Broeders en
zusters in Christus
Gisteravond,
op kerstnacht, hoorden we het bekende geboorteverhaal uit het Lucasevangelie.
Het was het verhaal van kleine mensen, in het verborgene. Het verhaal van de
mens Jezus die geboren wordt in een armoedige stal ergens buiten Betlehem.
Vandaag horen
wij wie dat kleine kind éigenlijk is en de Bijbel gebruikt daar verbluffende
woorden voor. De inleiding van het evangelie van Johannes , wat we zojuist
gehoord hebben lijkt eigenlijk nog het meest op een gedicht: het probeert in
taal te vangen wat eigenlijk niet meer door ons te begrijpen is.
Hadden we
het gisteravond over Jezus als klein en kwetsbaar mens, zo gaan de lezingen van
vandaag over de Zoon van God, die van eeuwigheid bestond. Die er altijd is
geweest, als Woord van God, en dat hij als Woord uitgesproken is door God,
zodat wij Hem mogen leren kennen. En hij is als Zoon van David aangewezen als
Koning. Koning van het Joodse volk, maar ook als meer dan dat: koning van alle
mensen.
Als u zegt:
dat gaat mij wat boven de pet. Dan geef ik u helemaal gelijk: dat gaat ons
allemaal boven de pet. Maar daarom is het niet minder waar. Hij gaat onze
voorstellingen te boven, en hij gaat onze verwachtingen te boven. En dat is al
nogal wat. We beginnen dus, met wat we allemaal niet weten.
Als iemand
dus zegt: ik heb het helemaal uitgevogeld, over Jezus. Ik heb hier een hokje,
en daar past Jezus precies in – nou, dan mag u het van mij aannemen. Die
persoon heeft vast niet het laatste woord, en hij zal ook niet de laatste zijn
die zal proberen het laatste woord te hebben. Maar met Jezus optrekken betekent
ook: op avontuur gaan : er is altijd meer.
Maar het
omgekeerde: Jezus als het ware willen dwingen mee te doen met jóuw avontuur is
veel ouder. Dat zien we al in de tijd van Jezus zelf:
Er waren
mensen die zeiden. Dat is heel mooi, dat Jezus koning is, dat kunnen we wel
gebruiken, een sterke man die orde op zaken gaat stellen, er voor gaat zorgen
dat de treinen weer op tijd rijden en die Romeinen ons land uit gaat gooien. Dan
is het land Israël weer van ons.
Ook lezen
dat hij, als Hij de vijfduizend mensen heeft gevoed met brood en vissen het
volk Hem tot koning wil kronen. Jezus wijst hen dan scherp terecht. Hij is niet
gekomen om Israël weer groot te maken, hij is niet gekomen om een basisinkomen
in te voeren. En zo denken mensen nog steeds:
Ik werd laatst gebeld door mensen die geloven dat we van Jezus allemaal
vegetariër moeten worden. Ze deden heel goed hun best om mij daarvan te
overtuigen. Ja. Die mensen zijn er ook.
Maar Jezus
is niet gekomen om aan onze verwachtingen te voldoen. Want hij is eindeloos
groter dan onze verwachtingen. Jezus is niet op aarde gekomen voor al die
kleine dingen, maar om één heel groot ding.
Om, in de
woorden van het Evangelie van Johannes: “Aan allen die Hem aanvaardden, aan hen
die in zijn Naam geloven, het vermogen [te geven] om kinderen van God te
worden”. En dat is waar het écht om gaat.
De zoon van
God is mens geworden zodat alle mensen kinderen van God kunnen worden. Zo staat
dat het in het Evangelie. Wij kunnen alleen maar kind van God worden, wij kunnen dat alleen maar zijn, omdat de Zoon van God een
mensenkind geworden is.
Er heeft een
soort goddelijke ruil plaatsgevonden. God wordt mens, zodat wij bij God kunnen
komen. Er is geen andere weg. Er is geen sluiproute naar God. Je kan niet zelf
zeggen – ik maak contact met God, maar alleen op mijn eigen voorwaarden, en
door mijn eigen inzet. God moet eerst naar ons komen om die éne weg aan te
leggen.
Maar het
mooie is, als God mens geworden is in Jezus Christus, dan kunnen wij ook andere mensen herkennen als kinderen van
God. Als kinderen van de Ene Vader, waar God van houdt.
Dan leren we
ook kijken met de ogen van God, naar andere mensen. Want kind van God zijn
betekent ook dat je met méér dan mensenogen naar andere mensen kan kijken. En
dan zie je misschien de dingen die er echt toe doen. Niet het uiterlijk, maar
het hart van mensen, met al hun hoop en pijn, hun moeilijkheden en hun geluk.
Een kennis
van mij vertelde over haar moeder die in een joods bejaardenhuis woonde. Daar
was een dienst geweest en toen haar moeder over die dienst vertelde vroeg ze
wie de dienst geleid had. Nu was haar moeder er even niet meer zeker van welke
titel de voorganger nou toekwam, of dat nu een rabbijn was, of een chazzan of
een shaliach, je hebt nogal wat titels waar je uit kiezen kan, en ze zei: “de
messias”
Ja. Daar zit
wel een kern van waarheid in. Waar we ook zijn, en wie we ook ontmoeten, we
kunnen de Messias, we kunnen Jezus Christus herkennen in andere mensen. Daar
kun je je ook in oefenen, om mensen zo te leren zien.
Als iemand
aanklopt bij kloosters, om onderdak. Om als gast een paar dagen te blijven, dan
worden ze door de abt ontvangen. En in de regel van Benedictus staat – in het
hoofdstuk over de gasten – wel drie keer dat
als je een gast krijgt, dat die ontvangen moet worden alsof je Christus zelf
ontvangt, dat een gast, iemand die je niet kent, Christus tegenwoordig stelt. Niet één keer. Niet zomaar. Maar tot drie keer
toe. Dan weet je zeker dat het belangrijk is!
Er staat
zelfs dat de abt en de monniken zich moeten buigen voor gasten, in alle
nederigheid. Omdat, zo zegt de Regel, “we vereren zo Christus, die wij in deze
gasten aanwezig zien”. De regel
herhaalt voor een derde keer dat we in gasten en vreemdelingen Christus zelf
moeten zien, waar het gaat om arme reizigers. Mensen die geen tegenprestatie
kunnen verrichten.
Er staat: “Bij
het ontvangen van de armen en de pelgrims moet men de grootste zorg en
ontferming betrachten. Want juist door hén te ontvangen, ontvangen we Christus.
Voor de rijken is er al ontzag genoeg”, einde citaat. Ja. Dat zeg ik er maar
even bij. Voordat u denkt: “de kapelaan verkondigt allemaal radicale dingen.”.
Dat zeg ik dus niet, dat zegt Benedictus.
Deze woorden
mogen we vandaag meenemen, als opdracht voor het nieuwe jaar. Wanneer u mensen
ontmoet, mensen waar u niet vanzelf ontzag voor zou hebben, mensen die
misschien niet zoveel voor u kunnen betekenen. Probeer dan in die mensen iets
van God te zien. De eerste paar keer zal dat niet vanzelf gaan, maar daarna
wordt dat makkelijker. Als u zich er in blijft oefenen, dan wordt dat tweede
natuur.
Kijk naar
elkaar om, en probeer elkaar te zien met de ogen van Jezus Christus. Dan gaat
het licht van de Ster van Betlehem nooit uit, en elke keer opnieuw lijdt dat
licht ons tot nieuwe mensen waarin we Christus mogen ontmoeten.
Amen.