Preek voor het Hoogfeest van Johannes de Doper – 24 juni
2018
Broeders en zusters in Christus,
Lang geleden, nog in het Paradijs gaf God aan Adam de
opdracht om alle dieren in de wereld een naam te geven. Daarmee leerde Adam een
belangrijke les: als je een naam kan geven aan iets of iemand, dan heb je er
iets over te zeggen.
Daarom mochten de Joden de Naam van God ook niet uitspreken. Dan zou het namelijk wel eens kunnen
lijken alsof zij God in hun zak hadden, alsof zij wel eens zouden kunnen
bepalen waar God zich mee bezig zou moeten houden. Tot op de dag van vandaag
spreken religieuze Joden de naam van God niet uit, om zo hun schroom voor God
uit te drukken.
Als een kind geboren wordt, aangegeven bij de gemeente en –
hopelijk – gedoopt dan krijgt het namen mee. Met het geven van namen, een
bijzondere taak van de ouders, geven ouders ook hun hoop, hun verwachting,
misschien wel hun ambities mee. Met het geven van een naam zeggen ze ook wie ze
zelf zijn, en bewust of onbewust, geven ze uiting aan hun hoop en verwachting
dat hun kind zal zijn zoals zij.
Met Johannes de Doper, wiens geboorte wij vandaag vieren is
dat niet anders. Het verhaal van een geboorte is een wonderverhaal, het lijkt
een beetje op het verhaal van Kerst – en we zijn nu exact een half jaar van
Kerstavond verwijderd.
De geboorte van Johannes wordt aangekondigd door een engel,
en in de aanloop naar de geboorte wordt vader Zacharias met stomheid geslagen. Hij kan er letterlijk niets over zeggen. Dat
euvel wordt in deze evangelielezing verholpen.
De engel gaf Zacharias een bijzondere opdracht mee, het kind
moet een bijzondere naam krijgen. Johannes. De
door God begenadigde. Dat betekent dat.
En het is een naam die ook voor consternatie zorgt: zo heet niemand bij ons! zegt de
familie. Opeens voelen ze dat er hier iets gebeurt waar ze niets over te zeggen hebben. Het is heel goed en mooi dat namen,
deugden, talenten en goede kwaliteiten van generatie op generatie worden
doorgegeven, maar God eist ook dat men plaats maakt voor iets nieuws.
Geen Zacharias jr. dus, maar Johannes.
Geen Zacharias jr. die als priester in de Tempel de offers
zal brengen, hij volgt niet in dat voetspoor, maar slaat een andere loopbaan
in. Ik probeer me maar voor te stellen hoe die keurige priesterlijke familie de
ogen ten hemel opsloeg toen Johannes de woestijn inging, ver weg van alle
mensen, en dan als profeet terugkwam om de gezetenen de oren te wassen met zijn
boodschap van bekering. Ik vraag me af of
al die ooms en tantes er veel van begrepen hadden, van Jantje, hun bijzondere
neefje.
Maar God bewerkt in hem iets nieuws, zoals Elizabeth en
Zacharias ruimte moeten maken voor een nieuwe naam, een nieuw pad.
Zo maakt
Johannes de paden recht voor wie na hem komt: Want wat hij ook doet, hoeveel
hij ook preekt, hoeveel mensen hij ook tot bekering oproept en doopt, hoeveel
leerlingen hij ook om zich heen verzamelt, hij heeft nooit de illusie dat het
werk om hém draait.
Het gaat om wie na hem komt: om Jezus. De weg die Jezus moet gaan wordt in
gereedheid gebracht door Johannes. Ook Jezus krijgt zijn naam van God, een naam
die boven alle namen verheven is (Phillipenzen 2:9)
Zoals Johannes ouders plaats moeten maken voor Gods wil, hun
eigen namen niet op dit kind mogen plakken, zo staat het hele leven van
Johannes in het teken van het plaats-maken voor wie na hem komt.
Het is ontroerend om dan te lezen, in het boek Handelingen
als Johannes zegt ik ben niet degene om
wie het allemaal gaat, Hij is zoveel meer dan ik, nu mijn werk is gedaan is het
aan Hem, niet meer aan mij. De grootste overwinning is ook weten wanneer
het niet meer om jou gaat.
Ook wij zijn geroepen om zo te leven dat wij ruimte maken en
laten voor anderen, ruimte maken en laten voor God en de mensen die Hij om zich
heen roept. We hoeven niet van de mensen die na ons komen te eisen dat ze exact
zijn zoals wij, want zij zijn gemaakt voor een nieuwe tijd.
Tegelijkertijd mogen we ook niet
terugschrikken voor de verantwoordelijkheid de deugden en waarden die wij
meegekregen hebben ook weer door te geven aan de volgende generatie. Nieuwe vruchten
groeien het beste aan bomen met diepe wortels.
En in die levende spanning tussen oud en nieuw, hangt de adem van God die ons meeneemt op zijn gang.
Amen.