonder jou. Als je in het kwaad blijft hangen kom je niet bij Jezus uit. God vergeeft, zijn deur staat open. Maar jij moet wel door die deur heen! Vergeving, als liefde, kan niet afgedwongen worden. Er moet iets van twee kanten komen. En elke stap heeft consequenties.
Gelukkig lezen we ook aan het einde dat ze veel zieken genezen, dat betekent dus dat ze veel geloof vinden. Ze hebben dus hopelijk niet teveel moeten stofkloppen!
Hoe het ook
gaat: als we worden aangesproken moeten we ook veranderen. Niet alles kan
hetzelfde blijven. En het harde feit is dat we niet eindeloos veel tijd hebben
om het anders te doen, om het beter te doen. Daar praten we niet altijd graag
over in de Kerk, zelfs in de manier waarop we onze Bijbel vertalen en ons Leesrooster
samenstellen voel je die ongemakkelijkheid. De boodschap van de samenleving is
al gauw “ik ben ok, jij bent ok”. Maar wij zijn niet per se ok. Waren wij altijd ok, hadden
we de Bijbel niet nodig, hadden we Jezus ook niet nodig. Wij zijn niet ok. Maar
het kan anders! We hoeven niet te blijven wie we zijn! Met God kan er veel veranderen!
Verhalen over Nazareth, over Bethel, over de profeet Amos en de priester Amasja. Het verhaal over de leerlingen die twee aan twee worden uitgezonden, willen ons iets belangrijks vertellen. Al die mensen en al die plekken, zijn geen mensen en plekken van ver weg. Het zijn ook geestelijke realiteiten. Nazareth en Betel bestaan ook in ons. Het dorp waar twee leerlingen van Jezus tegenkomen bestaat ook in ons. Wij zijn dat dorp. Wij moeten antwoord geven.
Er zal altijd iets in ons zijn dat de deur dicht wil houden. Dat nee wil zeggen … Nee… niet daar het licht op werpen. Dat komt te dichtbij. Iets in ons wil wel van de Bijbel horen of een opwekkende boodschap krijgen. Maar we zetten soms ook te makkelijk de schaar er in zet als het confronterend dreigt te worden.
Mijn docent exegese, Dr. Gouw, waarschuwde daar ook altijd voor. "Kijk uit", zei hij, "dat je altijd preekt uit de Bijbel, en dat je niet preekt uit de vertaling" (want wie zegt dat die altijd klopt) "of uit het leesrooster" (die altijd selecties maakt, dingen weglaat soms), "of uit het commentaar" (wat ook altijd maar een interpretatie is). Je moet niet preken uit die dingen, je moet preken uit de Bijbel. En in die Bijbel zit zuur en zoet. We kunnen niet zeggen: ik eet het zoet lekker op en het zuur laat ik liggen.
Het één kan echt niet zonder het ander. We mogen naar heel veel uitzien: genade, vergeving, een nieuwe toekomst bij God – niet alleen later maar ook nu al. Maar dat vraagt ook dingen. Oude zekerheden achterlaten als ze geen doel meer dienen, en zeker als ze zelfs uitgesproken slecht voor je zijn. Elke dag dat we optrekken met God moet, nee, zál het ons wat veranderen, zál er iets van ons afgeschaafd worden, hoe onmerkbaar klein het ook is.
Willen we ons laten raken, willen we het anders doen, laten we dan vooral de deur van ons hart gastvrij openstellen voor God. Hij heeft geen haast. Hij loopt niet voorbij. Hij wil alle tijd voor ons nemen. Hou die deur dan open.
Amen.